ECLI:NL:RBDHA:2013:7494

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juni 2013
Publicatiedatum
27 juni 2013
Zaaknummer
C-09-428479 - FA RK 12-7467
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van Ghanese adoptie door Nederlandse rechtbank met betrekking tot minderjarigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juni 2013 uitspraak gedaan over de erkenning van een Ghanese adoptie door verzoekers, een echtpaar met de Nederlandse nationaliteit. Het verzoek tot erkenning van de adoptie van twee minderjarigen, oorspronkelijk afkomstig uit Ghana, werd ingediend na de adoptieprocedure die in Ghana had plaatsgevonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster gedurende de gehele Ghanese adoptieprocedure haar gewone verblijfplaats in Ghana had, terwijl verzoeker in Nederland woonde. De rechtbank oordeelde dat de adoptie door verzoekster voldeed aan de voorwaarden voor erkenning volgens het Nederlandse recht, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek. De adoptie door verzoeker werd echter afgewezen, omdat hij niet voldeed aan de vereisten voor erkenning, waaronder het ontbreken van de benodigde beginseltoestemming van de Minister van Justitie. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat verzoekers gezamenlijk gezag over de minderjarigen kunnen uitoefenen, nu de adoptie door verzoekster wordt erkend. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een behoorlijke rechtspleging en het belang van de minderjarigen in adoptiezaken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 12-7467
Zaaknummer: C/09/428479
Datum beschikking: 19 juni 2013

Adoptie

Beschikking op het op 3 oktober 2012 ingekomen verzoekschrift van:

[verzoeker], wonende te [woonplaats],

en
[verzoekster],wonende te[woonplaats] doch thans verblijvende te Ghana,
verzoekers, dan wel verzoeker of verzoekster,
advocaat: mr. E. van Bommel te Appingedam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
De ambtenaar van de burgerlijke stand te Den Haag,
hierna: de ambtenaar.

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende stukken, voor zover hier van belang:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift van de ambtenaar d.d. 20 december 2012;
  • het F9-formulier met bijlagen d.d. 28 januari 2013 van de zijde van verzoekers;
  • de brief met bijlagen d.d. 6 maart 2013 van de zijde van de ambtenaar.
Op 10 april 2013 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: verzoeker met zijn advocaat en mevrouw F. Ileri en de heer P. Janssens namens de ambtenaar van de burgerlijke stand te Den Haag.
Na de terechtzitting zijn de volgende stukken ontvangen:
  • het F9-formulier met bijlagen d.d. 10 mei 2013 van de zijde van verzoekers;
  • het F9-formulier met bijlagen d.d. 23 mei 2013 van de zijde van verzoekers;
  • de brief d.d. 11 juni 2013 van de zijde van de ambtenaar.

Verzoek

Het verzoek strekt thans tot:
- primair: erkenning en/of omzetting naar Nederlands recht van de op [datum]2011 in Ghana uitgesproken
adoptie van:
- [minderjarige 1], oorspronkelijk genaamd: [naam]; en
- [minderjarige 2], oorspronkelijk genaamd: [naam],
door verzoekers, en hen daarbij te belasten met het gezamenlijk gezag of gezamenlijke voogdij over beide minderjarigen,
- subsidiair: het uitspreken van de adoptie naar Nederlands recht van voornoemde minderjarigen door verzoekers;
- primair en subsidiair: het ambtshalve overgaan tot vaststelling van de geboortegegevens van de minderjarigen.
De ambtenaar concludeert bij brief van 11 juni 2013, in aanvulling op haar brieven van
20 december 2012 en 6 maart 2013, dat het na beoordeling van de door verzoekers na de terechtzitting toegezonden documenten voldoende aannemelijk is dat de adoptie van de minderjarigen in Ghana rechtsgeldig tot stand is gekomen.

