ECLI:NL:RBDHA:2013:7716

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juni 2013
Publicatiedatum
1 juli 2013
Zaaknummer
439205
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg

Op 11 juni 2013 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven inzake de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. Het verzoekschrift, ingediend door het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering namens de Stichting Bureau Jeugdzorg, betreft een minderjarige die geboren is in 1997 en die zich in een problematische situatie bevindt. De minderjarige verblijft feitelijk in een gesloten jeugdzorginstelling en heeft een complexe voorgeschiedenis met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen. De kinderrechter heeft kennisgenomen van verschillende documenten, waaronder verklaringen van gedragswetenschappers en faxberichten van de advocaat van de minderjarige. Tijdens de zitting op 11 juni 2013 zijn de minderjarige, haar advocaat en een pedagogisch medewerker van de instelling aanwezig geweest.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige niet gemotiveerd is voor hulpverlening en dat haar ontwikkeling bedreigd wordt. Ondanks enige vooruitgang in de afgelopen maanden, blijven de zorgen over haar problematiek en netwerk bestaan. De kinderrechter heeft de argumenten van de minderjarige en haar advocaat gehoord, die pleitten voor plaatsing in een open setting. Echter, de kinderrechter oordeelt dat de gesloten plaatsing noodzakelijk is om te voorkomen dat de minderjarige zich aan de zorg onttrekt. De kinderrechter heeft besloten dat de minderjarige tot 29 augustus 2013 in de gesloten jeugdzorg moet blijven, met de mogelijkheid om in de tussentijd te werken aan haar behandeling en toekomst.

De beschikking is gegeven door kinderrechter mr. C.L. Strop en uitgesproken ter openbare terechtzitting. Van deze beschikking kan binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Kinderrechter
Rekestnummer: JE RK 13-712
Zaaknummer: C/09/439205
Datum beschikking: 11 juni 2013

Machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg

Beschikking op het op 18 maart 2013 ingekomen verzoekschrift van:

het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering, uitvoerend namens de Stichting Bureau Jeugdzorg (verder: het LJR),
met betrekking tot de minderjarige:
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats],
kind uit het door overlijden ontbonden huwelijk van:
[mijnheer],
de vader, overleden,
en
[mevrouw],
de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
die het ouderlijk gezag alleen uitoefent.
De minderjarige verblijft feitelijk in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg, te weten [instelling A].

Procedure

De kinderrechter heeft kennisgenomen van:
- het verzoekschrift met bijlagen, waaronder de verklaring van het LJR d.d. 18 maart 2013
dat een situatie als bedoeld in artikel 29c, tweede lid, van de Wet op de Jeugdzorg zich
voordoet, althans het ernstige vermoeden dat bedoelde situatie zich voordoet;
- de instemmingsverklaring d.d. 14 maart 2013 van een gedragswetenschapper als bedoeld
in artikel 29c, vierde lid, van de Wet op de Jeugdzorg, die de jeugdige met het oog daarop
kort tevoren heeft onderzocht;
  • het indicatiebesluit van Bureau Jeugdzorg Gelderland d.d. 14 maart 2013;
  • de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank d.d. 19 maart 2013, waarvan de
inhoud als hier overgenomen dient te worden beschouwd;
- het faxbericht d.d. 6 juni 2013, met bijlagen, van mr. H.A. Schipper, advocaat van de
minderjarige;
- het faxbericht d.d. 7 juni 2013, met bijlagen, van de zijde van het LJR.
Op 11 juni 2013 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank op locatie, te weten in de gesloten jeugdzorginstelling[instelling A], opnieuw met gesloten deuren behandeld. Hierbij zijn verschenen:
[mevrouw A] namens het LJR;
de minderjarige, bijgestaan door haar advocaat mr. H.A. Schipper;
[mevrouw B], als pedagogisch medewerker werkzaam bij [instelling A].

Feiten

De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 18 maart 2013 de Raad voor Rechtsbijstand te Den Haag bevolen een advocaat aan de minderjarige toe te voegen.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 6 augustus 2012 de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd van 29 augustus 2012 tot 29 augustus 2013.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft voorts bij beschikking d.d. 19 maart 2013 aan Bureau Jeugdzorg machtiging verleend de minderjarige te doen opnemen en te doen verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg van 21 maart 2013 tot 19 juni 2013, waarbij de behandeling van het verzoek voor het overige is aangehouden tot deze zitting.
Bureau Jeugdzorg heeft de uitvoering van de maatregelen gemandateerd aan het LJR.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot machtiging de minderjarige te doen opnemen en te doen verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling.
Aan het verzoek ligt ten grondslag dat de ontwikkeling van de minderjarige wordt bedreigd en dat zij niet gemotiveerd is voor hulpverlening en behandeling. De minderjarige heeft een zeer belaste voorgeschiedenis en zij kampt met een complexe persoonlijke problematiek, lijkt getraumatiseerd en is impulsief en grillig in haar gedrag. Het netwerk van de minderjarige is zeer discutabel en risicovol en dit baart het LJR grote zorgen.
Mr. Schipper heeft namens de minderjarige verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

