Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer voor vreemdelingenzaken in de zaak tussen
[naam],
Procesverloop
Overwegingen
ten tijde van de verlening van de verblijfsvergunningop 8 maart 2006 geen andere gronden bestonden om aan eiser een verblijfsvergunning asiel te verlenen.
ten tijde van de verlening van de verblijfsvergunningsprake was van een situatie als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Richtlijn 2004/83/EG inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming (Definitierichtlijn). Dat van een dergelijke situatie sprake was, blijkt uit de brief van 30 november 2005 van de toenmalige Minister van Vreemdelingenzaken en Integratie (de Minister) aan de Tweede Kamer waarbij het categoriaal beschermingsbeleid is ingesteld. Daarin staat vermeld dat de veiligheidssituatie in Ivoorkust slecht is en dat zowel het regeringsleger als de rebellengroepen zich schuldig maken aan mensenrechtenschendingen. Binnen Ivoorkust is volgens de Minister geen duurzaam veilig gebied aan te wijzen. Daarnaast is de bewegingsvrijheid zeer beperkt. Burgers kunnen zich in het algemeen niet aan de geweldssituatie onttrekken door elders in het land te verblijven. Ook wordt gewezen op de afhankelijkheid van de bevolking van (nood)hulp en op de UNHCR, die vanwege de slechte veiligheids- en mensenrechtensituatie in heel Ivoorkust tegen de gedwongen terugzending van uitgeprocedeerde Ivoriaanse asielzoekers naar Ivoorkust is.
ten tijde van de verlening van de vergunningsprake was van een situatie als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Definitierichtlijn (15c-situatie). Gelet hierop is sprake van een motiveringsgebrek en dient het besluit wegens strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vernietigd te worden. Verweerder heeft ter zitting verzocht om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. De rechtbank zal in het navolgende beoordelen of daartoe aanleiding bestaat.
(17 februari 2009, ECLI:NL:XX:2009:BH3646) en de uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in het arrest van 28 juni 2011 in de gevoegde zaken van Sufi en Elmi (ECLI:NL:XX:2011:BR5143). Verweerder heeft ter zitting de veiligheidssituatie in Ivoorkust toentertijd afgezet tegen de veiligheidssituatie in Irak ten tijde van het hoogtepunt van het geweld en waarvoor ook enige tijd een categoriaal beschermingsbeleid heeft gegolden maar evenmin een dergelijke uitzonderlijke situatie is aangenomen, en Mogadishu, waarvoor enige tijd wel een dergelijke uitzonderlijke situatie is aangenomen in de jurisprudentie.
ten tijde van de verlening van de vergunningsprake was van een 15c-situatie, nader en voldoende te onderbouwen. De rechtbank is van oordeel dat eiser daarin niet is geslaagd. De rechtbank overweegt dat in het ambtsbericht van november 2005 staat vermeld dat ondanks dat de wapenstilstand heeft standgehouden, de veiligheidssituatie in Ivoorkust onvoorspelbaar en breekbaar is, dat algemeen heersende onveiligheid volgens VN-gezant Schori aan de orde van de dag is en dat Human Rights Watch in mei 2005 sprak van een voortdurende toename van het aantal incidenten van geweld jegens burgers. Concrete aantallen van burgerslachtoffers worden in het ambtsbericht niet genoemd. Wel worden incidenten beschreven waarbij tientallen slachtoffers vielen en duizenden personen op de vlucht sloegen. Ten aanzien van het aantal ontheemden lopen de schattingen uiteen van 355.000 in februari 2005 tot 500.000 in juni 2005. Veel ontheemden wonen niet in opvangkampen maar bij familie of kennissen. In omringende landen bevinden zich enkele tientallen duizenden Ivoriaanse vluchtelingen, van wie vele ook weer naar Ivoorkust zijn teruggekeerd. Veel van de honderdduizenden immigranten die in Ivoorkust verbleven, zijn eveneens gevlucht.
ten tijde van de verlening van de vergunningin Ivoorkust sprake was van een 15c-situatie. De beroepsgrond faalt.
ten tijde van de verlening van de vergunninggeen sprake was van een 15c-situatie, is reeds daarom geen sprake van de situatie als bedoeld in artikel 16, tweede lid, van de Definitierichtlijn. Deze gevolgtrekking heeft eiser ter zitting onderschreven. Verweerder heeft dan ook terecht geen aanleiding gezien om in dit geval toepassing te geven aan artikel 16, tweede lid, van de Definitierichtlijn.
ten tijde van het bestreden besluit op 27 april 2012 en thanssprake is van een 15c-situatie. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft eiser in beroep de volgende documenten overgelegd:
rule of lawwil herstellen en straffeloosheid wil aanpakken. Een wijdverbreide mate van geweld waarvan burgers slachtoffer worden, blijkt er niet uit. Uit het bericht van de secretaris-generaal van de VN van 28 juni 2013 maakt verweerder op dat gesproken wordt over 7.000 tot 8.000 mensen die tijdelijk ontheemd zijn. In hetzelfde rapport staat vermeld dat sprake is van minder aanvallen op het grensgebied met Liberia en dat de militaire situatie is verbeterd in Ivoorkust. Ook al zijn er nog steeds 80.000 vluchtelingen in buurlanden, de tijdelijkheid van de ontheemdheid, de verbetering van de humanitaire situatie in zijn algemeenheid en het gegeven dat volgens de website van UNOCHA vanaf januari 2013 al bijna 10.000 mensen zijn teruggekeerd, maakt volgens verweerder dat moet worden geconcludeerd dat de veiligheidssituatie weliswaar onvoorspelbaar en breekbaar is en er nog steeds burgerslachtoffers vallen, maar dat deze incidenten en het gebrek aan een gegarandeerde veiligheid onvoldoende zijn om een 15c-situatie aan te nemen.
ten tijde van het bestreden besluit en thansweliswaar nog steeds precair is, maar dat sprake is van een langzame verbetering van de algehele veiligheidssituatie sinds de crisis in april 2011. Deze verbetering gaat gepaard met langzame stappen vooruit en soms met stappen achteruit. De door eiser overgelegde stukken geven naar het oordeel van de rechtbank geen ander beeld dan het meest recente ambtsbericht van mei 2013, waaruit naar het oordeel van de rechtbank niet valt af te leiden dat sprake is van een 15c-situatie. Uit dit ambtsbericht blijkt dat de situatie fragiel blijft, en dat er spanningen zijn tussen etnische groepen die onder druk van de politieke tegenstellingen, vaak gerelateerd aan conflicten over land, tot geweldsuitbarstingen hebben geleid. Zoals verweerder heeft opgemerkt, blijkt uit de overgelegde informatie dat met name sprake is van geïsoleerde incidenten, welke voorts vaak gericht zijn op militaire doelen, waarbij burgers wel het slachtoffer worden. Bij de incidenten die worden genoemd zijn enige tot enkele tientallen slachtoffers gevallen. De aanhoudende veiligheidsincidenten en langzame politieke verzoening bemoeilijken de inspanningen van de overheid om de
rule of lawte herstellen en de straffeloosheid aan te pakken, zo blijkt uit de Executive Summary Country Report on Human Rights Practices 2012 van de US Department of State van 19 april 2013. Ook is er nog steeds een groot aantal wapens in omloop. Over het algemeen is de humanitaire situatie aan het verbeteren, al blijkt uit het rapport van de Secretaris-Generaal van 28 juni 2013 dat er nog steeds 45.000 intern ontheemden en ruim 80.000 vluchtelingen in de buurlanden van Ivoorkust zijn. Aanvallen langs de Liberiaanse grens hebben voorts 7.000 tot 8.000 tijdelijk ontheemden veroorzaakt en in mei 2013 zijn 450 mensen naar Liberia gevlucht. Wel is er een stroom ontheemden begin 2013 teruggekeerd naar Ivoorkust, al werd dit bemoeilijkt door de onveiligheid in het westen van het land.