ECLI:NL:RBDHA:2013:7628

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 juni 2013
Publicatiedatum
28 juni 2013
Zaaknummer
09-920311-12
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afpersing en openlijke geweldpleging door jongeren op straat

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 juni 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die samen met anderen betrokken was bij een afpersing en openlijke geweldpleging. De feiten vonden plaats op 4 november 2012 in Zoetermeer, waar de verdachte en zijn medeverdachten het slachtoffer, een klasgenoot, hebben gedwongen zijn mobiele telefoon en horloge af te geven. Het slachtoffer werd bedreigd, geslagen en geschopt, terwijl hij niet in staat was zich te verweren. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden met gesloten deuren en heeft de verklaringen van de betrokken partijen, waaronder de verdachte, de medeverdachten en het slachtoffer, zorgvuldig gewogen. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wettig en overtuigend bewezen zou worden verklaard voor de tenlastegelegde feiten. De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor de afpersing, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de geweldsdelicten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte als medepleger kan worden aangemerkt, gezien de nauwe samenwerking met zijn medeverdachten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 100 uren, met een voorwaardelijk deel van 40 uren, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder begeleiding door de jeugdreclassering. Tevens is er een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer.

Uitspraak

Rechtbank Den Haag

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/920311-12
Datum uitspraak: 27 juni 2013
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
adres: [adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 13 juni 2013.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.M. Offers en van hetgeen door de raadsvrouw van de verdachte
mr. V.R.G. Seedorf-Monpellier, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 4 november 2012 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op de openbare weg, [adres],
- met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (Blackberry) en/of een horloge, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[aangever ], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen die [aangever ], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
- met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld die [aangever ] te dwingen tot afgifte van een mobiele telefoon (Blackberry) en/of een horloge, geheel of ten dele toebehorende aan die [aangever ], in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- afpakken van de mobiele telefoon en/of aannemen van de mobiele telefoon en/of
- ( vervolgens) dwingen mee te lopen en/of
- ( vervolgens) zeggen "je telefoon is nu van ons" en/of
- ( vervolgens) duwen in de rug en/of
- ( vervolgens) schoppen tegen het lichaam (terwijl die [aangever ] op de grond lag) en/of
- ( vervolgens) (terwijl die [aangever ] bij zijn armen werd vastgehouden) slaan en/of stompen in het
gezicht en/of
- het van de pols afnemen van het horloge van die [aangever ] en/of het aannemen van dat horloge
en/of
- slaan en/of stompen in het gezicht;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 04 november 2012 te Zoetermeer met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, [adres], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [aangever ], welk geweld bestond uit
- duwen in de rug en/of
- ( vervolgens) schoppen tegen het lichaam (terwijl die [aangever ] op de grond lag) en/of
- ( vervolgens) (terwijl die [aangever ] bij zijn armen werd vastgehouden) slaan en/of stompen in het
gezicht en/of
- slaan en/of stompen in het gezicht;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte feit 1 eerste alternatief/cumulatief of feit 1 tweede alternatief/cumulatief alsook feit 2 heeft begaan.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 1 vrijspraak bepleit omdat aangever [aangever ] zijn mobiele telefoon en zijn horloge vrijwillig heeft afgestaan en er aldus geen sprake is geweest van diefstal met geweld noch van afgifte onder dwang.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Zij heeft hierbij aangegeven dat de verdachte niet ontkent dat hij bij het openlijk geweld aanwezig is geweest en dat hij aangever een duw heeft gegeven.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank ten aanzien van
feit 1 en 2 het volgende af. [1]
Op 4 november 2012 te 20.03 uur doet [aangever ] aangifte van een straatroof met drie onbekende daders. [2] Aangever geeft een signalement van deze jongens. [3] Een dag later, tijdens een nader verhoor, verklaart aangever dat hij op zondag 4 november 2012 omstreeks
18:15 uur op Station Seghwaert te Zoetermeer heeft afgesproken met [medeverdachte 1], die bij hem in de klas zit. Deze afspraak is via Whats App gemaakt.
Op 3 november 2012 heeft aangever met de vriendin van [medeverdachte 1] gechilld en is er iets voorgevallen. [medeverdachte 1] wil hierover praten met aangever. [4]
[medeverdachte 1] staat op Station Seghwaert in de lift te wachten met twee jongens. Aangever noemt deze jongens dader 1 en 3. Aangever moet van [medeverdachte 1] in de lift stappen en doet dit ook. Ze lopen naar een parkje en bij het kruispunt met verkeerslichten vraagt dader 1 of aangever een telefoon heeft. Ze willen de gesprekken lezen die aangever via Whats App met de vriendin van [medeverdachte 1] heeft gevoerd. Aangever geeft zijn telefoon, een Blackberry Curve, aan dader 1. Ze lopen het park in en dader 1 zegt dat de telefoon nu van hem is. Dader 3 zegt “dan is het horloge van mij” en zegt tegen aangever dat hij anders klappen zal krijgen. Aangever doet zijn horloge af en geeft dit aan dader 3. Aangever is bang. Dader 3 duwt hem de bosjes in. Dader 1 en 3 houden aangever vast bij zijn armen en [medeverdachte 1] slaat aangever hard met zijn vuist in zijn gezicht. Vervolgens slaan dader 1 en 3 en aangever ook een paar keer in zijn gezicht met hun vuisten. Aangever wordt tijdens het slaan door alle daders ook meerdere malen geschopt. [5]
