Op 23 december 2013 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, geboren in Polen. Het verzoek tot ondertoezichtstelling was ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden, op 6 december 2013. De minderjarigen, die feitelijk bij hun moeder en haar partner verblijven, worden onderstimuléerd door hun ouders, die meer prioriteit geven aan hun werk dan aan de ontwikkeling van de kinderen. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de moeder en haar partner niet verschenen, maar wel goed opgeroepen waren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de gronden voor ondertoezichtstelling, zoals genoemd in artikel 1:254, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, aanwezig zijn. Ondanks eerdere pogingen tot hulpverlening in vrijwillig kader, is er geen verbetering opgetreden. De kinderrechter heeft daarom besloten om de minderjarigen voor de periode van één jaar onder toezicht te stellen van de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beschikking is gegeven door mr. P.J. Schreuder en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.