ECLI:NL:RBDHA:2013:19661
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- A.J. van Putten
- J.T.H. Zimmerman
- H.J. Schaberg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van de aanvraag om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet in verband met medische situatie van een Nigeriaanse hiv-patiënt
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 juni 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Nigeriaanse eiser, die hiv-geïnfecteerd is, en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De eiser had een aanvraag ingediend op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet, waarin hij verzocht om uitstel van uitzetting vanwege zijn medische situatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag van eiser op 15 november 2010 door verweerder was afgewezen, en dat het daartegen gemaakte bezwaar op 5 januari 2012 ongegrond was verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om zijn uitzetting te verbieden totdat op het beroep was beslist.
De rechtbank heeft in haar overwegingen de rol van het Bureau Medische Advisering (BMA) belicht, dat in zijn advies concludeerde dat eiser medisch gezien in staat was om te reizen, mits hij de benodigde medicatie bij zich had. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het BMA-advies onvoldoende inzichtelijk was en niet voldeed aan de eisen van zorgvuldigheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat resistentietesten een essentieel onderdeel zijn van de behandeling van hiv-patiënten, en dat het BMA niet voldoende had gemotiveerd waarom deze testen niet noodzakelijk waren voor eiser.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de periode waarin eiser na zijn reis medische zorg nodig zou hebben, niet adequaat was vastgesteld door verweerder. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de uitspraak. De rechtbank heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat het beroep gegrond was verklaard. Eiser heeft recht op vergoeding van het griffierecht en de proceskosten zijn aan hem toegewezen.