Uitspraak
Internationale kinderontvoering
Beschikking op het op 27 februari 2013 ingekomen verzoek van:
[de moeder],
[de vader],
Procedure
- het verzoekschrift;
- het aanvullend verzoekschrift;
- het verweerschrift;
- het faxbericht d.d. 21 maart 2013 van de zijde van de moeder;
- het faxbericht d.d. 21 maart 2013 van de zijde van de vader;
- twee faxberichten d.d. 29 maart 2013 met bijlagen van de zijde van de moeder;
- het faxbericht d.d. 2 april 2013 met bijlagen van de zijde van de moeder.
Verzoek en verweer
- twee weken gedurende de meivakantie;
- vier weken gedurende de zomervakantie;
- twee weken gedurende de kerstvakantie,
Feiten
- Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest van [huwelijksdatum] tot [echtscheiding].
- Uit dit huwelijk zijn de volgende thans nog minderjarige kinderen geboren:
- [minderjarige 1], op [geboortedag] te [geboorteplaats], Bosnië;
- [minderjarige 2], op [geboortedag] te [geboorteplaats].
- In de beëdigde Nederlandse volledige vertaling van het echtscheidingsvonnis van de arrondissementsrechtbank te [plaats], Bosnië d.d. 16 april 2009 zijn – voor zover thans relevant – de volgende bepalingen opgenomen:
- Partijen en de minderjarigen woonden van 2001 tot 2003 in Bosnië, van 2003 tot 2007 in Nederland en van 2007 tot 2009 weer in Bosnië.
- In de periode van februari 2009 tot september 2009 verbleven de minderjarigen bij de ouders van de vader in Bosnië, terwijl de vader reeds in Nederland verbleef en de moeder bij haar ouders in Bosnië was ingetrokken.
- De vader staat sinds 10 september 2009 met de minderjarigen ingeschreven op zijn huidige adres te [woonplaats].
- De moeder heeft op 12 augustus 2011 bij de Bosnische Centrale Autoriteit een verzoek ingediend, welk verzoek als zijnde een verzoek tot teruggeleiding is doorgeleid naar de Nederlandse Centrale Autoriteit.
- De vader heeft de Nederlandse nationaliteit en is burger van Bosnië-Herzegovina, de moeder is burger van Bosnië-Herzegovina en de minderjarigen hebben de Nederlandse nationaliteit en zijn burger van Bosnië-Herzegovina.
Beoordeling
kanworden gedaan aan de centrale autoriteit, doch dat dit geen formeel vereiste is. Daarmee komt de rechtbank niet toe aan inhoudelijke beoordeling van de stelling van de vader dat het bij de Bosnische Centrale Autoriteit ingediende verzoek uitsluitend zag op nakoming van een omgangsregeling.
De rechtbank gaat aan dit betoog van de vrouw voorbij. Zij heeft haar stelling dat zij de bedoelde verklaring dan wel instemming onder druk heeft afgelegd, tegenover de betwisting van de man onvoldoende onderbouwd. De enkele verwijzing naar een algemene tekst over de plaats van vrouwen in de leer van de pure islam, acht de rechtbank daartoe onvoldoende. Daarbij komt dat de weergave van de moeder omtrent de gang van zaken rond de echtscheiding die is opgenomen in het formulier “Verzoek voor het naleven van omgangsregeling kind” gevoegd bij de brief van de Bosnische centrale autoriteit d.d. 18 augustus 2011, geen blijkt geeft van uitgevoerde ongeoorloofde druk en dwang bij de afspraken rondom de echtscheiding noch dat de wil van de moeder om daarmee in te stemmen ontbrak. De rechtbank verwijst daarbij naar de passage opgenomen onder “VIII overige opmerkingen”:
“(…) Mijn ex man en ik zijn met elkaar overeengekomen dat we zouden scheiden, en dat hij de zorg voor kinderen op zich zou nemen na de scheiding, omdat hij daarvoor de nodige middelen had. Immers, hij leeft al een lange tijd van de uitkering in Nederland, ook tijdens ons huwelijk en verblijf daar. Omdat ik geen Nederlandse ben, moest ik na de scheiding in Bosnië blijven, waar ik op dit moment niet werk, maar studeer, en dus geen financiële middelen heb om voor mijn kinderen te zorgen. Mijn ex man besloot de kinderen mee naar Nederland te nemen, wat een grote verandering voor ze meebracht. Immers, ze hadden al 3 jaar uitsluitend in Bosnië gewoond, en nu zouden ze naar Nederland vertrekken, zonder mij.