ECLI:NL:RBDHA:2013:19649

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juni 2013
Publicatiedatum
9 december 2014
Zaaknummer
418957 HA ZA 12-589
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van een bestuurder van een stichting voor boedeltekort na faillissement

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juni 2013 uitspraak gedaan in een civiele procedure over de aansprakelijkheid van een bestuurder van de Stichting Urban Organism (UO) na het faillissement van de stichting. De curator, mr. QQ, heeft de bestuurder, aangeduid als [gedaagde], aangeklaagd op grond van artikel 2:9 BW, omdat hij volgens de curator ernstig verwijtbaar heeft gehandeld door de organisatie van een conferentie voort te zetten, ondanks dat er geen zicht was op voldoende inkomsten om de gemaakte kosten te dekken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de stichting op 5 april 2011 failliet is verklaard en dat de bestuurder verantwoordelijk was voor de organisatie van een jaarlijkse conferentie die uiteindelijk niet succesvol was. De curator heeft gesteld dat de bestuurder verplichtingen is aangegaan zonder een deugdelijke begroting en dat hij de activiteiten van de stichting heeft voortgezet terwijl deze feitelijk insolvent was. De rechtbank heeft geoordeeld dat de bestuurder een ernstig verwijt treft voor zijn handelen na eind mei 2009, toen de omstandigheden voor de organisatie van de conferentie ongunstig waren. De rechtbank heeft de vordering van de curator toegewezen en de bestuurder veroordeeld tot schadevergoeding op te maken bij staat, terwijl de proceskosten werden gecompenseerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/418957 / HA ZA 12-589
Vonnis van 19 juni 2013
in de zaak van
mr. [curator] QQ
zijn zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de stichting
Stichting Urban Organism,
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. M.A.D. Posthumus Meyjes te Den Haag,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. J.H. Pelle.
Partijen worden hierna de curator en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1
Het procesverloop blijkt uit:
- de dagvaarding van 2 mei 2012 met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- het vonnis van 25 juli 2012 waarin een comparitie van partijen is gelast;
- het proces-verbaal van de op 20 december 2012 gehouden comparitie van partijen;
- het rolbericht van 16 maart 2013 waarin de curator vonnis heeft gevraagd.
1.2
Tot slot is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
Op 5 april 2011 is de stichting Stichting Urban Organisation 2009 (hierna: UO) failliet verklaard met benoeming van de curator als curator.
2.2
Het bestuur van UO bestond uit de stichting Stichting Aquarius Consulting Engineers & Architects (hierna: Aquarius) en de vereniging Vereniging Vrienden van de Koningstoren (hierna: Koningstoren). [gedaagde] was enig bestuurder van Aquarius en van Koningstoren.
2.3
De activiteiten van UO zijn in de statuten omschreven als: “
het organiseren van een jaarlijkse te houden conferentie onder de naam: “Yearly Conference on Urban Organism”; Het bij de conferentie laten ontstaan van initiatieven, discussies en activiteiten op het gebied evan wonen en werken in combinatie met energie-innovatie, duurzaamheid en schone lucht met als sleutelwoord “sustainability”.
2.4
Op 2 september 2009 heeft UO een conferentie georganiseerd onder de naam
“Urban Organism 2009”en met als ondertitel “
Duurzame stad, stad van de toekomst”(hierna: de conferentie). De conferentie hield verband met het project De Koningstoren te Den Haag. UO heeft geen andere activiteiten ontplooid dan het organiseren van de conferentie.
2.5
De organisatie van de conferentie is in 2008 aangevangen. In eerste instantie was het de bedoeling dat de conferentie zou plaatsvinden op 20 mei 2009, tegelijk met en op dezelfde locatie als The Hague Jazz. Gestreefd werd naar een deelnemersaantal van circa 300. UO had contacten met derden die tot de doelgroep van de conferentie behoorden dan wel relaties hadden die tot deze doelgroep behoorden. Deze derden, voornamelijk bouwbedrijven en projectontwikkelaars, hadden sponsoring toegezegd en hadden toegezegd voor circa 100 betalende deelnemers te kunnen zorgen.
2.6
Voor de organisatie van de conferentie maakte UO gebruik van externe bureaus. In de periode van januari 2009 tot en met mei 2009 hebben twee bureaus in opdracht van UO werkzaamheden verricht. UO heeft de facturen van deze bureaus niet voldaan. Deze bureaus hebben bij de curator vorderingen ingediend van € 23.235,75 en € 6.291,83.