De kinderrechter stelt vast dat de moeder niet bereid is zich te doen horen, zodat toepassing van artikel 29f van de Wet op de Jeugdzorg achterwege kan blijven.
Van de zijde van het LJR is ter terechtzitting meegedeeld dat de minderjarige gedurende de afgelopen drie maanden vooruitgang heeft geboekt, maar dat de zorgen over haar problematiek en netwerk onverminderd aanwezig zijn. Aangegeven is voorts dat het LJR van mening is dat de behandelingen die de minderjarige gaat volgen, zoals EMDR en het afkicken van het blowen, onder de bescherming van de geslotenheid dienen plaats te vinden.
Dit om het slagen van de behandeling te waarborgen. Op dit moment is er, aldus meegedeeld, bovendien onvoldoende duidelijkheid over het vervolgtraject. Het is nog niet duidelijk waar de minderjarige zal willen wonen en wat de mogelijkheden in die omgeving zullen zijn.
Mr. Schipper heeft namens de minderjarige plaatsing in een open setting bepleit. Hierbij is aangegeven dat de minderjarige inmiddels tot het inzicht is gekomen dat zij behandeling nodig heeft en dat zij dus ook gemotiveerd is om deze te volgen. De sterke intrinsieke motivatie van de minderjarige maakt dat zij de bescherming van de beslotenheid niet langer nodig heeft. Ook vanuit een open setting kan zij EMDR en een afkickprogramma voor het blowen volgen. Meegedeeld is voorts dat de minderjarige zich realiseert dat zij het naar haar achttiende verjaardag allemaal zelf zal moeten doen en dat zij de komende periode dan ook wil toewerken naar meer zelfstandigheid.
De minderjarige heeft ter zitting zelf benadrukt dat zij tijdens haar verblijf in [instelling A] heeft geleerd om goede keuzes te maken en dat zij nu inziet dat het volgen van EMDR en een afkickprogramma het beste is voor haar. Ook heeft de minderjarige meegedeeld dat de geslotenheid haar zwaar valt en dat zij zo snel mogelijk naar een open setting of een kamertrainingscentrum wil om aldaar haar behandeling voort te zetten en aan haar toekomst zoals het volgen van een horeca opleiding, te werken. De minderjarige heeft de kinderrechter verzocht haar een kans te geven om te laten zien dat zij dat buiten de geslotenheid kan.
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de minderjarige ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen heeft die haar ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de minderjarige zich aan de zorg die zij nodig heeft zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken. Daarbij overweegt de kinderrechter in het bijzonder dat zij de zorgen van het LJR deelt. Hoewel het positief is dat de minderjarige inmiddels inziet dat zij behandeling nodig heeft, dat zij haar mening duidelijk kenbaar kan maken en dat zij gemotiveerd is om aan haar toekomst te werken, is de kinderrechter van oordeel, dat het voortzetten van het verblijf van de minderjarige in De Vaart op dit moment aangewezen is. Daarbij speelt de onduidelijkheid over het vervolgtraject een rol. Plaatsing in de crisisopvang zou op dit moment niet in het belang van de ontwikkeling van de minderjarige zijn, omdat dan de juiste begeleiding en behandeling zou ontbreken.
De kinderrechter is met de minderjarige van oordeel dat haar thans echter onvoldoende duidelijkheid wordt geboden omtrent het vervolgtraject en dat het daarom aangewezen is dat daarover voor het einde van de huidige ondertoezichtstelling meer duidelijkheid bestaat. Gedurende de komende periode dient het LJR, in samenspraak met de minderjarige, door het nemen van concrete stappen het vervolgtraject te realiseren. Daarbij gaat de kinderrechter ervan uit dat na afloop van de duur van de huidige ondertoezichtstelling slechts een voortzetting van de gesloten plaatsing zal worden verzocht indien zulks is bedoeld als overbrugging naar een concrete vervolgplek die dan binnen afzienbare tijd beschikbaar is.
De minderjarige zelf kan in de komende periode laten zien dat haar inzet voor haar behandeling onverminderd aanwezig is en werken aan de opbouw van haar verlof. Daarmee kan zij laten zien dat zij, zoals zij zelf aangeeft, klaar is voor een verblijf buiten het kader van de gesloten jeugdzorg.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
machtigt de Stichting Bureau Jeugdzorg de minderjarige te doen opnemen en te doen verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg zoals bedoeld in artikel 29b, eerste lid, van de Wet op de Jeugdzorg van 19 juni 2013 tot 29 augustus 2013, zijnde de duur van
de ondertoezichtstelling, zulks ter effectuering van het aangehechte indicatiebesluit
d.d. 14 maart 2013.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.L. Strop, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 juni 2013, in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte
als griffier.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen
drie maandenna de dag van de uitspraak door indiening van een beroepschrift bij de griffie van het Gerechtshof te
Den Haag.