Feiten

  • Verzoekers hebben beiden de Nederlandse nationaliteit en de minderjarigen hebben de Ghanese nationaliteit.
  • Verzoekers hebben op 27 mei 2008 beginseltoestemming gekregen voor het opnemen van een eerste buitenlands kind ter adoptie. Deze beginseltoestemming was geldig tot 5 juni 2011.
  • Verzoekster is op 29 januari 2011 naar Ghana afgereisd voor familiebezoek.
  • Op 5 september 2011 is – naar aanleiding van een op 25 augustus 2011 ingediend verzoek – in Ghana de adoptie uitgesproken van de minderjarigen door beide verzoekers.
  • Het Ministerie van Justitie heeft op 2 augustus 2012 geweigerd een machtiging tot voorlopig verblijf af te geven ten aanzien van de minderjarigen.
  • Verzoekster verblijft tot op heden met de minderjarigen in Ghana. Verzoeker woont en verblijft in Nederland.

Beoordeling

Erkenning buitenlandse adoptie
Nu verzoekers beiden de Nederlandse nationaliteit hebben, verzoeker in Nederland woonachtig is, verzoekster tot aan haar vertrek naar Ghana op 29 januari 2011 woonachtig was in Nederland en partijen samen met de minderjarigen in Nederland willen wonen, acht de rechtbank voldoende aanknopingspunten met de Nederlandse rechtssfeer aanwezig om van het verzoek kennis te nemen.
Ingevolge artikel 10:107 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) zijn de bepalingen van afdeling 3 (artikelen 107 tot en met 111) van dit boek van toepassing, nu Ghana niet is aangesloten bij het Verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van de interlandelijke adoptie (Haags adoptieverdrag) (Trb. 1993, 197).
Om te kunnen beoordelen aan welke bepalingen van afdeling 3 titel 6 van Boek 10 BW de adoptie getoetst dient te worden, moet de vraag worden beantwoord waar verzoekers en
de minderjarigen zowel te tijde van het verzoek tot adoptie als ten tijde van de adoptieuitspraak hun gewone verblijfplaats hadden.
Erkenning van de adoptie door verzoekster
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de door verzoekers overgelegde stukken voldoende is komen vast te staan dat verzoekster gedurende de gehele Ghanese adoptieprocedure haar gewone verblijfplaats heeft gehad in Ghana. Hierbij is in aanmerking genomen dat verzoekster in januari 2011 naar Ghana is gevlogen, dat de minderjarigen in mei of juni 2011 voor de duur van drie maanden aan de zorg en opvoeding van verzoekster zijn toevertrouwd, dat het adoptieverzoek op 25 augustus 2011 in Ghana is ingediend en dat de adoptie op 5 september 2011 is uitgesproken. Uit de overgelegde stukken is gebleken dat verzoekster in ieder geval gedurende die periode onafgebroken in Ghana is verbleven.
Nu zowel verzoekster als de minderjarigen ten tijde van het verzoek tot adoptie als ten tijde van de adoptieuitspraak hun gewone verblijfplaats hadden in Ghana, zal de rechtbank het verzoek tot erkenning van de adoptie van de minderjarigen door verzoekster toetsen aan de bepalingen van artikel 10:108 BW.
Ingevolge het bepaalde in artikel 10:108 lid 1 onder a BW, in samenhang met lid 2 van voormelde bepaling, zal de rechtbank allereerst beoordelen of de adoptie is uitgesproken door een ter plaatse bevoegde autoriteit en of er in Ghana sprake is geweest van behoorlijk onderzoek en behoorlijke rechtspleging.
Uit de door verzoekers overgelegde “Adoption Order”, uitgesproken op 5 september 2011 door the Circuit Court of Ghana, 28th February Road Courts, Accra, alsmede de registratie daarvan in het adoptieregister te Ghana, is genoegzaam gebleken dat de buitenlands gegeven adoptiebeslissing is uitgesproken door een ter plaatse bevoegde autoriteit.
Op basis van de na de terechtzitting in het geding gebrachte stukken is bovendien gebleken dat de adoptie in Ghana op rechtsgeldige wijze tot stand is gekomen en dat daaraan een behoorlijk onderzoek en behoorlijke rechtspleging zijn voorafgegaan.
