ECLI:NL:RBDHA:2013:6946

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juni 2013
Publicatiedatum
23 juni 2013
Zaaknummer
C-09-432924 - FA RK 12-9385
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot adoptie na kafala met onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juni 2013 een beschikking gegeven op het verzoek tot adoptie van een minderjarige, die geboren is in Marokko. Het verzoek is ingediend door verzoekers, die zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit bezitten. De minderjarige heeft de Marokkaanse nationaliteit en is op 11 mei 2011 in het gezin van verzoekers opgenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige een verlaten kind is, zoals verklaard door de rechtbank van eerste aanleg te Berkane, Marokko, op 30 juni 2011. De rechtbank heeft ook toestemming verleend aan verzoekers om de verzorging van de minderjarige op zich te nemen, maar er is geen beginseltoestemming van de Minister van Veiligheid en Justitie verkregen voor de adoptie in Nederland.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat er voldoende aanknopingspunten zijn met de Nederlandse rechtssfeer om het verzoek te behandelen. De rechtbank heeft overwogen dat de biologische ouders van de minderjarige niet zijn opgeroepen, omdat er al toestemming was gegeven voor het vertrek van de minderjarige. De rechtbank heeft de ambtenaar van de burgerlijke stand gehoord, die zich heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de adoptie in het kennelijk belang van de minderjarige kan zijn, maar dat er objectief onderzoek nodig is om dit te bevestigen.

Daarom heeft de rechtbank de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om een onderzoek te verrichten en te rapporteren over de vraag of de adoptie in het belang van de minderjarige is. De behandeling van de zaak is pro forma aangehouden tot 1 november 2013, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming uiterlijk twee weken voor deze datum moet rapporteren over de voortgang van de procedure. De rechtbank heeft verder beslist dat, na ontvangst van het rapport, beoordeeld zal worden of een behandeling ter terechtzitting noodzakelijk is of dat de zaak op basis van de stukken kan worden afgedaan.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 12-9385
Zaaknummer: C/09/432924
Datum beschikking: 12 juni 2013

Adoptie

Beschikking op het op 3 december 2012 ingekomen verzoekschrift van:

[verzoeker] en [verzoekster] ,

verzoekers, dan wel verzoeker en verzoekster,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. E.C.C. Blomjous te Leiden.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag,
zetelend te Den Haag,
hierna: de ambtenaar.

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van:
  • het verzoekschrift;
  • de brief met bijlage d.d. 16 januari 2013 van de zijde van verzoekers;
  • de brief met bijlagen d.d. 17 januari 2013 van de zijde van verzoekers;
  • de brief d.d. 31 januari 2013 van de ambtenaar;
  • de brief met bijlagen d.d. 4 maart 2013 van de zijde van verzoekers;
  • de brief d.d. 19 maart 2013 van de ambtenaar.
Op 22 mei 2013 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • verzoekers en hun advocaat;
  • de ambtenaar in de personen van mevrouw [naam] en de heer [naam] .
Na de terechtzitting is het volgende stuk ontvangen:
- de brief met bijlagen d.d. 10 juni 2013 van de zijde van verzoekers.

Verzoek

Het verzoek strekt tot:
  • adoptie door verzoekers van de minderjarige [naam] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , Marokko;
  • wijziging van de geslachtsnaam van de minderjarige in [naam] ,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De ambtenaar heeft zich ten aanzien van het adoptieverzoek en de geslachtsnaam van de minderjarige gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Voorts heeft de ambtenaar gesteld dat de geboorteakte van de minderjarige niet in aanmerking komt voor inschrijving in de registers van de burgerlijke stand wegens strijdigheid met de Nederlandse openbare orde omdat de op die akte vermelde naam van de vader, te weten “ [naam] ”, een gekozen, fictief toegekende naam betreft.
De ambtenaar heeft voorgesteld de geboortegegevens van de minderjarige als volgt vast te stellen: [naam] , van het mannelijk geslacht, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , Marokko, als zoon van [naam] , geboren in het jaar [geboortedatum] te [geboorteplaats] , Marokko.

Feiten

  • De minderjarige heeft de Marokkaanse nationaliteit.
  • Verzoeker heeft de Nederlandse en de Marokkaanse nationaliteit. Verzoekster heeft de Nederlandse nationaliteit.
  • Verzoekers wonen met de minderjarige in Nederland.
  • De minderjarige heeft geen verblijfsvergunning.
  • Bij uitspraak van 30 juni 2011 heeft de rechtbank van eerste aanleg te Berkane (Marokko) verklaard dat de minderjarige een verlaten kind is.
  • Op 12 juli 2011 heeft rechter Taha Ben Dahmane, verbonden aan de afdeling familierechtspraak van de rechtbank te Berkane (Marokko), toestemming aan verzoekers verleend om de verzorging van de minderjarige op zich te nemen (Kafala).

Beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
De rechtbank acht, gelet op voormelde feiten, voldoende aanknopingspunten met de Nederlandse rechtssfeer aanwezig om van het onderhavige verzoek kennis te nemen.
Toepasselijk is het Nederlandse recht, met dien verstande dat de vraag welke betekenis toekomt aan de toestemming van de biologische ouders van de minderjarige, in beginsel wordt beantwoord naar de regels die het nationale recht van de minderjarige (te weten het Marokkaanse recht) daarover bevat.
Inhoudelijke beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat de biologische ouders van de minderjarige niet zijn opgeroepen omdat is gebleken dat overeenkomstig het nationale recht van de minderjarige reeds is ingestemd met het vertrek van de minderjarige. De rechtbank overweegt in dit verband het volgende. Blijkens de Marokkaanse geboorteakte van de minderjarige, no. [nummer] van het jaar [jaar] , is de minderjarige geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Marokko), als zoon van [naam] en [naam] . De naam [naam] betreft een fictieve, door de Marokkaanse autoriteiten uitgekozen naam. Er zijn geen nadere gegevens bekend van de biologische vader van de minderjarige. Blijkens de uitspraak d.d. 30 juni 2011 van de rechtbank van Eerste Aanleg te Berkane (Marokko) heeft de biologische moeder ( [naam] ) de minderjarige verlaten omdat zij hem niet wilde opvoeden. Voormelde rechtbank heeft op grond daarvan verklaard dat de minderjarige een verlaten kind is. Vervolgens is bij beslissing d.d. 12 juli 2011 van rechter Taha Ben Dahmane, verbonden aan de afdeling familierechtspraak van de rechtbank te Berkane (Marokko), volgens Marokkaans recht op die datum aan verzoekers toestemming verleend om de verzorging van de minderjarige op zich te nemen.
Het is aannemelijk geworden dat de biologische ouders van de minderjarige niet of niet langer het gezag over de minderjarige hebben. Verzoekers kunnen worden geacht te zijn bekleed met een vorm van gezag over de minderjarige die overeenkomt met het gezag over minderjarigen volgens Nederlands recht.
Verzoeker, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , Marokko, en verzoekster, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , zijn met elkaar gehuwd op [datum huwelijk] te [plaats huwelijk] .
Blijkens de gegevens uit de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens hebben verzoekers ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van het adoptieverzoek met elkaar samengeleefd. Zij hebben de minderjarige op 11 mei 2011 in hun gezin opgenomen en hebben hem sindsdien derhalve gedurende ten minste één jaar verzorgd en opgevoed.
Verzoekers hebben niet overeenkomstig de in Nederland van toepassing zijnde wettelijke bepalingen gehandeld door de verzorging van de minderjarige naar Marokkaans recht toegewezen te krijgen zonder de voor opneming in hun gezin in Nederland noodzakelijke voorafgaande beginseltoestemming. Zij hebben daartoe gesteld dat zij het voornemen hadden om zich met de minderjarige in Marokko te vestigen en dat zij daarom niet om beginseltoestemming hebben verzocht. Het is hen echter, aldus nog steeds verzoekers, in verband met financiële omstandigheden niet gelukt een leven op te bouwen in Marokko. Nu hun toekomst in Nederland ligt, wensen zij de minderjarige naar Nederlands recht te adopteren.
De rechtbank is van oordeel dat in het algemeen het feit dat de Minister van Veiligheid en Justitie nog geen beginseltoestemming heeft gegeven, niet steeds aan het uitspreken van de adoptie van de minderjarige in de weg behoeft te staan. De rechtbank overweegt daartoe dat met het oog op een adoptie in beginsel voorbij gegaan kan worden aan het feit dat verzoekers niet beschikten over voorafgaande beginseltoestemming, indien de adoptie kennelijk in het belang van de minderjarige is en afwijzing van het verzoek de belangen van de minderjarige om die reden ernstig zou schaden.
Verzoekers hebben gesteld en feitelijk onderbouwd dat de door hen verzochte adoptie in het kennelijk belang van de minderjarige is. De rechtbank mist echter enig objectief gegeven dat van die stelling een bevestiging vormt. Zij acht het van belang dat uit objectief onderzoek zal blijken of de verzochte adoptie in het kennelijk belang van de minderjarige is. Met het oog daarop zal de rechtbank de Raad voor de Kinderbescherming verzoeken een zodanig onderzoek te verrichten. De rechtbank zal derhalve beslissen als na te melden.
In verband met het vorenstaande zal de behandeling van deze zaak pro forma worden aangehouden tot na te melden datum.

Beslissing

De rechtbank:
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming een onderzoek te verrichten ter fine als hierboven overwogen en daarover te rapporteren en te adviseren;
bepaalt dat dit onderzoek het antwoord dient te geven op de vraag of de adoptie van de minderjarige door verzoekers in het kennelijk belang van de minderjarige is;
bepaalt dat de griffier daartoe een afschrift van de gedingstukken aan de Raad voor de Kinderbescherming zal toesturen;
houdt de behandeling aan tot
1 november 2013 pro forma; uiterlijk twee weken vóór die datum dient de Raad voor de Kinderbescherming zich uit te laten omtrent de voortgang van de procedure;
bepaalt dat, ná ontvangst van het rapport en advies, de rechtbank zal beoordelen of behandeling ter terechtzitting, op een nader te bepalen datum en tijdstip, noodzakelijk is dan wel dat de zaak op basis van de stukken kan worden afgedaan;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Brandt, kinderrechter, bijgestaan door mr. A.W. Spee als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 juni 2013.