3.1.De vragen van de rechtbank aan de deskundige, drs. ing. J. Wernsing van Grontmij Nederland BV, zijn hierna, in cursieve tekst, herhaald. De antwoorden van de deskundige, met inbegrip van diens verdere rapportage en toelichting daarop tijdens de tweede comparitie, gelden als hier overgenomen. Een beknopte samenvatting van deze antwoorden is telkens, in niet cursieve tekst, opgenomen na de weergave van de desbetreffende vraag van de rechtbank.
(1)
Kunt u een beschrijving geven van de verontreinigingssituatie in 2002 en in 2006 van de percelen van Amex en Allemansgeest, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen de verontreiniging tussen ondiep, middeldiep en diep grondwater?
Het antwoord op deze vraag is nauwelijks te baseren op feiten die zijn verzameld op locatie. Op de tijdstippen 2002 en 2006 hebben geen volledige en met elkaar vergelijkbare bepalingen van de omvang van de verontreiniging plaatsgevonden. Voor het middeldiepe grondwater is geen onderzoek verricht naar CIS/VC ten zuiden van de Leidseweg. Voor het diepe grondwater is maar op één punt (L2) onderzoek verricht. Hier wordt een hoog gehalte aan VC teruggevonden. De contour zoals getekend in de rapportage van De Straat (1997) is zo onzeker dat daaraan geen waarde ontleend moet worden. Het staat wel vast dat De Straat in 1997 in het diepe grondwater uit peilbuis L2, net voorbij de Krimkade, een concentratie van 910 ug/l aan VC heeft aangetroffen. PER en TRI waren niet aantoonbaar, CIS is niet onderzocht. Dit resultaat impliceert vrijwel zeker dat het pluimfront met VC in 1997 al lang en breed op de toekomstige percelen van Allemansgeest was gearriveerd.
De informatie van De Ruiter (2007) is zonder aanvullende gegevens (sondeerstaten en analysecertificaten) niet op waarde te schatten.
De resultaten van peilbuis L2 (1997) en de peilbuizen ERM1a-c en ERM2a-c (2006) stellen eenduidig vast dat de pluim met grondwaterverontreiniging met CIS/VC in het diepe grondwater op beide bemonsteringsmomenten zich al op de percelen van Allemansgeest bevond. Het beeld voor het middeldiepe grondwater is op het eerste gezicht minder eenduidig. In 2006 wordt in peilbuis ERM3b nabij de grens van de percelen van Allemansgeest geen VOCl aangetoond. In 2007 wordt in peilbuis 4, vrij centraal op de percelen van Allemansgeest wel VOCl aangetoond. Deze resultaten lijken niet met elkaar te stroken. De meest logische verklaring voor de aanwezigheid van VOCl in peilbuis 4 is dat deze niet afkomstig is van (de plaats van) peilbuis ERM, maar (van) een andere plaats. Ruwweg gezegd is VC in het middeldiepe grondwater een paar decennia onderweg geweest van de perceelsgrens van Allemansgeest naar peilbuis 4, vrij centraal op haar percelen. Hoe lang dit exact heeft geduurd is niet te berekenen, maar deze schatting toont wel aan dat de verontreiniging in het middeldiepe grondwater niet alleen in 2007, maar ook al in 2006 en 2002 op de percelen van Allemansgeest aanwezig is geweest.
Uit de beschikbare onderzoeken kan worden achterhaald dat de pluimen met VC in zowel middeldiep als diep grondwater reeds in 2002 op de percelen van Allemansgeest aanwezig moeten zijn geweest.
Tijdens de tweede comparitie heeft de deskundige, desgevraagd, nog het volgende verklaard over de door hem aangenomen lokalisering van de pluim in het middeldiepe grondwater. Hij beschikte over heel weinig gegevens en is in het bijzonder afgegaan op de gegevens van peilbuis 4. Hij heeft aangenomen dat deze peilbuis in het middeldiepe grondwater was geplaatst en heeft zijn conclusie dan ook daarop gebaseerd. In theorie is denkbaar dat de verontreiniging zich verticaal heeft bewogen (van beneden naar boven), en dus van het diepe naar het middeldiepe grondwater, maar de kans daarop is in een natuurlijke situatie heel klein. Als peilbuis 4, anders dan hij heeft aangenomen, in het diepe grondwater zou zijn geplaatst, zou de waarneming passen in het beeld van het diepe grondwater zoals dit op basis van overigens ook beperkte gegevens is te reconstrueren.
(2)
Had Amex vanaf 2002 maatregelen kunnen treffen die hadden kunnen voorkomen dat de pluim van verontreiniging zich uitbreidde tot de percelen in Krimwijk II?
a. Kunt u ten aanzien van de in het antwoord op deze vraag genoemde
maatregelen toelichten wat de effecten van die maatregelen zouden zijn geweest op de pluim van verontreiniging?
b. Had één van deze maatregelen of een samenstel van die maatregelen de schade die Allemansgeest stelt te lijden door de eisen waaraan zij bij de grondwateronttrekking dient te voldoen (zoals het monitoren en zo nodig zuiveren van het grondwater), kunnen voorkomen?
Amex had vanaf 2002 mogelijk sanerende maatregelen kunnen treffen, en wel
multifunctioneel saneren en een IBC-variant op basis van locatiespecifieke
omstandigheden. De eerste mogelijkheid zou toen bij een theoretische
mogelijkheid zijn gebleven. De tweede mogelijkheid zou hebben kunnen leiden tot
een combinatie van maatregelen, te weten ontgraving van de zaklaag ondiep,
tweefasenextractie van de zaklaag middeldiep en grondwateronttrekking van de
pluim middeldiep en diep, over de gehele pluim met concentratie ter hoogte van het
pluimfront.
