Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
de inspecteur van de Belastingdienst[te P], verweerder.
Procesverloop
27 april 2012 heeft de rechtbank dit verzoek afgewezen.
[F]. Namens verweerder zijn [G], [D] en
[E] verschenen.
Overwegingen
[I BV] gevestigd op het adres [adres 1] te [K] en is [J BV] gevestigd op het adres [adres 2] te [L]. Dit zijn tevens de adressen waar zij volgens de gegevens van de Kamer van Koophandel zijn gevestigd.
[I BV] is niets te zien geen mededeling of telefoonnummer en geen naam op een van de brievenbussen.”
[I BV] doorgehaald.
[J BV] in oktober 2011 telefonisch contact heeft opgenomen met de belastingdienst met het verzoek de onderneming weer te activeren. Daarbij heeft hij een nieuw vestigingsadres opgegeven. Twee medewerkers van de belastingdienst hebben met de directeur van [J BV] aldaar afgesproken. Het nieuwe adres is een bedrijfsverzamelgebouw waar de medewerkers van de belastingdienst werden ontvangen in een kantine-achtige ruimte naast de receptie op de benedenverdieping van het gebouw. De directeur van [J BV] verklaarde elders in dit gebouw over kantoorruimte te beschikken. Uit het verslag blijkt dat de belastingdienst de nodige twijfels hield over [J BV] en dat daarom is besloten het BTW nummer niet te activeren.
18 augustus 2011 heeft verweerder een verslag van dit bedrijfsbezoek aan eiseres gestuurd dat, voor zover hier van belang, als volgt luidt:
“Aard van de handelsactiviteiten
23 augustus 2011 geen actieve btw-nummer. Uit de bankafschriften blijkt dat er bedragen worden betaald aan [Q], terwijl de inkoopfacturen afkomstig zijn van
[I BV]. Een klein deel van de factuur wordt overgemaakt aan [I BV] met de omschrijving “vergoeding”.
(ABC-overeenkomst). De overeenkomst(en) behelsden met andere woorden een rechtstreekse levering aan [eiseres] onder vergoeding door [eiseres] aan zowel [Q] als aan haar (contractuele) leverancier [I BV]. Een niet ongebruikelijke manier van zaken doen in het (internationale) handelsverkeer.”
dinsdag 5 februari 2013 te 9.30 uurin het politiebureau [adres 4].
Geschil15.In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd omdat eiseres geen recht heeft op aftrek van voorbelasting ter zake van de omzetbelasting die aan haar in rekening is gebracht door [I BV] en [J BV]. Meer specifiek is in geschil of sprake is van carrouselfraude, of eiseres dit wist of redelijkerwijs behoorde te weten, of zij in dat kader voldoende zorgvuldigheid heeft betracht en of eiseres beschikt over op de voorgeschreven wijze opgemaakte facturen. Voorts is in geschil of verweerder alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft overgelegd en of bij het opleggen van de naheffingsaanslag het recht op verdediging is geschonden.
nr. CPP 2009/263. Dat eiseres, naar zij stelt, steeds heeft geverifieerd of haar leveranciers nog een actief BTW-identificatienummer hadden, leidt niet tot een ander oordeel. Eiseres heeft in dat verband verklaard dat zij deze verificatie heeft gedaan via de website www.vatcheck.eu en dat zij daarvan steeds de bevestiging heeft gekregen dat de desbetreffende leveranciers beschikten over een geldig BTW nummer. Verweerder heeft evenwel onweersproken gesteld dat deze website is opgericht door een onderneming die per 11 september 2010 is ontbonden en dat deze kennelijk niet meer wordt onderhouden, geen officiële EU bron is en dat hierop niet op enigerlei wijze toezicht plaatsvindt door of namens de EU of een lidstaat van de EU. Eiseres heeft tegenover deze verklaring van verweerder niet aannemelijk gemaakt dat zij heeft kunnen en mogen afgaan op de informatie afkomstig van deze website.