Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiseres],
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
Procesverloop
Overwegingen
Ten aanzien van het besluit op de asielaanvraag
In 2007 zijn de ouders van eiseres bij een ongeluk om het leven gekomen. Eiseres woonde vanaf dat moment bij de tweede vrouw van haar vader (haar stiefmoeder). Haar stiefmoeder zorgde niet goed voor eiseres en mishandelde haar. Eiseres is daarom bij haar buurvrouw [naam 1] gaan wonen. [naam 1] gaf eiseres niet veel eten en vond dat zij moest werken. Op 29 maart 2011 heeft [naam 1] eiseres in contact gebracht met [naam 2], een vrouw die beloofde eiseres te helpen. Eiseres is nog dezelfde dag met [naam 2] meegegaan naar Lagos, Nigeria. Op 3 april 2012, vlak voor het vertrek naar Europa, vertelde [naam 2] dat eiseres in Milaan in de prostitutie zou gaan werken. Eiseres wilde dit niet. [naam 2] heeft eiseres vervolgens gezegd dat als zij iets tegen de politie zou zeggen of terug zou keren naar Nigeria, zij zou worden omgebracht. Dat heeft eiseres daarom niet gedaan. Eiseres vreest dat [naam 2] door Juju (geesten) op de hoogte zal worden gebracht indien zij terugkeert naar Nigeria en dat haar leven dan gevaar loopt. Voorts heeft eiseres verklaard dat door toedoen van [naam 2] een vals Duits visum in haar paspoort is geplaatst.
In de gronden van het beroepsschrift heeft eiseres bovendien aangevoerd dat het bestreden besluit niet zorgvuldig is voorbereid, noch zorgvuldig is gemotiveerd. In het bestreden besluit is namelijk volgens eiseres niet gereageerd op de bij zienswijze van 11 april 2013 naar voren gebrachte argumenten tegen de afwijzing van de asielaanvraag.
rechtsgevolgen van deze beschikking”is opgenomen:
“Dit besluit heeft de rechtsgevolgen als opgesomd in artikel 45 van de Vreemdelingenwet 2000. Dit houdt onder meer in dat betrokkene met ingang van de dag waarop de beroepstermijn is verstreken, niet langer rechtmatig in Nederland verblijft.”
“Onze Minister kan de voor een vreemdeling geldende termijn, bedoeld in het eerste lid, verkorten, dan wel, in afwijking van het eerste lid, bepalen dat een vreemdeling Nederland onmiddellijk moet verlaten, indien:
c. de vreemdeling een gevaar vormt voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de nationale veiligheid.”
Uit paragraaf A3/3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) volgt dat verweerder iedere verdenking of veroordeling ter zake van misdrijf als een gevaar voor de openbare orde beschouwt.
Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 15 juni 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BW9112) overweegt de rechtbank voorts dat artikel 6.5a van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) maxima stelt aan de duur van het inreisverbod, in verband met aan deze vreemdelingen te relateren omstandigheden, zoals bedoeld in de verschillende leden van dat artikel. In dit geval is de relevante omstandigheid het gebruik van de valse visumsticker, hetgeen leidt tot toepasselijkheid van het vierde lid van voornoemd artikel, waarin het maximum op vijf jaar is gesteld. Zoals de Afdeling in genoemde uitspraak verder heeft overwogen kan verweerder zo nodig op grond van bijzondere individuele omstandigheden de duur van het inreisverbod verkorten. Het woord "bijzondere" moet volgens de Afdeling aldus worden verstaan dat daarmee wordt gedoeld op omstandigheden op grond waarvan, in aanvulling op de differentiatie die met de onderscheiden artikelleden van artikel 6.5a van het Vb reeds is aangebracht, een verdere verfijning van de duur van het inreisverbod plaatsvindt.
Tenslotte kan verweerder ingevolge artikel 66a, achtste lid, Vw om humanitaire of andere redenen afzien van het opleggen van een inreisverbod.