ECLI:NL:RBDHA:2013:19056

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 december 2013
Publicatiedatum
4 februari 2014
Zaaknummer
C/09/455016
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van echtscheidingsproblematiek

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 december 2013 een beschikking gegeven inzake de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, geboren in 2002 en 2003, in het kader van een zorgelijke echtscheidingssituatie tussen hun ouders. De Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland had verzocht om de minderjarigen gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen, omdat er sprake was van forse problematiek en zorgelijke signalen bij de kinderen. De minderjarigen verbleven feitelijk in een pleegzorgvoorziening en de rechtbank had eerder al tijdelijke machtigingen verleend voor hun uithuisplaatsing. Tijdens de zitting op 12 december 2013 zijn de ouders, de gezinsvoogden en de advocaten van de moeder aanwezig geweest. De rechtbank heeft vastgesteld dat de situatie van de minderjarigen verbeterd is sinds hun uithuisplaatsing, maar dat er nog steeds zorgen zijn over hun ontwikkeling en welzijn. De rechtbank oordeelde dat de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk was om de kinderen de rust te bieden die zij nodig hebben en om hen in een neutrale omgeving te laten opgroeien. De rechtbank heeft de machtiging verleend voor de periode van 19 december 2013 tot 1 april 2014, met de mogelijkheid tot terugplaatsing bij de moeder, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Tevens is het verzoek om een bijzonder curator te benoemen aangehouden, omdat de rechtbank geen noodzaak zag voor een dergelijke benoeming op dat moment. De beschikking is uitgesproken door de kinderrechter en kan binnen drie maanden in hoger beroep worden aangevochten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: JE RK 13-2953
Zaaknummer: C/09/455016
Datum beschikking: 12 december 2013

Machtiging tot uithuisplaatsing

Beschikking op de op 22 november 2013 ingekomen verzoekschriften van:

de Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland, vestiging Leiden (verder: Bureau Jeugdzorg),
met betrekking tot de minderjarigen:
1.
[minderjarige 1],geboren op [geboortedag 1]2002 te [geboorteplaats 1]
2.
[minderjarige 2],geboren op [geboortedag 2]2003 te [geboorteplaats 2],
kinderen uit het door echtscheiding ontbonden huwelijk van:
[de heer A]
de vader,
wonende te [woonplaats 1],
en
[mevrouw B]
de moeder,
wonende te [woonplaats 2]
die gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen.
De minderjarigen verblijven feitelijk in een voorziening voor pleegzorg.

Procedure

Bij beschikking d.d. 21 november 2013 van de kinderrechter in deze rechtbank is Bureau Jeugdzorg gemachtigd de minderjarigen gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een pleeggezin van 21 november 2013 tot 4 december 2013 en is de behandeling van de verzoeken voor het overige aangehouden.
Bij beschikking d.d. 2 december 2013 van de kinderrechter in deze rechtbank is Bureau Jeugdzorg gemachtigd de minderjarigen gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen van
4 december 2013 tot 19 december 2013, en is de behandeling van de verzoeken voor het overige aangehouden met verwijzing naar de meervoudige kamer van deze rechtbank.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook:
  • voornoemde beschikkingen d.d. 21 november 2013 en 2 december 2013 waarvan de inhoud als hier overgenomen dient te worden beschouwd;
  • het faxbericht met bijlagen d.d. 9 december 2013 van de zijde van mr. R.A. Kamphuis, advocaat van de moeder;
  • het faxbericht met bijlagen d.d. 11 december 2013 van de zijde van mr. R.A. Kamphuis, advocaat van de moeder;
  • het faxbericht met bijlagen d.d. 12 december 2013 van de zijde van mr. R.A. Kamphuis, advocaat van de moeder.
Op 12 december 2013 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank opnieuw met gesloten deuren behandeld.
Hierbij zijn verschenen:
  • mevrouw [mevrouw C]en mevrouw [mevrouw D], namens Bureau Jeugdzorg;
  • de vader;
  • de moeder, vergezeld door een tolk in de Franse taal mevrouw A. Sinke en bijgestaan door haar advocaten mr. R.A. Kamphuis en mr. H. Kamphuis.

