6.3Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder wordt het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich allereerst schuldig gemaakt aan bedreiging van twee ambulancemedewerkers met een mes. De rechtbank acht dit een ernstig feit, niet alleen omdat de ambulancemedewerkers voor hun leven hebben gevreesd, maar bovenal omdat de ambulancemedewerkers ter plaatse waren om verdachte te helpen. Niet uitgesloten kan worden, dat de ambulancemedewerkers door deze ervaring nog enige tijd hinder zullen ondervinden in de uitoefening van hun werkzaamheden. De rechtbank betrekt wel in haar overwegingen dat verdachte, die door de ambulancemedewerkers uit zijn slaap werd gewekt, zich aanvankelijk waarschijnlijk niet heeft gerealiseerd dat de ambulancemedewerkers er juist ten behoeve van hem waren.
De ambulancemedewerkers hebben naar aanleiding van de bedreiging de politie ingeschakeld. De politie is ter plaatse gekomen en heeft verdachte gevraagd de deur open te doen. Verdachte is hierop zijn woning uitgekomen en is met een opgeheven breekijzer op één van de politieagenten afgestormd. Deze kon op enig moment geen kant meer op en voelde zich zo bedreigd, dat hij geen andere uitweg zag dan verdachte met zijn dienstwapen neer te schieten. Getuige zijn slachtofferverklaring heeft de politieagent gevreesd voor zijn leven en heeft deze gebeurtenis hem stress en ongemak bezorgd, zowel op het werk als thuis. De rechtbank rekent dat verdachte aan.
Tenslotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling van een behulpzame kennis. Naast pijn en letsel heeft de mishandeling, getuige de slachtofferverklaring, kennelijk ook emotionele gevolgen voor het slachtoffer gehad. Ook dat rekent de rechtbank verdachte aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie betreffende de verdachte. Hieruit volgt dat verdachte in 2008 weliswaar nog met politie en justitie in aanraking is geweest, maar niet voor soortgelijke feiten. De rechtbank zal hiermee bij de strafoplegging dan ook geen rekening houden ten nadele van verdachte.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het reclasseringsadvies van 31 augustus 2012. Uit dit rapport volgt, dat verdachte, mede door zijn beperkte frustratietolerantie en impulscontrole, zijn zelfbeheersing makkelijk kan verliezen in geval van spanningsopbouw.
Het recidiverisico wordt op hooggemiddeld geschat. Naast het voorkomen van overbelasting acht de reclassering het van belang dat het traject dat verdachte reeds op vrijwillige basis bij De Waag heeft ingezet, wordt voorgezet om grip te krijgen op zijn denk- en gedragspatroon. Ook is het in dat kader wenselijk om de mogelijkheden van een medicamenteuze behandeling te onderzoeken, omdat dit verdachte wellicht kan ondersteunen bij zijn impulsbeheersing. De reclassering ziet voor zichzelf een rol weggelegd in het coördineren van de lopende hulpverleningstrajecten, om overvraging te voorkomen.
Geadviseerd wordt verdachte een meldingsgebod en een behandelverplichting bij De Waag of soortgelijke instelling op te leggen. Verdachte heeft aangegeven zich daarin te kunnen vinden.
Verder heeft de rechtbank kennis genomen van het psychologisch onderzoek van drs. W.J.L. Lander van 17 september 2012, opgesteld naar aanleiding van de feiten van dagvaarding I. Uit dit rapport volgt, dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van ADHD. Daarnaast is sprake van antisociale persoonlijkheidstrekken en cannabisafhankelijkheid, zij het deels in remissie.
De psycholoog heeft geen duidelijke uitspraak kunnen doen over de toerekeningsvatbaarheid van verdachte omdat er geen delictscenario kan worden vastgesteld nu verdachte het gebeuren zich kennelijk niet meer kan herinneren. Het verband tussen de diagnose ADHD, de antisociale persoonlijkheidstrekken en het ten laste gelegde is daarom niet duidelijk aan te geven.
De kans op recidive is volgens de psycholoog evenmin duidelijk aan te geven, maar kan vanwege de problematiek, waarmee verdachte kampt, als matig tot hoog worden beoordeeld. De psycholoog acht het daarom van belang dat de behandeling bij De Waag wordt voortgezet en dat verdachte door de reclassering wordt begeleid ten behoeve van zijn psychosociale problematiek.
