ECLI:NL:RBDHA:2013:19222

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 september 2013
Publicatiedatum
10 maart 2014
Zaaknummer
12-32544
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep tegen terugkeerbesluit wegens gebrek aan machtiging advocaat

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 september 2013 uitspraak gedaan in een beroep tegen een terugkeerbesluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiser, een Libische nationaliteit, had een asielaanvraag willen indienen, maar het contact met zijn advocaat, mr. F.K.H. Blom, was verbroken voordat hij zijn asielverzoek formeel kon ondertekenen. De rechtbank oordeelde dat mr. Blom niet gemachtigd was om het beroep tegen het terugkeerbesluit in te stellen, omdat zijn machtiging enkel betrekking had op de indiening en afhandeling van de asielaanvraag. De rechtbank stelde vast dat het terugkeerbesluit geen meeromvattende beschikking was die betrekking had op het asielverzoek van eiser, en dat er geen bewijs was dat eiser op de hoogte was van de rol van mr. Blom als zijn gemachtigde in deze context.

De rechtbank concludeerde dat het beroep niet-ontvankelijk was, omdat de advocaat niet bevoegd was om namens eiser op te treden in deze procedure. Daarnaast werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de rechtbank al op het beroep had beslist. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over hun recht om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken, aangezien er geen aanleiding voor was.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 12-32544 (beroep)
AWB 12-32546 (voorlopige voorziening)
V-nr:[v-nummer]
uitspraak van de meervoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser],

geboren op [geboorte datum], van Libische nationaliteit, eiser en verzoeker (hierna: eiser),
gestelde gemachtigde: mr. F.K.H. Blom, advocaat te Utrecht,
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, rechtsopvolger van de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel,
verweerder,
gemachtigde: mr. Ch.R. Vink, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst.

Procesverloop

Op 12 oktober 2012 heeft verweerder een terugkeerbesluit betreffende eiser genomen, waarbij eiser is aangezegd dat hij de Europese Unie binnen vier weken dient te verlaten (het bestreden besluit).
Op 12 oktober 2012 heeft de rechtbank het beroepschrift tegen dit besluit ontvangen. Bij brief van dezelfde datum is tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt de uitzetting te verbieden totdat op het beroep is beslist.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 januari 2013. Eiser en zijn gemachtigde zijn, na voorafgaande kennisgeving, niet ter zitting verschenen. Het onderzoek ter zitting is geschorst. Bij uitspraak van 24 april 2013 is de zaak verwezen naar de meervoudige kamer van de rechtbank. Op 27 juni 2013 is het onderzoek ter zitting voortgezet. De gestelde gemachtigde van eiser, mr. Blom, is ter zitting verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde. De rechtbank/voorzieningenrechter (hierna: rechtbank) heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

Ten aanzien van het beroep
1.
De rechtbank gaat uit van de volgende - niet in geschil zijnde - feiten. Op 15 september 2012 heeft eiser te kennen gegeven een asielaanvraag te willen indienen.
Op 1 oktober 2012 is aan eiser een uitnodiging verstuurd om op 11 oktober 2012 te verschijnen op het aanmeldcentrum te Den Bosch, voor de feitelijke ondertekening van het asielverzoek en om daarover gehoord te worden. Mr. Blom, aan eiser als gemachtigde toegevoegd door de Raad voor Rechtsbijstand, heeft voorafgaand aan deze afspraak telefonisch met eiser gesproken over zijn asielverzoek. Sindsdien heeft mr. Blom niets meer van eiser vernomen. Eiser is niet verschenen op de afspraak van 11 oktober 2012 op het aanmeldcentrum. Op 12 oktober 2012 heeft verweerder in het bestreden besluit besloten een eind te maken aan het rechtmatig verblijf van eiser, vastgesteld dat eiser niet langer rechtmatig in Nederland verblijft en vastgesteld dat op eiser de verplichting rust om Nederland (en de Europese Unie) binnen vier weken te verlaten.
2.
Alvorens de rechtbank kan toekomen aan een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit dient de vraag te worden beantwoord of mr. Blom gemachtigd was om het onderhavige beroep namens eiser in te stellen.
3.1
De rechtbank overweegt dat voornoemde toevoeging van mr. Blom aan eiser door de Raad voor Rechtsbijstand enkel was gericht op de begeleiding en vertegenwoordiging van eiser tijdens zijn asielaanvraag en niet, zonder daarover voorafgaand contact te hebben gehad met eiser, op het instellen van rechtsmiddelen. De rechtbank stelt daarbij vast dat reeds voordat eiser zijn asielverzoek formeel zou ondertekenen, mr. Blom het contact met eiser was verloren. Verweerder heeft vervolgens een zogenaamd ‘kaal’ terugkeerbesluit genomen, zoals verweerder ter zitting heeft bevestigd en tussen partijen ook niet in geschil is. Het besluit is derhalve geen meeromvattende beschikking waarbij een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel wordt afgewezen of niet in behandeling wordt genomen, zoals bedoeld in artikel 45, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat mr. Blom niet gemachtigd was om een rechtsmiddel in te stellen tegen het bestreden besluit, dat overigens door verzending aan mr. Blom ook niet op de juiste wijze bekend is gemaakt, nu zij slechts gemachtigd was voor de indiening en afhandeling van de asielaanvraag en het besluit niet ziet op het asielverzoek van eiser.
3.2
Het betoog van mr. Blom dat zij door de opdracht van de Raad voor Rechtsbijstand in samenhang met de aard van de asielprocedure, de belangen die daarbij spelen en de korte termijnen voor het instellen van rechtsmiddelen, bij voorbaat ook was gemachtigd om rechtsmiddelen in te stellen nadat een besluit was genomen, volgt de rechtbank niet. De rechtbank overweegt daartoe dat uit niets is gebleken dat eiser er kennis van draagt en er prijs op stelt dat mr. Blom in deze als zijn gemachtigde optreedt.
3.3
Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat het beroep niet-ontvankelijk is.
Ten aanzien van het verzoek om een voorlopige voorziening
4.
De gevraagde voorziening strekt er toe de uitzetting te verbieden totdat is beslist op het beroep. In het onderhavige geval is er geen aanleiding tot het treffen van de gevraagde voorziening, gelet op het feit dat de rechtbank heden op het beroep heeft beslist.
Ten aanzien van het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening
5.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding
Beslissing
De rechtbank,
in de zaak geregistreerd onder nummer: AWB 12/32544,
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
De voorzieningenrechter,
in de zaak geregistreerd onder nummer: AWB 12/32546,
- wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Sipkens, voorzitter, en mrs. A.J. van Putten en A.H. van Zutphen, rechters, in aanwezigheid van mr. E.A. Kreb, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 september 2013. griffier voorzitter Afschrift verzonden aan partijen op:
Conc.: EK
Coll.: MP
D: B
VK
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.