Feiten

De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 5 augustus 2013 de ondertoezichtstelling van de minderjarigen verlengd van 6 augustus 2013 tot 6 augustus 2014.

Verzoek en verweer

De verzoeken van Bureau Jeugdzorg strekken tot machtiging de minderjarigen gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De grond voor de verzoeken van Bureau Jeugdzorg is, blijkens de overgelegde stukken, gelegen in de omstandigheid dat sprake is van forse echtscheidingsproblematiek tussen de ouders waar de kinderen de dupe van zijn. Eind september 2013 is de nieuwe echtscheidingsmethodiek van Bureau Jeugdzorg van start gegaan, waarbij er een gezinsvoogd voor de ouders en een gezinsvoogd voor de minderjarigen is ingezet. Het lukt niet om met de ouders in gesprek te komen over het verbeteren van de onderlinge communicatie en het voorop stellen van de belangen van de minderjarigen. De moeder gaat telkens de strijd aan met Bureau Jeugdzorg en belast de minderjarigen hier ook mee. De zorgsignalen van de minderjarigen nemen juist toe. De school van de minderjarigen heeft aangegeven dat het zo slecht gaat met de minderjarigen dat de situatie moet veranderen. De minderjarigen zijn vermoeid en komen niet meer aan leren toe. Een machtiging tot uithuisplaatsing is noodzakelijk om rust te gaan ervaren in de thuissituatie, zodat de minderjarigen toe kunnen komen aan hun ontwikkeling en de minderjarige sub 1 kan worden behandeld voor haar depressieve klachten. Een neutrale plaatsing is noodzakelijk om de minderjarigen op een emotioneel veilige wijze contact te laten hebben met de vader en de moeder.
De vader heeft zich niet tegen toewijzing van het verzochte verzet.
De moeder heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Voorts is namens de moeder verzocht een bijzonder curator ex artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek voor de minderjarigen te benoemen.

