ECLI:NL:RBDHA:2013:19698
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. de Jong
- R. Sipkens
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen legesheffing voor verblijfsvergunningen van langdurig ingezetenen
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 28 mei 2013, hebben eisers, bestaande uit [eiseres1] en haar kinderen [eiser] en [eiseres2], allen van Egyptische nationaliteit, beroep ingesteld tegen de leges die zijn geheven voor hun verblijfsvergunningen. De eisers zijn vertegenwoordigd door hun advocaat, mr. W.P.C. de Vries, terwijl de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, vertegenwoordigd door mr. J.T. Toussaint, als verweerder optreedt. Tijdens de zitting erkende de verweerder dat de leges ten onrechte zijn geheven of dat deze te hoog waren, en verzocht om partiële vernietiging van het bestreden besluit. De rechtbank oordeelde echter dat de verweerder niet in redelijkheid had kunnen afzien van het horen van eiser, aangezien er een juridisch dispuut bestond over de legesheffing en er geen sprake was van een uitgemaakte zaak. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit niet partieel in stand kon worden gelaten, omdat de motivering van het standpunt van de verweerder tijdens de zitting aanzienlijk verschilde van het schriftelijke standpunt. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd de verweerder veroordeeld in de proceskosten van de eisers tot een bedrag van € 944,-- en diende het door eiser betaalde griffierecht van € 156,-- te worden vergoed.