Door de klappen heeft aangever pijn in zijn linkeroog. Er zit ook een rode plek op zijn oogbol, zijn jukbeen en zijn lip zijn dik. Ook heeft aangever een gescheurde oorschelp en een wond in zijn mond. [6] [7]
Aangever herkent [medeverdachte 1] op de getoonde afdrukken van de camerabeelden [8] als de jongen met de blauwe jas en de muts op. De jongen met de pet op herkent aangever als dader 1. [9]
Op 5 november 2013 meldt [medeverdachte 1] zich bij zijn mentor op school en zegt dat hij degene is geweest die [aangever ] de dag ervoor heeft geslagen. Hij zegt dat hij met twee vrienden was en dat zij vervolgens de telefoon en het horloge van [aangever ] hebben meegenomen. Ook geeft [medeverdachte 1] aan dat hij [aangever ] heeft geslagen omdat deze met zijn vriendin zou hebben gezoend. [10]
Op 5 november 2012 wordt [medeverdachte 1] aangehouden [11] en bevestigt hij dat hij ruzie heeft gehad met aangever omdat deze zijn vriendin heeft gezoend en dat hij hem samen met twee andere jongens heeft geslagen. Ook verklaart [medeverdachte 1] dat aangever zijn horloge en zijn telefoon heeft afgegeven. [12] Op een gegeven moment heeft [medeverdachte 1] gezegd dat het genoeg was en toen is het geweld op gehouden. [13]
Na nader onderzoek stelt de politie vast dat [medeverdachte 2] één van de medeverdachten is. [14] Op 7 november 2012 wordt [medeverdachte 2] op school aangehouden [15] en blijkt zijn jas overeen te komen met de kleding die één van de verdachten op de beelden van de HTM van het Randstadrailstation Segwaert draagt. [16]
[medeverdachte 2] verklaart dat hij aangever een keer heeft geslagen, maar dat hij hem niet heeft beroofd. Een derde jongen, een vriend van [medeverdachte 1], heeft - aldus [medeverdachte 2] - de telefoon en het horloge van aangever gepakt. [17] [medeverdachte 2] herkent zichzelf op de afdrukken van de camerabeelden. [18]
Nadat aangever de derde jongen op een foto aanwijst, herkent verbalisant deze jongen ambtshalve als de verdachte. De verdachte wordt aangehouden. [19] [20] De verdachte verklaart dat [medeverdachte 1] hem pingde dat hij ruzie had met een jongen en dat [medeverdachte 1] vroeg of hij mee ging. Uiteindelijk is hij meegegaan en heeft hij aangever een duw en een paar klappen gegeven. [medeverdachte 1] heeft aangever ook geslagen, waarna aangever heeft gezegd “hou op, je mag mijn telefoon hebben”. [21] [medeverdachte 2] heeft aangever een klap op zijn hoofd gegeven en zijn horloge gepakt en gezegd dat het nu van hem was. [22]
De verdachte verklaart ter terechtzitting dat hij niet wilde vechten, maar dat hij aangever een duw heeft gegeven, nadat deze hem eerst had geduwd. Dit gebeurde toen hij aangever en [medeverdachte 1] uit elkaar haalde toen ze aan het vechten waren. Het zou zo kunnen zijn geweest dat aangever daarbij in de bosjes is gevallen, aldus de verdachte.
Deelname aan de openlijke geweldpleging, zoals onder 2 ten laste gelegd, wordt namens de verdachte dan ook niet betwist.
De verdachte verklaart voorts dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aangever hebben geslagen en dat [medeverdachte 2] de telefoon van aangever heeft gepakt en na het lezen van de Whats App berichten niet heeft teruggeven. De verdachte verklaart nog dat hij niet heeft gezien wie aangever heeft geschopt noch wie het horloge van aangever heeft gepakt, maar dat hij het zelf niet is geweest. [23]
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de verdachte als medepleger van de hem verweten feiten kan worden aangemerkt.
De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en is van oordeel dat de verdachte de onder 1 tweede alternatief/cumulatief en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
De rechtbank baseert zich hierbij voornamelijk op de tweede verklaring van aangever bij de politie, waaruit blijkt dat aangever zich gedwongen voelde zijn mobiele telefoon en horloge af te geven. Deze verklaring wordt op onderdelen ondersteund door de verklaring van de verdachte bij de politie en ter terechtzitting, alsook deels door de verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. De verklaringen van de verdachte en zijn medeverdachten zijn onderling niet helemaal consistent, maar komen - naar het oordeel van de rechtbank - in grote mate overeen met de verklaring van aangever.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte strafbaar heeft gehandeld en dat er tevens sprake is geweest van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking dat er sprake is van medeplegen. De camerabeelden van de HTM van het Randstadrailstation Segwaert d.d. 4 november 2012 alsook de pingberichten die op de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] zijn aangetroffen bevestigen voornoemd oordeel van de rechtbank.
Het standpunt van de raadsvrouw dat aangever [aangever ] zijn mobiele telefoon en zijn horloge vrijwillig heeft afgestaan en er aldus geen sprake is geweest van diefstal met geweld noch van afgifte onder dwang wordt dan ook door de rechtbank verworpen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
1.
hij op 4 november 2012 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met anderen, op de openbare weg, [adres], met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld die [aangever ] heeft gedwongen tot afgifte van een mobiele telefoon (Blackberry) en een horloge, toebehorende aan die [aangever ],
welk geweld en bedreiging met geweld bestonden uit het
- aannemen van de mobiele telefoon en
- dwingen mee te lopen en
- zeggen "je telefoon is nu van ons" en
- duwen in de rug en
- schoppen tegen het lichaam (terwijl die [aangever ] op de grond lag) en
- ( terwijl die [aangever ] bij zijn armen werd vastgehouden) slaan en stompen in het gezicht en
- aannemen van dat horloge en
- slaan en stompen in het gezicht;
2.
hij op 04 november 2012 te Zoetermeer met anderen, op de openbare weg, [adres],
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [aangever ], welk geweld bestond uit
- duwen in de rug en
- schoppen tegen het lichaam (terwijl die [aangever ] op de grond lag) en
- ( terwijl die [aangever ] bij zijn armen werd vastgehouden) slaan en stompen in het gezicht en
- slaan en stompen in het gezicht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf/maatregel

