ECLI:NL:RBDHA:2013:19226

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 december 2013
Publicatiedatum
13 maart 2014
Zaaknummer
13/6779
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtszaak over recht op zorgtoeslag en verzekeringsplicht van echtgenote in Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 december 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, [X], en de Belastingdienst/Toeslagen over het recht op zorgtoeslag voor het jaar 2009. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de definitieve berekening van de zorgtoeslag, die door de Belastingdienst was vastgesteld op € 520, na een eerder voorschot van € 693. De echtgenote van eiser, [Y], verbleef in Nederland op basis van een verblijfsvergunning voor studieredenen, wat haar onder de beperking van de kring van verzekerden voor de volksverzekeringen plaatste. Dit leidde tot de vraag of zij ten onrechte niet verzekerd was voor de Zorgverzekeringswet en of eiser recht had op zorgtoeslag.

De rechtbank oordeelde dat de echtgenote van eiser in de maanden juli, augustus en december 2009 als toeslagpartner moest worden aangemerkt. De rechtbank volgde het standpunt van de verweerder dat de echtgenote, ondanks haar verblijfsstatus, verplicht was om een zorgverzekering af te sluiten. De rechtbank stelde vast dat de echtgenote niet in staat was om een basisverzekering af te sluiten vanwege haar verblijfsdocument en dat zij onder de beperking van de kring van verzekerden viel. Hierdoor was er geen sprake van ten onrechte niet verzekerd zijn.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit van de Belastingdienst en droeg hen op een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Tevens werd de Belastingdienst veroordeeld in de proceskosten van eiser, die in totaal € 52,38 bedroegen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 13/6779
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 december 2013 in de zaak tussen
[X], wonende te [Z], eiser
en

de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Procesverloop
Verweerder heeft bij beschikking van 29 mei 2012 de definitieve berekening zorgtoeslag voor het berekeningjaar 2009 vastgesteld op € 520. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij beslissing op bezwaar van 15 juli 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder aangegeven dat het bezwaar ongegrond wordt verklaard. Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 november 2013 te Den Haag.
Eiser is daar in persoon verschenen, tot bijstand vergezeld van zijn echtgenote [Y]. Namens verweerder is verschenen [A].