Ad a: De maatregelen in het brongebied zouden op langere termijn hebben kunnen
leiden tot een pluim die vanaf het brongebied in het ondiepe en middeldiepe
grondwater niet of nauwelijks meer gevoed wordt. Mede door te beperkte kennis
over de verontreinigingssituatie in specifieke zin zou de pluim toch aanmerkelijk
gevoed blijven worden.
Ad b: Nee.
(3)
Voor zover maatregelen genomen hadden kunnen worden:
a. Waren dit maatregelen in het kader van een multifunctioneel saneren of maatregelen die leiden tot het isoleren en beheersen van de verontreiniging en tot het controleren van de effecten van het isoleren en beheersen (IBC-maatregelen)?
b. Wat zijn de kosten van de maatregelen die Amex dusdoende sinds 2002 had kunnen nemen?
c. Hoe verhouden zich de kosten van deze maatregelen tot de effecten daarvan?
Ad a: Multifunctioneel saneren zou, gegeven de buitenproportionele kosten en de
waarschijnlijke onhaalbaarheid, als mogelijkheid zijn afgevallen. De keus zou dus
zijn gevallen op IBC-maatregelen op basis van locatiespecifieke omstandigheden.
Ad b: Een robuuste IBC-variant, gebaseerd op het bodemsaneringsbeleid in 2002,
de destijds gangbare technieken en een instandhoudingsduur van vijf jaar, zou € 4
miljoen (exclusief btw, prijspeil 2011) hebben gekost.
Ad c: Het saneren van het brongebied in het ondiepe grondwater door ontgraven is
kosteneffectief. Sanering met puur product aan VOCl met grondwateronttrekking/
tweefasenextractie is niet bijzonder kosteneffectief. Het saneren/beheersen van een
pluim met VOCl met behulp van grondwateronttrekking is weinig kosteneffectief.
De conclusie is dat de kosten van IBC-maatregelen zich ongunstig hadden
verhouden tot de effecten daarvan.
(4)
Had Amex vanaf 2006 maatregelen kunnen treffen die hadden kunnen voorkomen dat de pluim van verontreiniging zich uitbreidde tot de percelen Krimwijk II?
a. Kunt u ten aanzien van de in het antwoord op deze vraag genoemde
maatregelen toelichten wat de effecten van die maatregelen zouden zijn geweest op de pluim van verontreiniging?
b. Had één van deze maatregelen of een samenstel van die maatregelen de schade die Allemansgeest stelt te lijden door de eisen waaraan zij bij de grondwateronttrekking dient te voldoen (zoals het monitoren en zo nodig zuiveren van het grondwater), kunnen voorkomen?
Gelet op de resultaten van peilbuis L2 (De Straat, 2007) zou Amex al in 1997 hoogst waarschijnlijk te laat zijn geweest om te voorkomen dat de pluim zich uitbreidde tot de percelen van Allemansgeest. Het pluimfront met VC bevond zich toen immers al vrijwel zeker op deze percelen. Dit geldt ook voor het middeldiepe grondwater (peilbuizen 3 en 4, 2007).
Ook in 2006 zou men zijn uitgekomen op een kosteneffectieve saneringsvariant voor het bereiken van een stabiele eindsituatie. Voor de hand ligt een combinatie van maatregelen.
Ad a: De maatregelen in het brongebied zouden op afzienbare termijn hebben kunnen leiden tot een pluim die vanaf het brongebied in het ondiepe en middeldiepe grondwater niet of nauwelijks meer gevoed wordt. De maatregelen in de pluim zouden slechts hebben geleid tot afname van de concentraties in de pluim, maar niet zodanig dat zij in het overgrote deel van de pluim zouden hebben geleid tot waarden beneden de interventiewaarde.
Ad b: Nee.
(5)
Voor zover maatregelen genomen hadden kunnen worden: wat zijn de kosten van de maatregelen die Amex dusdoende sinds 2006 had kunnen nemen?
Een robuuste kosteneffectieve variant voor het bereiken van een stabiele eindsituatie, gebaseerd op het bodemsaneringsbeleid in 2006, de destijds gangbare technieken en een instandhoudingsduur van tien jaren, zou € 2 miljoen (exclusief btw, prijspeil 20011) hebben gekost.
(6)
Hebt u overigens nog opmerkingen die voor deze kwestie van belang kunnen zijn?
Rode draad in alle adviezen en rapporten is dat er allerlei vlekken en contouren worden ingetekend, al dan niet met vraagtekens, die de illusie wekken dat op enig moment de omvang van de verontreiniging met VOCl geheel of voor een deel bekend was. De contouren uit het rapport van De Straat (1997) zijn speculatief.
Uit het deskundigenonderzoek blijkt dat de pluim met VC zeer waarschijnlijk vóór 2002 al tot op de percelen van Allemansgeest verspreid is geweest. Dit heeft als consequentie dat een pakket saneringsmaatregelen dat uitsluitend bedoeld zou zijn om in 2002 of 2006 de schade voor Allemansgeest teniet te doen, niet beperkt had kunnen blijven tot een scherm op de perceelsgrens. Met een scherm wordt enkel een barrière geschapen die verdere verspreiding tegengaat.