Beoordeling

Namens Bureau Jeugdzorg zijn de verzoeken ter terechtzitting gehandhaafd. Sinds de minderjarigen uit huis zijn geplaatst, zijn zij tot rust gekomen en gaat het beter. De minderjarigen ervaren meer ruimte en zijn meer ontspannen. Zij hebben onderling minder strijd dan voorheen. Bureau Jeugdzorg acht het noodzakelijk dat de minderjarigen de komende periode nog meer tot rust kunnen komen. De minderjarigen zijn de afgelopen periode ernstig belast met de echtscheidingsproblematiek van de ouders. De benoeming van een bijzonder curator kan van toegevoegde waarde zijn, maar is niet noodzakelijk. Er is een gezinsvoogd voor de minderjarigen en een voor de ouders. [mevrouw E], de gezinsvoogd voor de minderjarigen, is langer betrokken bij het gezin en is voor de minderjarigen ook een vertrouwenspersoon. Zij stelt de belangen van de minderjarigen al voorop.
Door en namens de moeder is ter terechtzitting gepleit voor afwijzing van de verzoeken tot machtiging tot uithuisplaatsing overeenkomstig de door de advocaat overgelegde pleitnotities. De moeder ziet de zorgen en erkent dat hiervoor hulpverlening moet worden ingezet. De noodzakelijke hulpverlening wordt door de moeder ondersteund en kan zonder bezwaren vanuit de thuissituatie worden voortgezet in het kader van de ondertoezichtstelling. De ondertoezichtstelling en inzet van twee gezinsvoogden is tot op heden nauwelijks benut. Sinds de verlenging van de ondertoezichtstelling is geen sprake van een wijziging in de omstandigheden die een machtiging tot uithuisplaatsing rechtvaardigt. De moeder heeft een communicatiecoach ingeschakeld om de communicatie tussen de vader en de moeder te verbeteren. Door de machtiging tot uithuisplaatsing komen de minderjarigen nog meer klem te zitten tussen de vader, de moeder en Bureau Jeugdzorg. Het is van groot belang dat de belangen van de minderjarigen rechtstreeks en onpartijdig zullen worden behartigd door een bijzonder curator, aldus de advocaat van de moeder.
De vader heeft ter terechtzitting het woord gevoerd overeenkomstig de door hem overgelegde zittingsaantekeningen. De vader erkent dat het beter gaat met de minderjarigen sinds zij rust ervaren in het pleeggezin. Het is van belang dat de minderjarigen de rust kunnen hervinden en toe kunnen komen aan het verwerken van de opgelopen trauma’s. De vader heeft aangegeven dat hij bereid is de zorg voor de minderjarigen op zich te nemen. Het verweer van de moeder gaat voorbij aan de belangen van de minderjarigen. De moeder toont onvoldoende inzicht in de zorgen omtrent de minderjarigen, waardoor zij momenteel niet in staat is de minderjarigen de zorg te bieden die zij nodig hebben. De vader heeft voorts naar voren gebracht dat de benoeming van een bijzonder curator weinig toegevoegde waarde zal hebben.
De rechtbank is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:261, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing aanwezig zijn. Daarbij overweegt de rechtbank in het bijzonder dat sprake is van forse problematiek en dat voldoende is gebleken van zorgelijke kindsignalen bij de minderjarigen. De rechtbank acht het van groot belang dat de school van de minderjarigen heeft aangegeven dat de situatie onhoudbaar is. In de korte tijd dat de minderjarigen uit huis zijn geplaatst, gaat het beter met de minderjarigen. De rechtbank acht het in het belang van de minderjarigen dat een behandeling wordt opgestart vanuit een neutrale omgeving. Uitgangspunt bij een uithuisplaatsing is dat de kinderen zo spoedig mogelijk worden teruggeplaatst bij de ouders. In dit geval is dat de moeder. Het traject moet de komende tijd dan ook gericht zijn op terugplaatsing van de minderjarigen bij haar. Voor de moeder moet duidelijkheid komen over de voorwaarden voor terugplaatsing van de minderjarigen. De machtiging tot uithuisplaatsing zal op grond hiervan worden verleend voor korte duur en voor het overige worden aangehouden.
Een bijzonder curator kan ingevolge artikel 1:250 Burgerlijk Wetboek (BW) worden benoemd wanneer in aangelegenheden betreffende de verzorging en opvoeding, dan wel het vermogen van de minderjarige, de belangen van de met het gezag belaste ouder(s) of voogd in strijd zijn met die van de minderjarige en de kinderrechter de benoeming in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht, daarbij in het bijzonder de aard van de belangenstrijd in aanmerking genomen.
De rechtbank ziet momenteel geen noodzaak tot de benoeming van een bijzonder curator omdat de minderjarigen op een neutrale plek verblijven in een pleeggezin en van een belangenstrijd tussen de ouders en de minderjarigen thans geen sprake is. Het verzoek van de advocaat van de moeder tot benoeming van een bijzonder curator zal derhalve eveneens worden aangehouden, in afwachting van de verdere ontwikkelingen.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
machtigt de Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland, de minderjarigen gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen van 19 december 2013 tot 1 april 2014, zulks ter effectuering van de aangehechte indicatiebesluiten d.d. 29 november 2013;
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van de verzoeken tot machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen en de benoeming van een bijzonder curator voor het overige aan tot de terechtzitting van de meervoudige kamer op
14 maart 2014 te 9:00 uur;
zegt aan om op voormelde zitting te verschijnen:
  • de Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland,
  • de vader,
  • de moeder,
  • mr. R.A. Kamphuis en mr. H. Kamphuis, advocaten van de moeder;
verzoekt Bureau Jeugdzorg om voor voornoemde terechtzitting zorg te dragen voor een tolk in de Franse taal ten behoeve van de moeder.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.A. van Steen, kinderrechter, voorzitter,
mr. J.E.M.G. van Wezel, kinderrechter en mr. S.M. Borkent, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 december 2013, in tegenwoordigheid van L.A. Neuman-Steenaart als griffier.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen
drie maandenna de dag van de uitspraak door indiening van een beroepschrift bij de griffie van het Gerechtshof Den Haag.