2.7
Kort voor 20 mei 2009 heeft UO besloten de conferentie niet door te laten gaan, in verband met “terugtrekkende bewegingen” van de onder 2.5 bedoelde bouwbedrijven en projectontwikkelaars, die vanwege de verslechterde economische omstandigheden en de effecten daarvan in hun branche hun afspraken/toezeggingen niet langer bleken te kunnen/willen nakomen.
2.8
Kort na het onder 2.7 bedoelde besluit kwam UO in contact met Clockround Events, die te kennen gaf later dat jaar alsnog de conferentie te kunnen organiseren voor 500 tot 700 mensen, die voor deelname € 295 exclusief btw zouden moeten betalen.
Eind mei 2009 hebben UO en Clockround Events een overeenkomst gesloten, uit hoofde waarvan Clockround Events de “all in organisatie” zou verzorgen voor de conferentie, die op 2 september 2009 zou plaatsvinden. In de overeenkomst is een betalingsschema opgenomen van twee voorschotnota’s (met 1 juli en 1 augustus 2009 als betalingsdata ) en een nacalculatie op 15 september 2009.
2.9
Na het sluiten van de onder 2.8 bedoelde overeenkomst is de volgende begroting opgesteld voor de conferentie:
“Baten realisatie begroting totaal
---------------------------------------- ------------------------------- -------------------------
€ €
Deelnemers (500-700) 147.500 (206.500)
Sponsoren 20.000 25.000
Gemeente Den Haag 10.000
Bijzondere inkomsten 4.500
------------- -------------
20.000 187.000
Lasten
-------------------------------------------
€ €
Organisatie en conferente 25.596 7.500
Medewer(st)ers 12.000
Startwerkzaamheden 3.000
Overige algemene kosten 2.907 0
Programma en sprekers 20.000
Pers,adverstenties e.d. 3.505 10.000
Productie infra, facilitair en draaiboeken
e.d 25.000
Congres hospitality 5.000
Genodigden en reiskosten 5.000
Congres veiligheid 7.500
Congres overige kosten 20.000
Voorbereidingen 2008/2009 72.000
--------------- ------------------
32.008 187.000
-12.008 0”
2.1
In juni 2009 heeft [gedaagde] een deel van een vordering gecedeerd aan UO. Het gaat om een bedrag van € 460.000 van een vordering van € 920.000 die [gedaagde] stelt te hebben op de ANWB in verband met het verbeuren van bij vonnis van 31 januari 2006 opgelegde dwangsommen.
2.11
Op 13 juli 2009 verkreeg UO de toezegging van een aantal (bouw)bedrijven, die inhield dat zij zich hadden gecommitteerd in totaal 80 kaarten voor de conferentie in eigen relatiekring te doen aankopen of deze zelf aan te kopen.
2.12
In juli 2009 is een conflict ontstaan tussen Clockround Events en UO en is de samenwerking beëindigd. Clockround Events heeft een vordering van € 54.002,70 ingediend bij de curator ter zake van de eerste voorschotnota.
2.13
UO is heeft vervolgens besloten de conferentie door te laten gaan en heeft het bureau Rostra opdracht gegeven om de conferentie (verder) te organiseren. Op 28 juli 2009 heeft Rostra een voorschotnota van € 35.700 gezonden aan UO.
2.14
Op 21 augustus 2009 heeft de advocaat van Rostra aan UO geschreven dat Rostra niet in staat is haar verantwoordelijkheid voor de organisatie van de conferentie waar te maken, aangezien:
“Door cliënte aangeschreven door u opgegeven sponsors hebben tot dusverre ofwel niet gereageerd ofwel laten weten dat zij ten onrechte als zodanig waren aangemerkt. Het aantal verwachte deelnemers is tot dusverre ver bij de verwachtingen achtergebleven. Cliënte is bovendien te ore gekomen dat de stichting een zeer twijfelachtige debiteurenstatus heeft. De optie op het World Forum, die aanvankelijk tot 12 augustus 2009 is verleend, is in overleg met u tot 19 augustus verlengd maar inmiddels geannuleerd.
(...)
Bijgaand treft u het concept aan voor de aan deelnemers en inleiders te verzenden brief; deze heeft ten doel de schade voor alle betrokkenen zo veel mogelijk te beperken. Gaarne verneem ik nog hedenmiddag uw eventuele commentaar, zodat tot uitzending kan worden overgegaan.
(...)”
Hierop heeft UO € 15.000 voldaan aan Rostra.
2.15
Eind augustus 2009, toen bleek dat World Forum de zaal niet ter beschikking wilde stellen aan UO, is de locatie van de conferentie veranderd naar hotel Bel Air te Den Haag. UO heeft een lening van € 15.000 verkregen van een architectenbureau en heeft het geleende bedrag meteen overgemaakt aan Bel Air als betaling van de kosten van de zaalhuur.
