Uitspraak
Internationale kinderontvoering
Beschikking op het op 13 november 2012 ingekomen verzoek van:
[de vader],
[de moeder],
Procedure
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift;
- de brief d.d. 29 mei 2013, met bijlagen, van de zijde van de moeder;
- de brief d.d. 7 juni 2013, met bijlagen, van de zijde van de vader;
- de brief d.d. 12 juni 2013, met bijlagen, van de zijde van de vader;
- de brief d.d. 12 juni 2013, met bijlagen, van de zijde van de moeder;
- de brief d.d. 5 juni 20103, gecorrigeerd bij brief d.d. 12 juni 2013, van de zijde van Bureau Jeugdzorg.
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat en een tolk;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat en een tolk;
- namens Bureau Jeugdzorg Overijssel: de heer E. Paalhaar;
- namens de Centrale Autoriteit zijn verschenen: mevrouw L. Ipenburg en mevrouw
mr. S.J. Hoekstra-van Vliet.
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat en een tolk;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat en een tolk;
- namens Bureau Jeugdzorg Overijssel: mevrouw E. Kerssies (gezinsvoogd) en mevrouw Y. Barolds.
[de minderjarige]is in de gelegenheid gesteld te worden gehoord.
Verzoek en verweer
Feiten
Beoordeling
28 april 2011 waarin is bepaald dat de minderjarige zijn hoofdverblijfplaats bij de vader heeft. Zoals ook later door het Hof te Vilnius is bevestigd, had de vader op dat moment zijn hoofdverblijfplaats in Litouwen. Mitsdien moet worden vastgesteld dat de minderjarige direct voorafgaande aan de overbrenging zijn gewone verblijfplaats in Litouwen had, zo stelt de vader.