ECLI:NL:RBDHA:2013:19710

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 december 2013
Publicatiedatum
13 april 2016
Zaaknummer
AWB-13_30782u
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitzetting naar Sierra Leone en zicht op terugkeer

In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Den Haag op 31 december 2013, staat de vraag centraal of er zicht is op uitzetting van eiser naar Sierra Leone. Eiser, van Sierraleoonse nationaliteit, was in bewaring gesteld op grond van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft overwogen dat er intensief overleg plaatsvindt met de Sierraleoonse autoriteiten over gedwongen vertrek, waarbij een Memorandum of Understanding (MoU) in een vergevorderd stadium is. Aanvankelijk was er een verwachting dat het MoU in december 2013 getekend zou worden, maar deze afspraak is geannuleerd zonder nieuwe datum. De rechtbank concludeert dat verweerder voldoende inspanningen heeft geleverd om laissez-passers te verkrijgen voor gedwongen vertrek, en dat er vooralsnog zicht op uitzetting bestaat.

Eiser heeft aangevoerd dat verweerder niet voortvarend handelt en dat er sinds zijn presentatie op 28 oktober 2013 geen uitzettingshandelingen zijn verricht. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat er meerdere vertrekgesprekken hebben plaatsgevonden en dat de Sierraleoonse nationaliteit van eiser is bevestigd. Eiser heeft verklaard bereid te zijn om terug te keren, maar dat dit niet mogelijk is vanwege de onveilige situatie in Sierra Leone. De rechtbank oordeelt dat, ondanks de lange duur van het overleg, er nog steeds zicht op uitzetting bestaat, mits eiser zijn medewerking verleent aan zijn terugkeer.

De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 13 / 30782

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 december 2013 in de zaak tussen

[Eiser], eiser
(gemachtigde: mr. H.H.R. Bruggeman),
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder
(gemachtigde: mr. S. Faddach).