2.16
De conferentie is bezocht door 43 betalende deelnemers.
2.17
UO, die voorafgaand aan de conferentie geen sponsorovereenkomsten en evenmin een bijdrage van de gemeente Den Haag had ontvangen, heeft na de conferentie tevergeefs getracht de gemeente Den Haag te bewegen om het tekort te dekken en heeft vervolgens haar faillissement aangevraagd.

3.Het geschil

3.1
De curator vordert dat [gedaagde] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt veroordeeld tot betaling aan de curator van het gehele boedeltekort dan wel schadevergoeding op te maken bij staat en de proceskosten, waaronder de beslagkosten.
3.2
De curator stelt dat:
I [gedaagde] op grond van artikel 2:9 BW aansprakelijk is voor de door UO geleden schade, bestaande uit het gehele boedeltekort, aangezien hem een ernstig verwijt treft omdat hij de organisatie van de conferentie is aangevangen zonder een startbegroting en zonder enige dekking en/of startkapitaal of zicht daarop en dat hij de organisatie van het congres heeft voortgezet toen hem duidelijk had moeten zijn dat de inkomsten ver achter bleven bij de gemaakte en/of begrote kosten;
II [gedaagde] op grond van artikel 6:162 BW jegens de gezamenlijke crediteuren van failliet aansprakelijk is voor schade ter grootte van het boedeltekort als gevolg van:
a. het aangaan van verplichtingen door [gedaagde] namens UO terwijl hij wist althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat UO niet binnen redelijke termijn in staat zou zijn haar verplichtingen na te komen en evenmin verhaal zou bieden voor de door deze wanprestatie veroorzaakt schade van de wederpartij;
b. [gedaagde] de activiteiten van UO heeft voortgezet na het moment van feitelijke insolventie;
III [gedaagde] op grond van artikel 6:162 BW jegens de gezamenlijke crediteuren van failliet en jegens failliet aansprakelijk is voor schade als gevolg van het nalaten een deugdelijke administratie te voren bij failliet.
3.3
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer.
3.4
Voor zover van belang worden de standpunten van partijen hierna besproken.

4.De beoordeling

4.1
Niet in geschil is dat [gedaagde] middellijk bestuurder was van UO. De curator heeft onweersproken gesteld dat in feite één natuurlijk persoon ([gedaagde]) betrokken was bij UO. Door [gedaagde] is niet betwist dat hij in feite de gang van zaken binnen UO bepaalde.
4.2
[gedaagde] heeft niet weersproken dat de curator namens de gezamenlijke crediteuren een vordering tegen hem kan instellen op grond van artikel 6:162 BW.
4.3
De curator heeft onweersproken gesteld dat toen UO in 2008 begon met de organisatie van de conferentie geen sprake was van een startkapitaal en ook niet van een (start)begroting. Op dat moment had UO wel de onder 2.5 bedoelde toezeggingen van bouwbedrijven en projectontwikkelaars, die zicht gaven op sponsoring en betalende deelnemers. Ten aanzien van de beslissing om onder deze omstandigheden de conferentie te gaan organiseren en in verband daarmee verplichtingen aan te gaan, valt [gedaagde] geen verwijt te maken, mede gelet ook op het feit dat er toen voldoende tijd was om voor de geplande datum van de conferentie een en ander nader uit te werken en rond te krijgen.
4.4
[gedaagde] treft evenmin een verwijt ten aanzien van de daaropvolgende periode, tot aan het besluit om de conferentie in mei 2009 niet door te laten gaan. Dat, achteraf bezien de organisatie wellicht op een meer doelmatige wijze had kunnen geschieden, is daartoe onvoldoende. Er zijn evenmin voldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat [gedaagde] in deze periode - waarin zicht was op inkomsten uit sponsoring en betalende deelnemers – als middellijk bestuurder verbintenissen namens UO is aangegaan terwijl hij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat UO niet binnen redelijke termijn in staat zou zijn haar verplichtingen na te komen en evenmin verhaal zou bieden voor de door deze wanprestatie veroorzaakte schade van de wederpartij.
Indien en voor zover in deze periode sprake was van de door de curator gestelde situatie van feitelijke insolventie en het ontbreken van een deugdelijke administratie, blijkt niet dat dit heeft geleid tot de door de curator gestelde benadeling van schuldeisers.
