ECLI:NL:RBDHA:2013:19708
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Turkse vreemdeling met lidmaatschap PKK en risico op behandeling in strijd met artikel 3 EVRM
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 1 mei 2013 uitspraak gedaan in het beroep van een Turkse vreemdeling die asiel had aangevraagd in Nederland. De vreemdeling, die jarenlang lid was van de Koerdische Arbeidspartij PKK, vreesde bij terugkeer naar Turkije een levenslange gevangenisstraf en mishandeling door de autoriteiten. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie had de asielaanvraag afgewezen op basis van onvoldoende bewijs van de identiteit en het asielrelaas van de vreemdeling. De rechtbank oordeelde dat de vreemdeling weliswaar geen documenten had overgelegd, maar dat zijn verklaringen over zijn betrokkenheid bij de PKK geloofwaardig waren. De rechtbank stelde vast dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd dat de vreemdeling bij terugkeer naar Turkije geen reëel risico liep op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM, dat foltering en onmenselijke behandeling verbiedt. De rechtbank vernietigde het besluit van de staatssecretaris en droeg hem op binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de uitspraak. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de vreemdeling, die op € 944,-- werden vastgesteld. De rechtbank benadrukte dat de situatie van de vreemdeling, gezien zijn langdurige betrokkenheid bij de PKK, een verhoogd risico op mishandeling met zich meebracht, en dat de staatssecretaris dit onvoldoende had onderbouwd.