ECLI:NL:RBDHA:2013:7077

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juni 2013
Publicatiedatum
23 juni 2013
Zaaknummer
C-09-444546 - JE RK 13-1484
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in gesloten jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 juni 2013 een beschikking gegeven met betrekking tot de uithuisplaatsing van een minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. Het verzoek tot deze machtiging was ingediend door de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, in verband met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen van de minderjarige, die op dat moment al drie jaar in gesloten jeugdzorg verbleef. De minderjarige, geboren in 1997, had zich niet aan de afspraken gehouden en vertoonde zorgelijk gedrag, waaronder vermoedens van harddrugsgebruik en weglopen uit de open setting waar zij verbleef. De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift, de bijlagen en de verklaringen van betrokkenen, waaronder de gezinsvoogd en een gedragswetenschapper. Tijdens de zitting is vastgesteld dat de minderjarige niet in staat was om de juiste keuzes te maken en dat haar ontwikkeling ernstig werd belemmerd.

De kinderrechter heeft geoordeeld dat de opneming en het verblijf in een gesloten jeugdzorg accommodatie noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de minderjarige zich aan de zorg onttrekt. De kinderrechter heeft de machtiging verleend voor de periode van 13 juni 2013 tot 5 juni 2014, met de mogelijkheid voor de minderjarige en haar raadsman om een verzoek tot beëindiging van de uithuisplaatsing in te dienen indien nodig. De beschikking is gegeven door mr. M. Dam, kinderrechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. Van deze beschikking kan binnen een bepaalde termijn hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Kinderrechter
Rekestnummer: JE RK 13-1484
Zaaknummer: C/09/444546
Datum beschikking: 12 juni 2013

Machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg

Beschikking op het op 11 juni 2013 ingekomen verzoekschrift van:

de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, vestiging Den Haag Zuid/Rijswijk
(verder: Bureau Jeugdzorg),
met betrekking tot de minderjarige:
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats];
kind van:
[mevrouw],
de moeder,
zonder vaste woon- of verblijfplek hier te lande,
die het ouderlijk gezag alleen uitoefent,
en
[mijnheer],
de biologische vader,
wonende te [woonplaats].
De minderjarige verblijft in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg, te weten [instelling A].

Procedure

De kinderrechter heeft kennisgenomen van:
  • het verzoekschrift, met bijlage(n), met daarin vervat de verklaring van Bureau Jeugdzorg dat een situatie als bedoeld in artikel 29b, derde lid, van de Wet op de Jeugdzorg zich voordoet;
  • de instemmingsverklaring d.d. 11 juni 2013 van een gedragswetenschapper als bedoeld in artikel 29c, vierde lid, van de Wet op de Jeugdzorg, die de jeugdige niet met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht;
  • het hulpverleningsplan en een verslag van het verloop van de ondertoezichtstelling;
  • het indicatiebesluit van Bureau Jeugdzorg d.d. 11 juni 2013.
Op 12 juni 2013 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank met gesloten deuren behandeld.
Hierbij zijn verschenen:
  • [mevrouw A], de gezinsvoogd, en [mevrouw B], gedragswetenschapper, namens Bureau Jeugdzorg;
  • de minderjarige, bijgestaan door haar advocaat, mr. G.P. van Eijk.

Feiten

De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 11 juni 2013 de Raad voor Rechtsbijstand te Den Haag bevolen een advocaat aan de minderjarige toe te voegen.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 27 mei 2013 de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd en een machtiging uithuisplaatsing verleend van 5 juni 2013 tot 5 juni 2014.
Voorts heeft de kinderrechter bij beschikking d.d. 11 juni 2013 voorlopige machtiging verleend aan Bureau Jeugdzorg de minderjarige te doen opnemen en te doen verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg van 11 juni 2013 tot 13 juni 2013, en het verzoek voor het overige aangehouden tot deze zitting.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot machtiging de minderjarige te doen opnemen en te doen verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. Blijkens het verzoekschrift heeft Bureau Jeugdzorg hier het volgende aan ten grondslag gelegd.
Na drie jaar in gesloten jeugdzorg te hebben verbleven, is de minderjarige sinds half april 2013 in open setting geplaatst. Daar heeft zij echter al heel snel weer zorgelijk gedrag laten zien. Ze houdt zich niet aan de afspraken, stelt zich niet begeleidbaar op en is opstandig. Daarnaast is zij meermaals weggelopen waardoor zij zich onttrekt aan haar behandeling. Thans bestaan er vermoedens van harddrugsgebruik en heeft de vader zorgen over de vele contacten met jongens die zij heeft. Er is geen zicht op het netwerk van de minderjarige. Gezien haar eerdere seksueel wervend gedrag en beïnvloedbaarheid, wordt dit als een groot veiligheidsrisico ingeschat.
De minderjarige heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