4.5
Eind mei 2009 was de uitgangssituatie voor het organiseren van de conferentie niet rooskleurig. De conferentie was wel inhoudelijk voorbereid - er was een programma en er waren sprekers - maar:
i. i) de bouwbedrijven en projectontwikkelaars konden/wilde in verband met de economische omstandigheden hun eerder gedane toezeggingen voor sponsoring en betalende deelnemers niet langer nakomen;
ii) er waren wel (andere) sponsors benaderd, echter zonder dat dit tot concrete toezeggingen had geleid;
iii) er bestond geen concreet zicht op (voldoende, te weten het tot dan toe als uitgangspunt genomen aantal van circa 300) betalende deelnemers aan de conferentie en/of andere inkomsten;
iv) UO beschikte niet over enig eigen vermogen;
v) de twee door UO ingeschakelde organisatiebureaus hadden vorderingen op UO, die de facturen voor hun werkzaamheden niet had voldaan;
vi) de hiervoor bedoelde omstandigheden maakten dat UO feitelijk in een toestand van faillissement verkeerde.
4.6
Deze omstandigheden waren onveranderd aan de orde toen de opdracht werd gegeven om aan Clockround Events. Daarbij kwam dat:
vii) het plan voor de conferentie ambitieuzer was geworden, in de zin dat het deelnemers aantal bijna was verdubbeld naar 500 tot 700 en dit aantal deelnemers ook nodig was om uit de kosten te komen;
viii) onduidelijk was of de afgezegde sprekers op 2 september 2009 beschikbaar waren en of het eerder gemaakte programma voor de conferentie, met onder andere workshops, zich ook leende voor het bijgestelde, hogere deelnemersaantal;
ix) de organisatieperiode van drie maanden heel kort was;
x) de opdracht aan Clockround Events een forse investering vergde, getuige de bij de curator ingediende vordering ter zake van de eerste voorschotnota van € 54.002,70.
4.7
[gedaagde] heeft verklaard dat hij zich door Clockround Events heeft laten overtuigen dat een en ander gerealiseerd zou worden, aangezien de directeur van Clockround Events goede contacten had bij de gemeente Den Haag en hem had verzekerd dat hij een bijdrage van de gemeente zou kunnen krijgen. Verder had Clockround Events eerder met succes - en met een bijdrage van de gemeente Den Haag - The Hague Jazz georganiseerd, aldus [gedaagde].
4.8
Als alles goed was gegaan, was er niet alleen een inhoudelijk succesvolle conferentie geweest, maar zou ook de hiervoor onder vi) bedoelde situatie van het feitelijk in staat van faillissement verkeren van UO ongedaan zijn gemaakt. Uit de onder 2.9 bedoelde begroting kan immers worden afgeleid dat de vorderingen van de eerste twee bureaus kennelijk als reeds gemaakte kosten zijn verdisconteerd in de begroting.
4.9
De onder 4.7 bedoelde omstandigheden die [gedaagde] volgens zijn eigen verklaring over de streep hebben getrokken om te besluiten om de conferentie op 2 september 2009 door Clockround Events te laten organiseren vormen een buitengewoon wankele en vooral weinig concrete basis voor dit besluit, dat erop neerkomt dat in dezelfde omstandigheden, waarin de conferentie kort daarvoor was afgelast, werd overgegaan tot de uitvoering van een veel ambitieuzer plan voor het organiseren van de conferentie terwijl dat plan bovendien in zeer korte tijd gerealiseerd moest worden en een nieuwe, forse investering vergde. [gedaagde] treft een verwijt ten aanzien van dit besluit, dat geen redelijk handelend bestuurder in deze omstandigheden zou hebben genomen.
4.1
De onder 2.10 bedoelde cessie van een deel van de door [gedaagde] gestelde vordering op de ANWB in juni 2009 brengt geen verandering in de hiervoor omschreven omstandigheden en het op grond daarvan gegeven oordeel. De cessie gaf UO alleen het recht een deel van de vordering die [gedaagde] stelde te hebben op de ANWB in rechte geldend te maken en leidde er dus niet toe dat UO wel in staat was aan haar betalingsverplichtingen te voldoen. UO verkeerde ook na de cessie dus feitelijk in een toestand van faillissement.
Het voorgaande geldt eens temeer als in aanmerking wordt genomen dat de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 29 december 2006, in een procedure van de ANWB tegen [gedaagde] over de volgens [gedaagde] verbeurde dwangsommen waar de gecedeerde vordering op ziet, [gedaagde] een executieverbod heeft opgelegd ter zake van de dwangsommen totdat in een bodemprocedure over de verschuldigdheid van de dwangsommen is beslist en niet blijkt dat intussen een bodemprocedure over deze kwestie was/is aangespannen of gevoerd.