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot
een werkstraf van 100 uren subsidiair 50 dagen jeugddetentie, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 40 uren subsidiair 20 dagen jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarde de maatregel hulp en steun.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich niet verzet tegen de gevorderde strafmaat van de officier van justitie.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan afpersing en aan openlijke geweldpleging. Zij hebben het slachtoffer, een klasgenoot van één van de verdachten, gedwongen zijn mobiele telefoon en zijn horloge af te geven. Het slachtoffer is gedwongen om mee te lopen, hij is bedreigd en diverse malen geslagen en geschopt. Terwijl hij in zijn gezicht werd geslagen en gestompt werden zijn armen vastgehouden en kon hij zich dus niet verweren. Ook is hij geschopt terwijl hij op de grond lag.
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van voornoemde geweldsdelicten zich nog gedurende langere tijd angstig en onveilig voelen en/of psychische gevolgen van het gebeurde ondervinden. Bovendien nemen als gevolg van dit soort delicten de gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij in het algemeen toe.
De rechtbank weegt bij het bepalen van de strafmaat in het voordeel van de verdachte mee dat de verdachte zich niet eerder wegens het plegen van strafbare feiten voor de rechter heeft moeten verantwoorden.
De rechtbank heeft kennis genomen van diverse voorlichtingsrapporten van de
Raad voor de Kinderbescherming betreffende de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Blijkens de meest recente informatie woont de verdachte inmiddels bij zijn grootouders vaderszijde en lijkt hij zich goed aan de regels te houden. Vanwege eerdere
gedragsproblemen op school wordt er naar een nieuwe school voor de verdachte gezocht.
Nu de verdachte niet meer in Zoetermeer woonachtig is, maakt hij geen deel meer uit van de groep jongens die hem negatief beïnvloeden, maar rapporteur maakt zich toch zorgen over de denkpatronen van de verdachte en zijn impulsiviteit en beïnvloedbaarheid. Behandeling bij De Waag is geïndiceerd. Het algemene recidive risico is hoog.
Geadviseerd is aan de verdachte een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarde begeleiding van de jeugdreclassering en het zich onder behandeling stellen van een bepaalde deskundige of instantie.
De rechtbank onderschrijft voornoemd strafadvies.
Tijdens de behandeling ter terechtzitting heeft mevrouw [A], werkzaam bij de Stichting Bureau Jeugdzorg, afdeling jeugdreclassering, en gehoord als deskundige, verklaard dat het goed gaat met de verdachte en dat hij zich netjes aan alle afspraken houdt.
Mevrouw [B], als raadsonderzoeker werkzaam bij de Raad voor de Kinderbescherming, en eveneens gehoord als deskundige, heeft meegedeeld dat in navolging van het traject ‘ouderschap met liefde en grenzen’ dat de moeder en de verdachte bij De Waag hebben gevolgd, zal worden gezocht naar een begeleidingstraject met de grootouders alsook naar een individuele behandeling voor de verdachte.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke werkstraf van
na te melden duur een passende reactie vormt.
Teneinde de verdachte in de toekomst van strafbare gedragingen te weerhouden en zijn behandeling en begeleiding te waarborgen, zal de rechtbank een deel van deze werkstraf voorwaardelijk opleggen, met als bijzondere voorwaarde begeleiding door de Stichting Bureau Jeugdzorg, ook als dit inhoudt het volgen van een behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling.