Nu voorts geen omstandigheden zijn gesteld of gebleken waaruit zou kunnen volgen dat erkenning van de beslissing in strijd zou komen met de Nederlandse openbare orde, is de rechtbank van oordeel dat de Ghanese adoptieuitspraak voor wat betreft verzoekster voldoet aan de in artikel 10:108 leden 1 tot en met 4 BW genoemde voorwaarden voor erkenning.
De rechtbank gelast op de voet van artikel 10:109 lid 3 BW dat een latere vermelding van adoptie aan de daarvoor in aanmerking komende akte van de burgerlijke stand wordt toegevoegd.
Erkenning van de adoptie door verzoeker
Uit de overgelegde stukken en de afgelegde verklaringen is komen vast te staan dat verzoeker ten tijde van de adoptie zijn gewone verblijfplaats in Nederland had. De minderjarigen hadden hun gewone verblijfplaats in Ghana. Dit betekent dat voor de vraag of de in Ghana uitgesproken adoptie door verzoeker voor erkenning in Nederland in aanmerking komt, aansluiting gezocht moet worden bij artikel 10:109 BW.
Ingevolge artikel 10:109 lid 1 BW kan een buitenlandse beslissing waarbij een adoptie tot stand is gekomen en die is uitgesproken door een ter plaatse bevoegde autoriteit van de vreemde staat waar het kind zowel ten tijde van het verzoek tot adoptie als ten tijde van de uitspraak zijn gewone verblijfplaats had, terwijl de adoptiefouders hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden, worden erkend indien:
de bepalingen van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (Wobka) in acht zijn genomen, en
de erkenning van de adoptie in het kennelijk belang van het kind is, en
erkenning niet op een grond, als bedoeld in artikel 10:108, tweede of derde lid, van dit boek, zou worden onthouden. Dat wil in een geval als het onderhavige, dat wordt beheerst door artikel 10:109 BW, zeggen dat tevens voldaan dient te worden aan de volgende aanvullende voorwaarden:
- er is geen sprake van dat aan de adoptiebeslissing in de vreemde staat
kennelijk geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan,
- er is geen sprake van dat de erkenning van die beslissing in strijd is met de
openbare orde, hetgeen steeds het geval is indien die beslissing kennelijk betrekking heeft op een schijnhandeling.
De rechtbank zal er thans toe overgaan te bezien of aan alle voorwaarden van artikel 10:109 lid 1 BW is voldaan.
Uit de door verzoekers overgelegde “Adoption Order”, uitgesproken op 5 september 2011 door the Circuit Court of Ghana, 28th February Road Courts, Accra (Ghana), alsmede de registratie daarvan in het adoptie register te Ghana, is genoegzaam naar voren gekomen dat de adoptiebeslissing is uitgesproken door een ter plaatse bevoegde autoriteit.
In artikel 2 van de Wobka is bepaald dat
kort gezegd
voor de opname van een buitenlands kind ter adoptie beginseltoestemming van de Minister is vereist.
Uit de stukken blijkt dat aan verzoekers op 4 juni 2008 beginseltoestemming is verleend voor de opname van een eerste buitenlands kind. Deze beginseltoestemming is verleend tot 5 juni 2011 en is nadien niet verlengd. Ten tijde van de Ghanese adoptie beschikte verzoeker daarom niet meer over de vereiste beginseltoestemming. Daarenboven is aan verzoeker toestemming verleend voor de opneming van één buitenlands kind en mocht het leeftijdsverschil niet meer dan 40 jaar bedragen, terwijl de adoptie waarvan thans erkenning wordt verlangd twee kinderen betreft die meer dan 40 jaar jonger zijn dan verzoeker. Op grond van deze omstandigheden is niet voldaan aan het bepaalde in artikel 10:109 lid 1 sub a BW. Het verzoek tot erkenning van de Ghanese adoptie van de minderjarigen door verzoeker moet daarom worden afgewezen.
Conclusie
Het vorenstaande leidt ertoe dat de Ghanese uitspraak, waarbij de adoptie van de minderjarigen door beide verzoekers is uitgesproken, voor erkenning in aanmerking komt voor zover het betreft de adoptie door verzoekster. De adoptie door verzoeker komt niet voor erkenning in Nederland in aanmerking.
Adoptie naar Nederlands recht
Verzoeker heeft subsidiair verzocht om de adoptie van de minderjarigen door hem uit te spreken naar Nederlands recht. Vast staat evenwel dat verzoeker de minderjarigen tot op heden niet heeft verzorgd en opgevoed, zodat niet is voldaan aan de in artikel 1:228 lid 1 sub f BW genoemde verzorgingstermijn. Daargelaten de vraag of aan alle andere wettelijke voorwaarden voor adoptie is voldaan, zal het verzoek daarom worden afgewezen.
Namen
De minderjarigen dragen ten gevolge van de voormelde Ghanese adoptieuitspraak reeds de geslachtsnaam van verzoeker. De voornaam van de minderjarige [naam] is bij deze uitspraak gewijzigd in [minderjarige 1] en de voornaam van de minderjarige [naam] is gewijzigd in [minderjarige 2]. Nu verzoekers geen wijziging van deze namen hebben verzocht en de Ghanese uitspraak in zoverre op grond van artikel 10:19 BW dient te worden erkend in Nederland, komt aan artikel 1:5, derde lid, juncto 1:5 lid 8 BW geen betekenis toe. De minderjarigen behouden hun huidige voornamen en geslachtsnaam. Op het verzoek tot vaststelling van de geboortegegevens zal bij afzonderlijke beslissing van heden worden beslist.
Gezag
Blijkens voormelde Adoption Order en de registratie hiervan in het Ghanese adoptieregister, is in Ghana de adoptie van de minderjarigen door verzoekers uitgesproken. Als gevolg van deze uitspraak kunnen verzoekers worden geacht te zijn bekleed met een vorm van gezag over de minderjarigen die overeenkomt met het gezag over minderjarigen volgens Nederlands recht.
De advocaat van verzoekers heeft ter terechtzitting, mede namens verzoekster, verzocht verzoekers op de voet het bepaalde in artikel 1:253t BW met het gezamenlijk gezag over de minderjarigen te belasten. Nu verzoekster als gevolg van de Ghanese adoptieuitspraak – die ten aanzien van haar in Nederland wordt erkend – van rechtswege is belast met het gezag over de minderjarigen, kan zij reeds nu verzoeken het gezag over de minderjarigen tezamen met verzoeker te mogen uitoefenen. Er bestaat daarom geen aanleiding het in kracht van gewijsde gaan van deze uitspraak af te wachten alvorens een voorziening te treffen in het gezag over de minderjarigen.
De rechtbank acht het verzoek als op de wet gegrond toewijsbaar. Vast is komen te staan dat verzoeker, die (nog) niet in familierechtelijke betrekking staat tot minderjarigen, de vrouw en de minderjarigen meermaals in Ghana heeft bezocht, als gevolg waarvan hij een nauwe persoonlijke betrekking met de minderjarigen heeft opgebouwd. Nu er geen gegronde vrees bestaat dat de belangen van de minderjarigen bij inwilliging van het verzoek zouden worden verwaarloosd, wordt in het belang van de minderjarigen als volgt beslist.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart voor recht dat bij de blijkens de gelegaliseerde “Adoption Order”, suit no. [documentnummer], afgegeven op [datum] 2011 door mrs. Doris Bempong, circuit judge, verbonden aan the Circuit Court of Ghana 28th february road courts, Accra, Ghana
(van welke “Adoption Order” een kopie aan deze beschikking is gehecht),
tot stand gekomen adoptie van de minderjarigen:
- [naam], thans genaamd [minderjarige 1], van het mannelijk
geslacht, geboren op [geboortedag] te [geboorteplaats], Ghana, en
- [naam], thans genaamd [minderjarige 2],
van het vrouwelijk geslacht, geboren op [geboortedag] te [geboorteplaats], Ghana,
door verzoekster, [verzoekster], aan de in artikel 10:108, eerste tot en met vierde lid, BW, genoemde voorwaarden voor erkenning is voldaan;
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand een latere vermelding van de adoptie
door verzoeksteraan de daarvoor in aanmerking komende akte toe te voegen;
bepaalt dat met ingang van heden aan verzoekers het gezamenlijk het gezag toekomt over de minderjarigen voornoemd;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Brandt, kinderrechter, bijgestaan door
P.J. Kolenbrander als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 juni 2013.