4.11
Toen, na de breuk met Clockround Events werd besloten de conferentie (verder) te organiseren, waren de onder 4.5 en 4.6 bedoelde omstandigheden onverminderd aan de orde; daarvan was de onder ix) bedoelde omstandigheid van tijdsdruk nog veel sterker aan de orde. Daarnaast gold dat:
xi) in het meest gunstige geval concreet uitzicht bestond op een kleine 200 betalende deelnemers, op grond van de onder 2.11 bedoelde toezegging voor zeker 80 deelnemers en het door [gedaagde] gestelde achterhouden door Clockround Events van circa 100 antwoordkaarten;
xii) met de breuk met Clockround Events het zicht op een bijdrage van de gemeente Den Haag, dat was gebaseerd op de uitlatingen daarover van de directeur van Clockround Events, was verdwenen, terwijl uit niets blijkt dat UO intussen enige andere concrete toezegging voor een bijdrage van de gemeente Den Haag had verkregen;
xiii) het inschakelen van Rostra opnieuw een forse investering vergde, getuige de eerste voorschotnota van € 35.700.
4.12
[gedaagde] treft ook een verwijt ten aanzien van dit besluit, dat geen redelijk handelend bestuurder zou hebben genomen in de onder 4.5, 4.6 en 4.11 bedoelde omstandigheden, die erop neerkomen dat terwijl niet of nauwelijks zicht bestaat op genoeg betalende deelnemers of andere inkomsten een paar weken voor de geplande conferentiedatum werd doorgegaan met het maken van forse kosten.
4.13
Bij het voorgaande wordt in aanmerking genomen dat het, gelet op het feit dat op 2 september 2009 een conferentie heeft plaatsgehad met sprekers en een programma, in de rede ligt dat de onder viii) bedoelde omstandigheid van onduidelijkheid over de beschikbaarheid van de eerder afgezegde sprekers en over de programmering, naarmate de conferentiedatum nadere niet meer of steeds minder aan de orde zal zijn geweest. Dat leidt niet tot een ander oordeel over het handelen van [gedaagde] als middellijk bestuurder van UO, net zo min als het herhaaldelijk door [gedaagde] benadrukte inhoudelijk succes van de conferentie, die volgens [gedaagde] heeft bijgedragen aan het op de kaart zetten van duurzaam bouwen in Nederland. Hoewel te prijzen valt dat [gedaagde] door het organiseren van dit congres mede een maatschappelijk relevant doel heeft willen dienen, neemt dit niet weg dat hij als (middellijk) bestuurder van UO gehouden was te waken over de financiële haalbaarheid van het congres.
4.14
[gedaagde] heeft in de stukken en tijdens de comparitie van partijen bij herhaling verwezen naar de financiële bijdrage van de gemeente Den Haag aan The Hague Jazz, dat net als UO na afloop van het evenement met een tekort kampte. [gedaagde] heeft aangevoerd dat UO niet heeft kunnen bevroeden dat zij voor een gesloten deur zou staan toen zij na de conferentie aan de gemeente vroeg om een bijdrage vanwege het tekort.
Wat hiervan ook moge zijn, uit niets blijkt dat UO in redelijkheid kon verwachten dat de gemeente haar na de conferentie een bijdrage zou verlenen in verband met het tekort. Het enkele feit dat de gemeente dit kennelijk heeft gedaan voor The Hague Jazz is onvoldoende om dat te kunnen aannemen. Dat, zoals blijkt uit de stellingname van [gedaagde], dit hem in hoge mate dwars zit en hij dit kennelijk als onrechtvaardig ervaart, maakt het voorgaande niet anders.
4.15
De slotsom is dat [gedaagde] ten aanzien van de periode vanaf eind mei 2009 een ernstig verwijt treft als bedoeld in artikel 2:9 BW en dat hij is uit dien hoofde jegens UO aansprakelijk is de daardoor veroorzaakte schade. Dit leidt tot toewijzing van het impliciet subsidiair gevorderde. Daar partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld, worden de proceskosten gecompenseerd. Of [gedaagde] voor de periode van eind mei 2009 (ook) op grond van de andere, onder II en III door de curator gestelde gronden schadeplichtig is, kan onbesproken blijven. Gesteld noch gebleken is dat deze grondslagen tot meer of andere schade hebben geleid waar [gedaagde] op grond van artikel 2:9 BW aansprakelijk voor is.

5.De beslissing

De rechtbank,
5.1
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van schadevergoeding op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
5.2
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij zijn eigen kosten draagt;
5.3
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Alwin en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2013.