In deze zaak gaat het om een herhaalde aanvraag van eisers voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van gezinshereniging. Eisers, van Somalische nationaliteit, hebben op 6 september 2012 een aanvraag ingediend, die door de Minister van Veiligheid en Justitie op 20 december 2012 werd afgewezen. Na bezwaar, dat op 9 januari 2013 werd ingediend, verklaarde de minister het bezwaar ongegrond bij besluit van 9 april 2013. Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft op 5 december 2013 uitspraak gedaan.
De rechtbank overweegt dat de eerder afgewezen aanvragen van eisers, die in 2010 waren ingediend, van gelijke strekking zijn als de huidige aanvraag. De rechtbank stelt vast dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden zijn die een hernieuwde beoordeling rechtvaardigen. De rechtbank wijst erop dat de relevante wetgeving, zoals artikel 83 van de Vreemdelingenwet 2000, niet van toepassing is op mvv-procedures. Dit betekent dat alleen nieuw gebleken feiten of relevante wijzigingen van het recht die in de bestuurlijke fase zijn aangevoerd, bij de beoordeling kunnen worden betrokken.
Eisers hebben gewezen op een aantal documenten en rapporten, waaronder WBV 2013/13 en een rapport van de Kinderombudsman, maar de rechtbank oordeelt dat deze geen nieuwe feiten of omstandigheden opleveren die de eerdere afwijzing kunnen ondermijnen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met de voorzitter en twee andere rechters.