ECLI:NL:RBDHA:2013:18614

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 december 2013
Publicatiedatum
13 januari 2014
Zaaknummer
2293657 RL EXPL 13-25337
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van bemiddelingskosten in het kader van een huurovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 december 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en een gedaagde over de rechtmatigheid van bemiddelingskosten die door de gedaagde in rekening zijn gebracht. De eiser, die in januari 2011 een woning had gehuurd van Beleggingsmaatschappij Blaak B.V., vorderde betaling van € 850,00 aan bemiddelingskosten die hij aan de gedaagde had betaald. De eiser stelde dat hij geen opdracht had gegeven aan de gedaagde om te bemiddelen en dat de gedaagde zich een onredelijk voordeel had bedongen door deze kosten in rekening te brengen. De gedaagde voerde aan dat zij enkel als intermediair had opgetreden en dat de kosten vooraf waren besproken en door de eiser waren goedgekeurd.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake was van een overeenkomst van lastgeving, waarbij de gedaagde geen recht had op loon jegens de eiser, omdat deze laatste niet handelde in de uitoefening van een beroep of bedrijf. De rechter oordeelde dat de gedaagde geen recht had om bemiddelingskosten in rekening te brengen, omdat de eiser zelf de woning had gevonden en geen opdracht had gegeven voor bemiddeling. De kantonrechter heeft de vordering van de eiser toegewezen en de gedaagde veroordeeld tot betaling van het bedrag van € 1.008,63, vermeerderd met wettelijke rente, en in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de regels omtrent bemiddelingskosten in het huurrecht, met name de artikelen 7:264 en 7:417 van het Burgerlijk Wetboek, en bevestigt dat een bemiddelaar geen kosten kan rekenen aan een huurder die niet om bemiddeling heeft verzocht.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Team kanton Den Haag
nv
Rolnr.: 2293657 RL EXPL 13-25337
24 december 2013
[jw.sys.1.rolnummer]
Vonnis in de zaak van:

[eiser],wonende te [woonplaats],eisende partij,gemachtigde: Dirk Jan Hedzer Dijkstra, h.o.d.n. Aveon,

tegen

[gedaagde],

zaakdoende te [vestigingsplaats],
gedaagde partij,
procederend in persoon.
Partijen worden aangeduid als “[eiser]” en “[gedaagde]”.

Procedure

1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende, hier als herhaald en ingelast te beschouwen stukken, waaruit tevens het procesverloop blijkt:
  • de dagvaarding van 15 augustus 2013;
  • de conclusie van antwoord;
  • de in het geding gebrachte producties.
Bij mondeling tussenvonnis is een comparitie van partijen gelast voor het verstrekken van inlichtingen en het beproeven van een schikking. Deze heeft plaatsgevonden op 13 november 2013 om 15.00 uur. Door de griffier zijn aantekeningen gemaakt van wat ter zitting is besproken. Bij deze gelegenheid zijn verschenen de gemachtigde van [eiser], alsmede [gedaagde] in persoon.
De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.

Feiten

2.
Op grond van hetgeen door partijen over en weer is gesteld en blijkt uit overgelegde stukken, een en ander voorzover niet of onvoldoende weersproken, kan in deze zaak van het volgende worden uitgegaan:
[eiser] heeft in januari 2011 de woning aan de [adres] te [woonplaats] gehuurd van Beleggingsmaatschappij Blaak B.V. (hierna: de verhuurder).
Voorafgaand aan het sluiten van de huurovereenkomst heeft [eiser] de woning bezichtigd met [gedaagde].
[gedaagde] heeft bij [eiser] een bedrag ad € 850,00 in rekening gebracht wegens bemiddelingskosten.
Vordering
3.
[eiser] heeft bij dagvaarding gevorderd dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van:
de hoofdsom ad € 850,00;
de buitengerechtelijke kosten ad € 154,28 inclusief BTW;
de wettelijke rente, vanaf 9 juli tot en met 30 juli 2013 berekend op € 4,35, alsmede de wettelijke rente over voormelde bedragen vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
e proceskosten.
Naast de voren vermelde feiten heeft [eiser] daaraan – kort en zakelijk weergegeven – ten grondslag gelegd dat hij [gedaagde] geen opdracht heeft gegeven tot het zoeken van een woning dan wel te bemiddelen tussen hem en de verhuurder. [eiser] heeft de woning zelf gevonden op Marktplaats.nl en op basis van de aldaar vermelde gegevens contact gezocht met [gedaagde], die door de verhuurder was ingeschakeld namens haar op te treden. Op grond van de artikelen 7:264 BW en 7:417 lid 4 BW is het [gedaagde] dan ook niet toegestaan om bemiddelingskosten bij [eiser] in rekening te brengen. Door deze kosten in rekening te brengen heeft [gedaagde] zich een niet redelijk voordeel bedongen. Het beding is derhalve nietig. Dit leidt ertoe dat [eiser] de bemiddelingskosten ad
€ 850,00 onverschuldigd aan [gedaagde] heeft betaald.
[eiser], althans zijn gemachtigde, heeft [gedaagde] diverse betalingsverzoeken en sommaties verzonden om haar tot betaling te bewegen, echter zonder resultaat. [gedaagde] is de buitengerechtelijke kosten, rente en proceskosten dan ook verschuldigd geworden, aldus [eiser].

Verweer

4.
[gedaagde] heeft bij antwoord tot verweer aangevoerd, dat zij bij de verhuur van woningen enkel optreedt als intermediair en zo de verhuurder en huurder samenbrengt. Hierbij levert [gedaagde] ook diensten aan de huurder, zoals het houden van bezichtigingen, het geven van advies, het opmaken van het huurcontract, aanvragen invullen voor bijvoorbeeld nutsvoorzieningen en huurtoeslag en het verzorgen van communicatie tussen huurder en verhuurder. Hiervoor rekent [gedaagde] courtage in de vorm van bemiddelingskosten. Dit wordt door [gedaagde] ook duidelijk aangegeven in de advertentietekst.
5.
In het onderhavige geval heeft [eiser] contact opgenomen met [gedaagde] omdat hij geïnteresseerd was in de woning aan de [adres] te[woonplaats]. [gedaagde] heeft toen meteen de voorwaarden en bemiddelingskosten met [eiser] besproken, waarmee [eiser] heeft ingestemd. [gedaagde] heeft voornoemde woning tweemaal met [eiser] bezichtigd. Omdat [eiser] niet voldeed aan de financiële voorwaarden om de woning te huren heeft zij hem geadviseerd om iemand te zoeken die borg kon staan. Dit advies heeft [eiser] opgevolgd. [gedaagde] heeft de verhuurder namens [eiser] verzocht een radiator te verplaatsen, hetgeen ook is geschied. Gelet op het voorgaande heeft [eiser] dus wel degelijk voordeel gehad van de bemiddeling en adviezen van [gedaagde]. Er is dan ook geen sprake van een onverschuldigde betaling: [gedaagde] heeft diensten geleverd tegen een vooraf afgesproken bedrag. Ter onderbouwing van haar stelling dat het is toegestaan bemiddelingskosten in rekening te brengen verwijst [gedaagde] naar enkele uitspraken.

Beoordeling

6.
In geschil is of [gedaagde] gerechtigd was bemiddelingskosten bij [eiser] in rekening te brengen.
[eiser] heeft zich beroepen op artikel 7:264 lid 2 BW, waarin is bepaald dat een bij de totstandkoming van een huurovereenkomst gemaakt beding nietig is, voor zover daarbij door een derde enig niet redelijk voordeel wordt overeengekomen. Voorts heeft [eiser] zich beroepen op artikel 7:417 lid 4 BW. Dit artikel bepaalt dat ingeval van lastgeving strekkende tot huur en verhuur van zelfstandige woonruimte met meerdere lastgevers, waarvan één der lastgevers een natuurlijk persoon is die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, de lasthebber geen recht op loon heeft jegens de huurder. Hiervan kan niet ten nadele van de huurder worden afgeweken.
7.
Vast staat dat hier sprake is geweest van een overeenkomst van lastgeving, Het gaat hier immers om een opdracht aan [gedaagde] die strekt tot het doen sluiten van een huurovereenkomst. Met het oog op de toepasselijkheid van artikel 7:417 lid 4 BW dient beoordeeld te worden wie haar opdrachtgever(s) is(zijn) geweest.
8.
[eiser] heeft onweersproken gesteld, dat hij de betreffende woning zelf heeft gevonden via een advertentie op Marktplaats.nl, dat hij op grond van deze advertentie contact moest opnemen met [gedaagde] en dat het niet mogelijk was om rechtstreeks met de verhuurder in contact te treden. Niet is gebleken dat [eiser] [gedaagde] opdracht heeft gegeven om voor hem een huurwoning te zoeken.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat beleggers (verhuurders) hun opdracht om een woning te verhuren tegenwoordig aan meerdere kantoren verstrekken, omdat zij geen leegstand willen hebben. De kantonrechter begrijpt deze stelling van [gedaagde] aldus, dat zij één van de partijen is geweest die de opdracht tot verhuur van de betreffende woning heeft gekregen. Voorts heeft [gedaagde] erkend dat zij de woning op Marktplaats.nl te huur heeft aangeboden, onder vermelding van haar contactgegevens.
Naar het oordeel van de kantonrechter staat hiermee voldoende vast, dat de verhuurder van de woning de opdrachtgever van [gedaagde] is. Het komt er immers op neer dat de verhuurder de woning te huur heeft aangeboden en daarbij gebruik heeft gemaakt van de diensten van [gedaagde] die zorgde voor de advertenties. Dat [gedaagde] ook diensten aan de huurder heeft geleverd, doet daar niet aan af.
9.
Zoals hiervoor overwogen is tussen [eiser] en [gedaagde] geen bemiddelingsovereenkomst strekkende tot het zoeken van een woning tot stand gekomen. Wel kan uit het feit dat [eiser] heeft gereageerd op de advertentie op Marktplaats.nl en hij een bedrag van € 850,-- aan [gedaagde] heeft overgemaakt met de omschrijving ‘reservering[adres] parterre per 1 februari 2011’ worden afgeleid dat sprake is geweest van een opdracht van [eiser] aan [gedaagde] tot het sluiten van een huurovereenkomst. Ook [eiser] kan dan ook als opdrachtgever worden aangemerkt.
Hieruit volgt dat zowel de verhuurder als [eiser] derhalve opdrachtgever (lastgever) is van [gedaagde].
10.
Op grond van artikel 7:417 lid 4 BW kan het echter niet zo zijn, dat [gedaagde] ‘twee heren dient’. Gelet hierop en het feit dat [eiser] niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf en het de huur van een zelfstandige woning betreft, heeft [gedaagde] geen recht op een vergoeding jegens [eiser]. Zij mag de bemiddelingskosten dan ook niet in rekening brengen bij [eiser]. [gedaagde] heeft zich dan ook een niet redelijk voordeel jegens [eiser] bedongen. Het beding op grond waarvan de bemiddelingskosten bij [eiser] in rekening zijn gebracht is nietig.
11.
Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering van [eiser] zal worden toegewezen, met dien verstande dat de wettelijke rente slechts zal worden toegewezen over de hoofdsom.
12.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.

Beslissing

De kantonrechter:
1.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te voldoen de som van € 1.008,63 vermeerderd met de wettelijke rente over € 850,00 vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der voldoening;
2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding tot op heden aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 548,79, waaronder een bedrag van € 200,00 als salaris voor de gemachtigde van [eiser];
3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. J.M. van Baardewijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 december 2013.