Procesverloop

Op 14 augustus 2013 heeft verweerder eiser op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 in bewaring gesteld.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van de vrijheidsontneming. Tevens is om schadevergoeding verzocht.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage ingezonden. Eiser heeft daarop, na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 december 2013. Eiser is gehoord via het zogenoemde "telehoren". Eisers gemachtigde was niet aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Als tolk was aanwezig B. Roodenrijs.
Het onderzoek ter zitting is geschorst teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen nadere informatie over te leggen. Eiser heeft hierop gereageerd. Vervolgens heeft de rechtbank verweerder nogmaals om nadere informatie gevraagd, waarna eiser op de verstrekte informatie heeft gereageerd.
Beide partijen hebben toestemming gegeven de nadere zitting achterwege te laten. Daarop heeft de rechtbank op 30 december 2013 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser is volgens zijn eigen verklaring geboren op [geboortedatum] en van Sierraleoonse nationaliteit.
2.De rechtbank stelt vervolgens allereerst vast dat het beroep tegen het voortduren van de maatregel van bewaring laatstelijk bij uitspraak van 28 oktober 2013 (AWB 13 / 26712) ongegrond is verklaard.
3. Ter beoordeling ligt thans de vraag voor of het voortduren van de bewaring sinds het sluiten van het vooronderzoek in de vorige procedure op 22 oktober 2013, rechtmatig kan worden geacht.
4. Eiser heeft - kort weergegeven - aangevoerd dat verweerder niet voortvarend handelt. Sinds de presentatie van eiser van 28 oktober 2013 zijn er geen uitzettingshandelingen verricht door verweerder. Het enkel voeren van een vertrekgesprek is daartoe onvoldoende volgens eiser. Uit het vertrekgesprek van 29 november 2013 wordt volgens eiser niet duidelijk wat de regievoerder met dit gesprek beoogde te bereiken. Nu er niet voortvarend gehandeld wordt door verweerder en uitzetting op korte termijn ook niet valt te verwachten, meent eiser dat de maatregel van bewaring opgeheven dient te worden.
5. Uit de gedingstukken - met name de door verweerder ingezonden voortgangsrapportage – blijkt dat eiser op 28 oktober 2013 in persoon is gepresenteerd bij de Sierraleoonse autoriteiten. Aan de hand van deze presentatie is de Sierraleoonse nationaliteit van eiser bevestigd. Er is na deze presentatie meerdere malen schriftelijk gerappelleerd en er zijn vertrekgesprekken met eiser gevoerd. Het meest recente vertrekgesprek is gevoerd op 29 november 2013. Eiser heeft in dit gesprek verklaard in beginsel bereid te zijn om terug te keren naar Sierra Leone, maar dat dit niet mogelijk is vanwege de problemen aldaar. Volgens eiser is er sprake van een onveilige situatie in Sierra Leone, waarbij de regering en politie corrupt zijn.
6. De rechtbank overweegt met betrekking tot het bestaan van zicht op uitzetting dat verweerder heeft gesteld dat er nog steeds intensief overleg met de Sierraleoonse autoriteiten wordt gevoerd over gedwongen vertrek. De besprekingen over een zogenoemd Memorandum of Understanding (MoU) zijn in een ver gevorderd stadium. Aanvankelijk werd verwacht dat in december 2013 afrondende besprekingen konden plaatsvinden en dat het MoU dan getekend zou worden. Door de Sierraleoonse autoriteiten is die afspraak geannuleerd en een nieuwe datum is nog niet bekend. Uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt dat verweerder zich op diplomatiek niveau heeft ingespannen en nog steeds inspant om de Sierraleoonse autoriteiten ertoe te bewegen laissez-passers af te geven ten behoeve van gedwongen vertrek. Er bestaat geen grond voor het oordeel dat die inspanning op voorhand niet tot het ermee beoogde resultaat zal leiden. Bij deze stand van zaken heeft verweerder, naar het oordeel van de rechtbank, voldoende aannemelijk gemaakt dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Sierra Leone vooralsnog niet ontbreekt. Dit laat onverlet dat, ook gelet op de lange duur van het overleg tussen de betrokken autoriteiten, op enig moment niet anders dan geconcludeerd kan worden dat een dergelijk uitzicht wel is komen te ontbreken vanwege de voortschrijdende duur van dat overleg zonder concrete resultaten dan wel het ontbreken van voldoende zicht op concrete (vervolg)stappen. Het vorenstaande laat echter onverlet dat verweerder ook heeft gesteld dat indien vreemdelingen tijdens hun presentatie ten overstaan van de diplomatieke vertegenwoordiging te kennen geven vrijwillig te willen terugkeren en de Sierraleoonse nationaliteit door de vertegenwoordiger wordt vastgesteld, dat dan door de Sierraleoonse autoriteiten een (vervangend) reisdocument wordt afgegeven.
7. De rechtbank is naar aanleiding van het vorenstaande dan ook van oordeel dat er vooralsnog nog steeds gezegd moet worden dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn bestaat naar Sierra Leone. Van eiser kan verder, zoals volgt uit onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 juni 2008 (200803407/1), worden gevergd dat hij actieve en volledige medewerking verleent aan zijn terugkeer. Hieruit volgt dat van hem verwacht mag worden dat hij ten overstaan van de Sierraleoonse autoriteiten verklaart vrijwillig te willen terugkeren naar Sierra Leone.
8. Met betrekking tot het standpunt van eiser, onder overlegging van een mailwisseling uit februari 2013 ter zake van een andere vreemdeling, afkomstig van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM), dat de Sierraleoonse autoriteiten aan vreemdelingen die vrijwillig willen terugkeren eveneens geen laissez-passers verstrekken, overweegt de rechtbank in het licht van het vorenstaande ten overvloede als volgt. Die mailwisseling ziet op vertrek via het IOM, derhalve anders dan via tussenkomst van de Nederlandse autoriteiten. Verweerder heeft in dit verband verder verwezen naar een door hem aan deze rechtbank, nevenzittingsplaats Rotterdam, gerichte brief van 22 november 2013, waarin is meegedeeld dat in 2012 en 2013 in totaal 22 personen via het IOM vrijwillig zijn teruggekeerd naar Sierra Leone. In voormelde mailwisseling ziet de rechtbank derhalve geen aanleiding verweerders mededeling dat vertrek naar Sierra Leone mogelijk is indien de vreemdeling te kennen geeft vrijwillig te willen terugkeren, in twijfel te trekken. De rechtbank acht hiertoe verder van belang dat de door verweerder verstrekte informatie van recentere datum is dan de mailwisseling, achtergrondinformatie omtrent de door eiser genoemde zaak ontbreekt en er, gelet op de door verweerder genoemde aantallen waarin wel sprake is geweest van vrijwillig vertrek, kennelijk sprake is van een incident. Gesteld noch gebleken is verder dat de door verweerder genoemde gevallen zagen op vreemdelingen die in het bezit waren van documenten.
9. Gegeven de voormelde omstandigheden, waarbij verweerder enerzijds (in belangrijke mate) afhankelijk is van de Sierraleoonse autoriteiten voor wat betreft de voortgang van de gesprekken en anderzijds de opstelling van eiser, kan niet gezegd worden dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt door enkel periodiek vertrekgesprekken te voeren met eiser.
10. Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond en wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.H. Machiels, rechter, in aanwezigheid van S.F.G.H. Janse, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 december 2013.
w.g. S.F.G.H. Janse,
griffier
w.g. F.H. Machiels,
rechter
Voor eensluidend afschrift:
de griffier:
Afschrift verzonden aan partijen op: 31 december 2013
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.