In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juni 2013 uitspraak gedaan in een civiele procedure over de aansprakelijkheid van een bestuurder van de Stichting Urban Organism (UO) na het faillissement van de stichting. De curator, mr. QQ, heeft de bestuurder, aangeduid als [gedaagde], aangeklaagd op grond van artikel 2:9 BW, omdat hij volgens de curator ernstig verwijtbaar heeft gehandeld door de organisatie van een conferentie voort te zetten, ondanks dat er geen zicht was op voldoende inkomsten om de gemaakte kosten te dekken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de stichting op 5 april 2011 failliet is verklaard en dat de bestuurder verantwoordelijk was voor de organisatie van een jaarlijkse conferentie die uiteindelijk niet succesvol was. De curator heeft gesteld dat de bestuurder verplichtingen is aangegaan zonder een deugdelijke begroting en dat hij de activiteiten van de stichting heeft voortgezet terwijl deze feitelijk insolvent was. De rechtbank heeft geoordeeld dat de bestuurder een ernstig verwijt treft voor zijn handelen na eind mei 2009, toen de omstandigheden voor de organisatie van de conferentie ongunstig waren. De rechtbank heeft de vordering van de curator toegewezen en de bestuurder veroordeeld tot schadevergoeding op te maken bij staat, terwijl de proceskosten werden gecompenseerd.