ECLI:NL:RBDHA:2013:3642

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 maart 2013
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
AWB-12_10931
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2007

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 maart 2013 uitspraak gedaan in een belastingzaak tussen eiser, een ondernemer die een sportschool exploiteert, en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2007, waarbij een belastbaar inkomen van € 64.597 was vastgesteld. Eiser had in zijn aangifte een lager inkomen van € 25.629 opgegeven, maar de inspecteur baseerde de aanslag op gegevens uit voorgaande jaren, omdat eiser geen relevante nadere gegevens had verstrekt om zijn standpunt te onderbouwen.

Tijdens de zitting op 15 maart 2013 was eiser niet verschenen, ondanks dat hij tijdig was uitgenodigd. De rechtbank oordeelde dat de uitnodiging correct was verzonden en dat eiser niet had aangetoond waarom de aanslag te hoog zou zijn. De rechtbank concludeerde dat de door de inspecteur vastgestelde aanslag aannemelijk was, omdat eiser geen bewijs had geleverd voor zijn stellingen over het privégebruik van de auto en het urencriterium voor de zelfstandigenaftrek.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag. De rechtbank benadrukte dat bij het indienen van hoger beroep een afschrift van de uitspraak moet worden overgelegd en dat het beroepschrift aan bepaalde vereisten moet voldoen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 12/10931
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van29 maart 2013 in de zaak tussen
[X], wonende te [Z], eiser,
en

de inspecteur van de Belastingdienst/[te P], verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 15 oktober 2012 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser voor het jaar 2007 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: de aanslag) naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 64.597 (aanslagnummer [nummer]) en een beschikking heffingsrente van € 2.386.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 maart 2013.
Eiser is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 12 februari 2013 aan [X], Postbus [nummer], te [Z], onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Eiser is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 19 februari 2013 aan eiser op genoemd adres is uitgereikt, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden. Namens verweerder zijn verschenen [A] en [B].

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1.
Eiser is gedurende het belastingjaar 2007 in loondienst werkzaam. Daarnaast exploiteert hij een sportschool in de vorm van een eenmanszaak. Zijn activiteiten bij de sportschool zijn het geven van lessen en het verkopen van sportkleding en sportmateriaal.
2.
Eiser heeft op 2 juli 2008 in zijn aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2007 een inkomen uit werk en woning aangegeven van € 25.629.
3.
Verweerder heeft de aangifte van eiser eerst aangehouden in verband met lopende procedures bij de rechtbank en het gerechtshof over voorgaande jaren. Verweerder heeft eiser bij brief van 31 augustus 2010 verzocht contact met hem op te nemen. In deze brief is onder andere de volgende tekst opgenomen: “Binnenkort moet de definitieve aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2007 door de belastingdienst worden opgelegd. Omdat de aanslagen over voorgaande jaren nog niet onherroepelijk vaststaan is het niet duidelijk wat de invloed hiervan is op het jaar 2007. Graag zouden wij op korte termijn met u willen overleggen hoe wij de aangifte over het jaar 2007 het beste kunnen beoordelen, één en ander ter voorkoming van onnodige correspondentie over en weer.”
Eiser heeft naar aanleiding van bovengenoemde brief geen contact opgenomen met verweerder. Verweerder heeft vervolgens in november 2010 de aangifte beoordeeld en eiser bij brief van 26 november 2010 geïnformeerd over de voorgenomen afwijkingen van de aangifte.
4.
Op 17 december 2010 is aan eiser de aanslag opgelegd. Hierbij heeft verweerder de volgende correcties aangebracht:
5.
Eiser heeft een bezwaarschrift ingediend tegen de aanslag. Bij uitspraak op bezwaar van 15 oktober 2012 is het bezwaar ongegrond verklaard.
6.
In geschil is of de aanslag naar het juiste bedrag is opgelegd.
7.
Verweerder heeft het standpunt ingenomen dat nu eiser geen contact heeft opgenomen naar aanleiding van de onder 3. verzonden brief en zij dus geen inzage hebben gekregen in de administratie van eiser de administratie over het jaar 2007 op dezelfde wijze is ingericht als die over de jaren 2002 tot en met 2006. Naar die jaren was een boekenonderzoek ingesteld en naar aanleiding daarvan waren correcties over die jaren doorgevoerd. Tijdens die controle heeft eiser gegevens aangedragen waarop de omzetcorrectie in die jaren is gebaseerd. Op basis van dit zelf door eiser aangedragen brutowinstpercentage en de hoogte van de contributies over 2006 heeft verweerder de omzetcorrectie over het belastingjaar 2007 berekend. Over de andere correcties, privé gebruik auto en urencriterium voor de zelfstandigenaftrek, heeft eiser geen gegevens verstrekt.
8.
De rechtbank overweegt het volgende. Nu eiser geen relevante nadere gegevens heeft versterkt en hij in beroep niet heeft gemotiveerd waarom de aanslag naar zijn mening te hoog is, acht zij de door verweerder berekende hoogte van de omzet, die gebaseerd is op voorgaande jaren, aannemelijk. Ten aanzien van het privé gebruik auto en het urencriterium van de zelfstandigenaftrek heeft eiser de bewijslast. Eiser heeft hiertoe geen nadere gegevens overgelegd cq. beroepsgronden aangevoerd. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet is geslaagd in zijn bewijslast. De rechtbank acht derhalve de door verweerder vastgestelde aanslag aannemelijk.
9.
Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond verklaard.
10.
Nu het beroep ongegrond is verklaard ziet de rechtbank geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Zonneveld, rechter, in aanwezigheid van mr. B. van Eeuwijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2013.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1.
bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2.
het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep