Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
- de dagvaarding van 3 april 2013;
- de conclusie van antwoord;
- de in het geding gebrachte producties.
2.De feiten
een vergoeding toe te kennen. De vaststelling van deze vergoeding laat onverlet het recht van verwerende partij om desgewenst aanspraak te maken op een vergoeding uit hoofde van de in artikel 12. van de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst bedoelde (schade)vergoeding, zij het dat de door de kantonrechter toe te kennen vergoeding in mindering zal strekken op een eventueel door verwerende partij ingevolge voormeld artikel 12. te verkrijgen hogere (schade)vergoeding.
3.De vordering
De heer [eiser] heeft bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst door of op initiatief van de Stichting, tenzij zulks op staande voet wegens dringende reden is geschied recht op een beëindigingsvergoeding ter grootte van twee maal het jaarsalaris als bedoeld in artikel 4 van deze overeenkomst, zoals dat geldt op de einddatum van de arbeidsovereenkomst.
Ten aanzien van de pensioenbreuk die door een onvrijwillig vertrek voor de heer [eiser] kan ontstaan, komen partijen een passende regeling overeen van bijvoorbeeld 50% van de pensioenschade waarbij over het meerdere eventueel onderhandeld kan worden.De reden van deze afspraak is gelegen in het feit dat [eiser] destijds door de overstap van KPMG naar LLZ een pensioenbreuk van circa acht jaren heeft geleden.
4.Het verweer
5.De beoordeling
alsofer een waardeoverdracht van de ene naar de andere pensioenregeling heeft plaatsgevonden.
donderdag 4 december 2013 te 11.00 uurvoor akte aan de zijde van [eiser] voor herberekening en, desgewenst, herformulering van (de omvang van) zijn vordering ter zake van pensioenschade, een en ander met inachtneming van wat daarover hiervoor is overwogen en beslist;