Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken in de zaken tussen
[eiser1],
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
Procesverloop
Feiten en omstandigheden
Overwegingen
Beslissing
.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 oktober 2013 uitspraak gedaan over de weigering van de verdere toegang tot Nederland voor drie asielzoekers van Soedanese nationaliteit op de luchthaven Schiphol. De eisers, die op 5 oktober 2012 Nederland binnenkwamen en een asielaanvraag indienen, kregen te maken met een toegangsweigering op basis van artikel 3, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) in samenhang met artikel 13, eerste lid, van de Schengengrenscode (SGC). De rechtbank oordeelde dat de toegangsweigeringen rechtmatig waren, omdat de eisers niet in de gelegenheid waren gesteld hun zienswijzen te geven, maar dat dit hen niet had benadeeld. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigen dat de toegang tot Nederland kan worden ontzegd aan asielzoekers die zich aan de buitengrens melden. De rechtbank concludeerde dat de Koninklijke Marechaussee (KMar) bevoegd was om de toegangsweigeringen uit te vaardigen en dat er geen strijd was met het Unierecht. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en veroordeelde de verweerder in de proceskosten van de eisers tot een bedrag van € 1888,--.