Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer van 12 december 2013 in de zaak tussen
[eiser], te [woonplaats], eiser
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Eiser heeft door eerst na ruim 3,5 jaar bezwaar te maken tegen de legesheffing zijn bezwaarschrift niet binnen een redelijke termijn ingediend. De omstandigheid dat de mvv-sticker niet is voorzien van een rechtsmiddelenclausule leidt niet tot een ander oordeel. Het aanbrengen van een mvv-sticker in het paspoort is een appellabele feitelijke handeling als bedoeld in artikel 72, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Inherent aan (het karakter van) deze handeling is dat die niet voorzien is van een rechtsmiddelenclausule. Dat eiser ten tijde van het aanbrengen van de mvv-sticker in zijn paspoort niet werd bijgestaan door een rechtshulpverlener brengt voorts niet met zich dat de indiening van een bezwaarschrift meer dan 3,5 jaar na afloop van de wettelijke bezwaartermijn verschoonbaar is te achten. De rechtbank heeft daarbij mede in aanmerking genomen dat eiser, zoals blijkt uit een schrijven van hem aan verweerder van 29 augustus 2010, medio 2010 reeds op de hoogte was van de mogelijkheid in aanmerking te komen voor restitutie van leges. Voorts heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat eisers gemachtigde ter zitting heeft aangegeven dat eiser het destijds eens was met de hier aan de orde zijnde feitelijke handeling, maar dat hij nadien tot een ander inzicht is gekomen op basis van jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof). Desgevraagd heeft de gemachtigde van eiser ter zitting aangegeven dat eiser misschien niet eerder is opgekomen tegen de legesheffing omdat de kans van slagen daarvan door hem destijds niet groot werd ingeschat. In dit verband overweegt de rechtbank dat een na het verstrijken van de bezwaartermijn opgekomen reden om bezwaar te maken, zoals latere jurisprudentie van het Hof – wat van de toepasselijkheid daarvan in het onderhavige geval ook zij –, niet kan bewerkstelligen dat de termijnoverschrijding alsnog verschoonbaar wordt.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- verklaart het bezwaar van 29 mei 2013 niet-ontvankelijk;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 160,00 aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 944,00.