ECLI:NL:RBDHA:2013:19703
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Beoordeling leges voor verblijfsvergunningen voor langdurig ingezetenen in het bestuursrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 mei 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee eisers van Egyptische nationaliteit en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De eisers hadden een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, die eerder was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eisers gegrond verklaard en het besluit van 6 februari 2013 gedeeltelijk vernietigd, met betrekking tot de ingangsdatum van de verleende verblijfsvergunningen en de kosten van het bezwaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ingangsdatum van de verblijfsvergunningen op 12 november 2009 moet worden gesteld, in plaats van de door verweerder gehanteerde datum van 10 oktober 2012.
De rechtbank heeft ook de hoogte van de leges voor de verblijfsvergunningen beoordeeld. Eisers stelden dat het legesbedrag van € 130,00 in strijd was met Richtlijn 2003/109/EG, omdat het meer dan twee derde hoger zou zijn dan de leges die van EU-burgers voor soortgelijke documenten worden gevraagd. De rechtbank volgde dit standpunt niet en oordeelde dat het legesbedrag niet als een belemmering voor de uitoefening van de rechten onder de richtlijn kan worden beschouwd. De rechtbank concludeerde dat het legesbedrag van € 130,00, dat door verweerder was vastgesteld, niet in strijd was met de richtlijn en dat de eerdere legesbedragen, die aanzienlijk hoger waren, wel in strijd waren met de richtlijn.
De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eisers, die zijn vastgesteld op € 944,00, en het betaalde griffierecht van € 150,00. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.