ECLI:NL:RBDHA:2013:19695
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking verblijfsrecht als partner van een gemeenschapsonderdaan; behoud van verblijf na drie jaren voor niet-geregistreerd partners; gegrond
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 maart 2013 uitspraak gedaan in een geschil over de intrekking van het verblijfsrecht van eiseres, een Ghanese vrouw, die als partner van een gemeenschapsonderdaan in Nederland verbleef. Eiseres had vanaf 20 november 2006 rechtmatig verblijf genoten bij haar Britse partner, maar vanaf 6 september 2010 woonden zij niet meer samen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag van eiseres voor een document 'duurzaam verblijf burgers van de Unie' afgewezen en haar verblijfsrecht ingetrokken. Eiseres maakte bezwaar tegen deze besluiten, maar dit werd ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft in haar overwegingen de relevante artikelen van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) en de Europese Verblijfsrichtlijn besproken. De rechtbank oordeelde dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in een eerdere uitspraak had geoordeeld dat het behoud van verblijf ook geldt voor niet-geregistreerde partners van Unieburgers. De rechtbank concludeerde dat eiseres, ondanks het feit dat zij niet gedurende vijf jaar ononderbroken rechtmatig verblijf had, toch in aanmerking kwam voor behoud van verblijf op basis van artikel 8.15, vierde lid, onder a, van het Vb 2000.
De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van de staatssecretaris en droeg deze op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de uitspraak. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die op € 944,-- werden vastgesteld, en moest het betaalde griffierecht van € 156,-- aan eiseres worden vergoed. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.