Uitspraak
2.De feiten
“dat wil zeggen uiterlijk tot het tijdstip dat concessie is verleend op grond van de thans nog in voorbereiding zijnde regelgeving”en met inachtneming van de in het ODC neergelegde uitgangspunten en voorwaarden voor medegebruik en de voor het medegebruik te sluiten huur-/gebruiksovereenkomsten. In deze brief, die samen met de hierna onder 2.10 en 2.22 bedoelde toestemmingen voor medegebruik ook wordt aangeduid als: de gebruiksbrieven, staat dat, mochten nieuwe feiten en omstandigheden daartoe aanleiding geven, de mogelijkheid van medegebruik door EVT opnieuw door de Staat zal worden onderzocht.
Geen gebruiksinbreuk”bepaalt onder meer dat:
De beëindiging geschiedt tegen een zodanig tijdstip als de Staat verkiest, behoudens dat in het
‘enig publiek belang’gewijzigd in
‘een klemmend en zeer gewichtig publiek belang’.
Op deze markten(de verbindingen naar Ameland en Terschelling)
lijkt ruimte te zijn om meerdere aanbieders naast elkaar te laten bestaan. Echter, in het geval van een (ODC) bestaat dan wel de kans dat de reder die het (ODC) uitvoert een negatief resultaat zal behalen. Dat zal betekenen dat hij het contract niet langer zal willen uitvoeren, zonder dat de overheid de onrendabele top zal subsidiëren. De overheid moet dan een prijs gaan betalen voor het garanderen van voldoende kwalitatief en hoogwaardig vervoer van en naar de Waddeneilanden.”
dusdanig beperkte marktomvang”toetreding van nieuwe partijen niet erg aantrekkelijk en daarmee niet erg waarschijnlijk is voor Vlieland en Schiermonnikoog. Concluderend stelt de Rebelgroup:
In een situatie van een (ODC) zonder exclusief recht voor de huidige reder ligt toetreding van concurrenten naar Terschelling en Ameland in de rede. Als de nieuwe reders er in slagen een marktaandeel te veroveren, zal het maatschappelijk gewenste kwantiteits-, kwaliteits- en prijsniveau van de dienstverlening mogelijk alleen geleverd kunnen worden als de overheid daarvoor een subsidie aan de reder die het contract uitvoer betaalt.
In een volledig vrije marktsituatie (dat wil zeggen de situatie zonder concessiesystematiek waarbij de huidige reder niet meer gehouden is aan afspraken met de overheid en alle ruimte heeft om de dienstverlening zodanig in te richten dat hij de hoogste winstmarge realiseert - toevoeging rechtbank)
schat Rebel de kans hoog in dat het maatschappelijk gewenste kwantiteits-, kwaliteits- en prijsniveau van de dienstverlening op termijn niet gehandhaafd blijft.”
Aangezien bedoelde concessie op 24 mei jl. is verleend wijs ik u erop dat gelet daarop de periode waarin van medegebruik sprake kan zijn van beperkte duur is.”
Conclusie en vervolgstappen”staat:
overigens (ook) acht (is) geslagen op uw brief van 9 oktober jl.”In deze brief staat onder meer:
3.Het geschil
4.De beoordeling
de facto”is aan te merken als staatssteun in de zin van artikel 107 WVEU, aangezien niet gebleken is dat is voldaan aan de voorwaarde van ongunstige beïnvloeding van het tussenstaatse handelsverkeer door deze opzegging.
“aangezien EVT er van overtuigd is en erop heeft ingezet dat de huidige onderhands verleende concessie niet onherroepelijk zal worden en zij een blijvende rol voor zichzelf ziet weggelegd is zij er vanuit gegaan dat het medegebruik feitelijk niet ‘tijdelijk’ zal zijn.”