Overwegingen

Feiten

1.
Bij beschikking met dagtekening 23 december 2008 is aan eiser voor het berekeningsjaar 2009 een voorschot zorgtoeslag toegekend van € 693.
2.
Bij beschikking met dagtekening 29 mei 2012 is de zorgtoeslag definitief vastgesteld op € 520 en is het teveel uitbetaalde voorschot teruggevorderd. Hiertegen heeft eiser bezwaar gemaakt.
3.
Bij beslissing op bezwaar van 15 juli 2013 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Hiertegen heeft eiser bij brief van 15 augustus 2013 beroep ingesteld.
4.
[Y], thans eisers echtgenote, (de echtgenote) beschikte tot 12 september 2011 over een regulier verblijfsdocument voor bepaalde tijd met de aantekening:
“Studie aan HBO te Den Haag. Arbeid niet toegestaan muv arbeid van bijkomende aard. TWV vereist. Beroep op publieke middelen kan gevolgen hebben voor verblijfsrecht”.
5.
Tot 12 september 2011 was de echtgenote verzekerd via een zogeheten "Insurance Passport for Students"-polis bij Europeesche Verzekeringen Maatschappij. Blijkens de door eiser overgelegde verzekeringsbescheiden betreft het de "Primary"-variant van de IPS-polis.
Geschil
6.
In geschil is het besluit van verweerder dat eiser in 2009 over de maanden juli, augustus en december geen recht op zorgtoeslag heeft. Meer in het bijzonder is in geschil de vraag of de echtgenote van eiser in genoemde maanden ten onrechte geen verzekering krachtens de Zorgverzekeringswet heeft afgesloten.
7.
Eiser is van mening dat zijn echtgenote geen zorgverzekering als bedoeld in de Zorgverzekeringswet af kon sluiten en dat er dus geen sprake was van ten onrechte niet verzekerd zijn. Voorts is eiser van mening dat de echtgenote ten onrechte als toeslagpartner is aangemerkt. Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep en vernietiging van de uitspraak op bezwaar.
8.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de echtgenote toeslagpartner is en verplicht was om een zorgverzekering af te sluiten omdat zij ingezetene van Nederland was, inkomen uit arbeid genoot en daarom ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Algemene wet bijzondere ziektekosten als verzekerde moet worden aangemerkt. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
Beoordeling van het geschil
9.
De rechtbank kan verweerder volgen in het standpunt dat de echtgenote in de maanden juli, augustus en december 2009 als toeslagpartner moet worden aangemerkt. De door eiser aangevoerde omstandigheden kunnen daar niet aan afdoen.
10.
De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsplicht ingevolge de Zorgverzekeringswet (ZVW) aansluit bij de verzekering ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ).
11.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de AWBZ is voor die wet verzekerd degene die ingezetene is en degene die geen ingezetene is maar die ter zake van in Nederland in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de loonbelasting is onderworpen.
12.
In artikel 20 van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 staat dat niet verzekerd zijn op grond van de volksverzekeringen:
a. de persoon die uitsluitend wegens studieredenen in Nederland woont en jonger is dan 30 jaar; en
b. de vreemdeling die een geaccrediteerde opleiding aan een hogere onderwijsinstelling in Nederland heeft afgerond, en die beschikt over een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000 op grond waarvan verblijf is toegestaan uitsluitend voor het zoeken naar werk.
13.
Gezien het doel van de verblijfsvergunning van de echtgenote oordeelt de rechtbank als volgt. Zoals blijkt uit de tekst van de verblijfsvergunning verbleef de echtgenote in Nederland omdat ze een studie volgde aan de Hogeschool te Den Haag. Nu zij wegens studieredenen in Nederland woont valt zij onder de beperking van de kring verzekerden voor de volksverzekeringen, hetgeen betekent dat zij niet verzekerd is voor de volksverzekeringen. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de echtgenote op basis van haar verblijfsdocument ook niet in staat is gebleken een zogenoemde basisverzekering af te sluiten. Dat werd haar geweigerd omdat ze niet over de juiste verblijfstitel beschikte.
14.
Dat de echtgenote ook vanwege haar huwelijk een bestaan in Nederland heeft opgebouwd doet niet af aan de tekst van de verblijfsvergunning waaruit blijkt dat zij in Nederland woont wegens studieredenen. Het inkomen waarop verweerder zijn standpunt mede heeft gebaseerd is ontvangen voor het, binnen de kaders van de verblijfvergunning, verrichten van arbeid van bijkomende aard. Nu de echtgenote in de periode hier van belang niet ten onrechte niet verzekerd is ingevolge de Zorgverzekeringswet dient de zorgtoeslag van eiser op grond van artikel 2, vierde lid van de Wet op de zorgtoeslag voor de maanden in geding te worden vastgesteld op 50 procent van het op grond van artikel 2, eerste lid van die wet berekende bedrag.
15.
Het bestreden besluit komt wegens het ontbreken van voldoende feitelijke grondslag voor vernietiging in aanmerking. Het beroep dient dan ook gegrond te worden verklaard.
Proceskosten
16.
De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze reiskosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 6,38. Voor de overige door eiser genoemde proceskosten, te weten verletkosten wordt verweerder, eveneens met toepassing van dat besluit, veroordeeld deze te vergoeden tot een bedrag van € 46.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met in achtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 52,38, te betalen aan eiser;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 44 aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.I. Batelaan-Boomsma, rechter, in aanwezigheid van mr. R.J. de Jong, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 december 2013.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. (Nadere informatie www.raadvanstate.nl)
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1.
bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2.
het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep