In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 december 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en een gedaagde over de rechtmatigheid van bemiddelingskosten die door de gedaagde in rekening zijn gebracht. De eiser, die in januari 2011 een woning had gehuurd van Beleggingsmaatschappij Blaak B.V., vorderde betaling van € 850,00 aan bemiddelingskosten die hij aan de gedaagde had betaald. De eiser stelde dat hij geen opdracht had gegeven aan de gedaagde om te bemiddelen en dat de gedaagde zich een onredelijk voordeel had bedongen door deze kosten in rekening te brengen. De gedaagde voerde aan dat zij enkel als intermediair had opgetreden en dat de kosten vooraf waren besproken en door de eiser waren goedgekeurd.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake was van een overeenkomst van lastgeving, waarbij de gedaagde geen recht had op loon jegens de eiser, omdat deze laatste niet handelde in de uitoefening van een beroep of bedrijf. De rechter oordeelde dat de gedaagde geen recht had om bemiddelingskosten in rekening te brengen, omdat de eiser zelf de woning had gevonden en geen opdracht had gegeven voor bemiddeling. De kantonrechter heeft de vordering van de eiser toegewezen en de gedaagde veroordeeld tot betaling van het bedrag van € 1.008,63, vermeerderd met wettelijke rente, en in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt de regels omtrent bemiddelingskosten in het huurrecht, met name de artikelen 7:264 en 7:417 van het Burgerlijk Wetboek, en bevestigt dat een bemiddelaar geen kosten kan rekenen aan een huurder die niet om bemiddeling heeft verzocht.