Bijzondere opmerkingen met betrekking tot de ernst van de feiten
De ernst van de door verdachte op 23 mei 2012 gepleegde bedreigingen van personen met een publieke taak betekent in beginsel dat het opleggen van een gevangenisstraf geboden is. De rechtbank ziet echter aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken en overweegt daartoe als volgt.
Uit het dossier is duidelijk geworden, dat verdachte op de avond van 23 mei 2012 meerdere Temazepam- en/of Oxazepam-tabletten heeft ingenomen en dat hij hierop in een klaarblijkelijk diepe slaap is geraakt. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hebben verklaard dat verdachte aanvankelijk in het geheel niet op hen reageerde, maar dat hij kort daarna plotseling opsprong en begon te schreeuwen en dreigen. [slachtoffer 1] heeft verklaard, dat hij zag dat verdachte een vreemde blik in zijn ogen had, alsof hij bezeten was of onder invloed van verdovende middelen.
Uit het toxicologisch onderzoek volgt, dat in het bloed van verdachte de werkzame stoffen van (onder meer) oxazepam en temazepam zijn aangetroffen. Deze zogenaamde benzodiazepinen hebben in het algemeen een angstremmende, kalmerende, slaapverwekkende en spierverslappende werking, maar in 1% van de gevallen kunnen paradoxale reacties optreden, zoals rusteloosheid, prikkelbaarheid, agressie, psychosen en hallucinaties. De NFI-deskundige heeft in dit geval niet kunnen vaststellen of dergelijke paradoxale reacties zich bij verdachte hebben voorgedaan.
Evenwel ziet de rechtbank zich geconfronteerd met de verklaring van verdachte dat hij zich van het gebeuren op 23 mei 2012 niets kan herinneren. Verdachte komt hierin naar het oordeel van de rechtbank oprecht over. Mede gelet op de verklaringen van [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] over de blik in de ogen van verdachte en zijn volstrekt onberekenbare gedrag, houdt de rechtbank het ervoor dat verdachte klaarblijkelijk heeft gehandeld in een toestand van een verlaagd bewustzijn.
Onder deze omstandigheden kan de rechtbank niet vaststellen dat de bedreigingen waren gericht tegen de slachtoffers in hun specifieke hoedanigheid. Aannemelijker lijkt te zijn dat verdachte zou zijn uitgevallen tegen iedereen die zich op dat moment in zijn omgeving bevond, hulpverlener of niet. Dat wordt bevestigd door het feit dat de buurman, met wie verdachte kennelijk op goede voet stond, samen met het ambulancepersoneel de woning is ontvlucht, en dat de vrouw van verdachte even later met hun kind de woning heeft verlaten, terwijl verdachte op dat moment de woning overhoop haalde. Het feit dat verdachte werknemers met een publieke taak heeft bedreigd, hoe ernstig dat op zichzelf genomen ook is, zal de rechtbank verdachte gelet op zijn bewustzijnstoestand niet extra aanrekenen, in die zin dat dit een zwaardere of hogere straf tot gevolg heeft.
Ook houdt de rechtbank, zonder zijn rol in het ontstaan ervan te bagatelliseren, rekening met de voor verdachte schadelijke gevolgen van het schietincident. Na een ziekenhuisopname in kritieke toestand heeft verdachte immers langdurig moeten revalideren, terwijl nog niet is uitgesloten dat hij in enige mate met blijvend invaliditeit zal worden geconfronteerd.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank in dit specifieke geval worden volstaan met een werkstraf en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank acht, anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, verdachte wel in staat tot het uitvoeren van een op hem toegesneden taakstraf. Uit het reclasseringrapport en het psychologisch onderzoek - dat de rechtbank ten aanzien van de problematiek waarmee verdachte kampt ook op het feit van dagvaarding II van toepassing acht - volgt, dat verdachte begeleiding van de reclassering en behandeling door De Waag of een soortgelijke instelling nodig heeft om het recidiverisico, dat thans hooggemiddeld is, terug te dringen. De rechtbank zal daarom aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden verbinden, dat verdachte zich dient te melden bij de reclassering en dat hij zich moet laten behandelen bij De Waag of een soortgelijke instelling, met name voor zijn agressieproblematiek, emotieregulatie en impulscontrole.
Nu verdachte niet tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt veroordeeld, zal de rechtbank het opgeschorte bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte opheffen, wat tevens een afwijzing van de vordering gevangenneming inhoudt.