[mevrouw A] heeft namens Bureau Jeugdzorg het verzoek gehandhaafd. In aanvulling op het verzoekschrift heeft zij aangegeven dat er bij de minderjarige 30 XTC-pillen zijn aangetroffen. Deze waren kennelijk bedoeld om te verhandelen. Voorts heeft zij naar voren gebracht dat het de bedoeling is dat de minderjarige na een korte periode geslotenheid, gaat meedoen aan het ‘Hand in Hand’-project. Hiervoor is een machtiging gesloten jeugdzorg nodig. Er is wel een wachtlijst voor het project. Het is onduidelijk wanneer de minderjarige daar kan starten, aldus [mevrouw A].
[mevrouw B], de gedragswetenschapper, heeft de minderjarige voorafgaand aan de zitting gesproken en heeft ingestemd met de gesloten plaatsing van de minderjarige. Zij heeft opgemerkt dat de minderjarige nog anderhalf jaar heeft alvorens zij achttien jaar wordt en dat die tijd gebruikt moet worden om een passende behandeling in te zetten. De minderjarige begrijpt dat ze verkeerde keuzes maakt, maar lijkt er niet in te slagen andere keuzes te maken en om hulp te vragen. Zij lijkt de ernst van de situatie ook niet te begrijpen. Voorts heeft [mevrouw B] meegedeeld dat het ‘Hand in Hand’-traject een goed traject is dat aan lijkt te sluiten op de problematiek van de minderjarige. Alvorens de minderjarige doorgeplaatst kan worden, zal zij eerst gedurende circa een maand in geslotenheid weer moeten wennen aan structuur en regels.
De minderjarige heeft aangegeven het moeilijk te vinden wat er is gebeurd en is erg geschrokken van de gesloten plaatsing. Een reden waarom de open plaatsing is mislukt, is omdat zij niet op een goede groep zat. Ze kreeg daar te weinig aandacht waardoor zij deze elders is gaan zoeken. Zij hoopt de gesloten instelling spoedig te kunnen verlaten en snel naar het ‘Hand in Hand’-project te kunnen. Daar is wel een lange wachtlijst. De minderjarige wil in de gesloten instelling niet enkel wachten op doorplaatsing. Ze heeft in de instelling immers al alle behandelingen afgerond.
De advocaat heeft een machtiging van drie à vier maanden bepleit zodat de voortgang van de doorplaatsing in de gaten kan worden gehouden. De minderjarige zou het problematisch vinden om in de gesloten instelling enkel te wachten op het moment dat ze bij het project kan starten.
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de minderjarige ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen heeft die haar ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de minderjarige zich aan de zorg die zij nodig heeft zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken.
Daarbij overweegt de kinderrechter in het bijzonder dat de minderjarige al drie jaar in geslotenheid heeft doorgebracht maar dat dit verblijf tot onvoldoende resultaten heeft geleid. Het voorstel om de minderjarige te laten deelnemen aan het hand-in-hand traject lijkt thans het enige alternatief om de minderjarige te laten doorgroeien tot een zelfstandige en gezonde (jong)volwassene. Dit traject begint met een korte periode van geslotenheid, waarna de minderjarige in kleine stapjes meer vrijheden krijgt. Gedurende die tweede fase werkt de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg als een zogenaamde stok achter de deur. Gelet op het uitblijven van resultaten tot nu toe lijkt zo’n stok achter de deur zeer in het belang van de minderjarige. Hierbij komt dat de wetgever door middel van artikel 29h, zesde lid, van de Wet op de Jeugdzorg een dergelijk traject ook uitdrukkelijk mogelijk heeft willen maken. De machtiging zal dan ook voor de verzochte duur worden verleend.
De kinderrechter gaat er daarbij van uit dat, zoals ter terechtzitting is besproken, het verblijf van de minderjarige in volledige geslotenheid een korte periode zal beslaan. Als de wachtlijstproblematiek tot gevolg zou hebben dat de minderjarige langer dan nodig is in [instelling A] zou moeten verblijven, staat het de minderjarige en haar raadsman uiteraard vrij om een verzoek tot beëindiging van de uithuisplaatsing in te dienen.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
machtigt de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden de minderjarige te doen opnemen en te doen verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg zoals bedoeld in artikel 29b, eerste lid, van de Wet op de Jeugdzorg van 13 juni 2013 tot 5 juni 2014, zulks ter effectuering van het aangehechte indicatiebesluit d.d. 11 juni 2013.
Deze beschikking is gegeven te Den Haag door mr. M. Dam, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 juni 2013, in tegenwoordigheid van mr. Y.D. David als griffier.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen
drie maandenna de dag van de uitspraak door indiening van een beroepschrift bij de griffie van het Gerechtshof Den Haag.