Ter zitting van 16 juli 2013 heeft eiser zelf (dat wil zeggen: in persoon, dus niet bij gemachtigde), in zijn laatste woord, aangegeven dat de kwestie rond de titre de voyage hem hoog zit en dat hij oprecht gelooft dat dit document vals is, ook omdat hij nooit in persoon is gepresenteerd bij de Guinese ambassade of bij de taskforce Guinee. Verder heeft eiser in zijn laatste woord aangegeven dat zijn honger- en dorststaking niet is bedoeld om zijn uitzetting
te frustreren, maar verband houdt met het feit dat verweerder hem met gebruikmaking van de in zijn ogen valse titre de voyage wil uitzetten en hij het daar niet mee eens is.
2.10.1.Deze beroepsgrond faalt evenzeer.
Daartoe overweegt de rechtbank als volgt met betrekking tot het betoog van eiser dat er geen zicht is op uitzetting binnen een redelijke termijn wegens twijfel aan de authenticiteit (de echtheid) van de titre de voyage.
Bij de op de zaak betrekking hebbende stukken bevindt zich een (op ambtseed en ambtsbelofte opgemaakt) proces-verbaal van bevindingen van 5 juli 2013 van de Koninklijke Marechaussee (KMar), Brigade Recherche/Recherche bureau Falsificaten, naar aanleiding van aan het document ‘titre de voyage’ verricht onderzoek. In het proces-verbaal is als resultaat van het onderzoek vermeld dat aan het document geen kenmerken van valsheid en/of vervalsing zijn aangetroffen en voorts dat (door verbalisanten) geen uitspraak kan worden gedaan omtrent de wijze waarop en de omstandigheden waaronder dit document is afgegeven.
De rechtbank merkt op dat het aan eiser is om, als hij desondanks meent dat het document vals is, een contra-expertise te laten verrichten.
De rechtbank heeft ter zitting aan eiser voorgehouden dat zij acht heeft geslagen op hetgeen over de titre de voyage is opgemerkt in de beroepsgronden van 8 juli 2013, onder 3, te weten:
“Inmiddels is op YouTube een video te zien waarin de vertrouwensarts van eiser toelicht dat de titre de voyage een vals document betreft. Bij inzoomen op de details van het document blijken onder de gegevens van eiser andere gegevens schuil te gaan. Deze informatie is afkomstig van een Duitse documenten-deskundige, die zich nog beraadt op het opstellen van een deskundigenrapport. Eiser stelt dat het document op echtheid onderzocht behoord te worden door Bureau Documenten van de IND in Zwolle.”
Desgevraagd is namens eiser ter zitting meegedeeld dat er nog geen deskundigenrapport is opgesteld en dat de naam van bedoelde Duitse documentendeskundige nog niet kan worden gegeven.
Het voorgaande leidt de rechtbank tot de slotsom dat hetgeen eiser heeft aangevoerd
ter onderbouwing van zijn verklaring dat hij twijfelt aan de echtheid van de titre de voyage, onvoldoende is. Daarbij heeft de rechtbank met name gelet op het proces-verbaal van bevindingen van de KMar van 5 juli 2013. De rechtbank merkt nog op dat zij ook overigens
in de op de zaak betrekking hebbende stukken geen aanknopingspunt heeft gevonden voor eisers stelling dat de titre de voyage vals is of zou zijn.
Voor de goede orde merkt de rechtbank hierbij nog op dat zij ook in de verklaring van eiser dat zijn broer naar de ambassade in Brussel is gegaan en het onderhoud aldaar heeft gefilmd, met welk filmfragment - naar eiser stelt - duidelijk is dat een titre de voyage alleen kan worden afgegeven op vertoon van een document hetgeen in het geval van eiser niet is gebeurd, geen aanleiding ziet voor een ander oordeel aangaande eisers betoog op dit punt.
De rechtbank volgt eiser dan ook niet in zijn stelling dat er geen zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn is omdat de titre de voyage vals is of zou zijn.
De rechtbank overweegt als volgt met betrekking tot het betoog van eiser dat er geen zicht is op uitzetting binnen een redelijke termijn wegens zijn gezondheidstoestand.
De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog. Eiser heeft geen (medische) stukken overgelegd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat zijn gezondheidstoestand maakt dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn is komen te ontbreken.
Voor zover nodig, merkt de rechtbank nog op dat niet is gesteld dat sprake is van detentieongeschiktheid van eiser.