Op 5 juli 2013 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen de Vereniging Naturisten Federatie Nederland (verzoekster) en het college van burgemeester en wethouders van Delft (verweerder). Het verzoek van de Naturisten Federatie om de borden met de tekst 'naaktstrand/naaktrecreatie' terug te plaatsen op een strandgedeelte nabij de plas in Delftse Hout is afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de aanwijzing van het naaktstrand door de gemeente Delft uit 1984 is komen te vervallen door de inwerkingtreding van artikel 430a van het Wetboek van Strafrecht, dat naaktrecreatie landelijk regelt. Hierdoor kon de Naturisten Federatie geen bezwaar maken tegen het weghalen van de borden.
De voorzieningenrechter stelde vast dat de gemeenteraad van Delft na de inwerkingtreding van de landelijke wetgeving geen nieuwe aanwijzing heeft gegeven voor een naaktstrand. De politie heeft sindsdien geen handhaving uitgevoerd op het strandje bij de plas in Delftse Hout. De gemeente beschouwt deze plek als ongeschikt voor naaktrecreatie. De rechter merkte op dat de toetsing van de geschiktheid van het strand voor naaktrecreatie afhankelijk is van een oordeel van de strafrechter, die kan oordelen indien het openbaar ministerie overgaat tot strafrechtelijke vervolging.
In de uitspraak werd ook ingegaan op de rol van de Naturisten Federatie als belanghebbende. De rechtbank concludeerde dat de federatie voldoende aannemelijk had gemaakt dat zij een algemeen belang behartigt, maar dat dit niet leidde tot een positieve beslissing op het verzoek om voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wees het verzoek af en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak is openbaar gedaan en er kan geen hoger beroep tegen worden ingesteld.