7.De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel

[aangever ]heeft zich ten aanzien van feit 1 als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot
€ 159,95.
7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Nu de vordering betrekking heeft op een als doen te beschouwen gedraging van de verdachte die op dat moment de leeftijd van veertien jaar nog niet heeft bereikt en aan wie de gedraging als onrechtmatige daad zou kunnen worden toegerekend als zijn leeftijd daaraan niet in de weg zou staan, wordt deze geacht te zijn gericht tegen diens ouder.
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op post 1, vergoeding van de Blackberry,
is door moeder van de verdachte niet betwist en is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 tweede alternatief/cumulatief bewezen verklaarde feit.
Nu de verdachte samen met twee medeverdachten verantwoordelijk is voor de geleden schade, maar de rechtbank het niet raadzaam acht dat de medeverdachten op enigerlei wijze contact met elkaar zullen hebben, zal de rechtbank de vordering niet hoofdelijk toewijzen
doch bij elke verdachte voor 1/3 deel van het gevorderde bedrag, zijnde een bedrag van
€ 53,32.
De rechtbank zal de vordering derhalve ten laste van de moeder van de verdachte toewijzen tot een bedrag van
€ 53,32.
Dit brengt mee dat de moeder van de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding
onder 1 eerste alternatief/cumulatief ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het hem bij dagvaarding
onder 1 tweede alternatief/cumulatief en onder 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
1 tweede alternatief/cumulatief
AFPERSING, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD OP DE OPENBARE WEG DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN
2
OPENLIJK IN VERENIGING GEWELD PLEGEN TEGEN PERSONEN
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van
100 uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van
50 dagen;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot
40 uren subsidiair 20 dagen jeugddetentieniet zal worden ten uitvoer gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit
alsmede onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of
een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
en onder de bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Stichting Bureau Jeugdzorg, zolang die instelling zulks nodig acht, ook als dit inhoudt het volgen van een behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling;
verstrekt aan bovengenoemde instelling de opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde krachtens het bepaalde bij artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag;
heft op het opgeschortebevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe ten laste van de moeder van de verdachte en veroordeelt de moeder van de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan
[aangever ], een bedrag van
€ 53,32;
veroordeelt de moeder van de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.M. Ghrib, kinderrechter, voorzitter,
mr. J.C. U-A-Sai, kinderrechter,
en mr. H.M. Boone, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 juni 2013.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1551 2012236631, doorgenummerd als pagina 1 tot en met 145.
2.Proces-verbaal van verhoor aangever [aangever ], pagina 41/45.
3.Proces-verbaal van verhoor aangever [aangever ], pagina 41 onderaan en pagina 42 bovenaan.
4.Proces-verbaal van verhoor aangever [aangever ], pagina 49, 4e t/m 6e alinea.
5.Proces-verbaal van verhoor aangever [aangever ], pagina 49, laatste lange alinea.
6.Proces-verbaal van verhoor aangever [aangever ], pagina 42, laatste lange alinea.
7.Foto’s van het letsel van aangever, gevoegd bij de verklaring van aangever pagina 46/47.
8.Een afdruk van de camerabeelden op Station Seghwaert, pagina 52.
9.Proces-verbaal van verhoor aangever [aangever ], pagina 50.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige], pagina 60.
11.Proces-verbaal van aanhouding van [medeverdachte 1], pagina 13/15.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1], pagina 69, bovenaan.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1], pagina 73, bovenaan.
14.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, pagina 87/90.
15.Proces-verbaal van aanhouding van [medeverdachte 2], pagina 29/30.
16.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen. pagina 37/39.
17.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2], pagina 107.
18.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2], pagina 110/111.
19.Proces-verbaal van aanhouding [verdachte], pagina 127/128.
20.Los proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1551 2012239313-7
21.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte], pagina 135.
22.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte], pagina 139.
23.Proces-verbaal van de terechtzitting van 13 juni 2013, eigen verklaring van de verdachte.