In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 25 november 2013 een beschikking gegeven inzake de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige. Het verzoek tot uithuisplaatsing is ingediend door het Leger des Heils Jeugdzorg en Reclassering, namens de Stichting Bureau Jeugdzorg, met betrekking tot een minderjarige die geboren is in 2009. De moeder van de minderjarige, die het ouderlijk gezag alleen uitoefent, verkeert in een problematische situatie, waaronder detentie en financiële problemen, waardoor zij niet in staat is om een veilige leefomgeving te bieden.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de ingediende stukken, waaronder het verzoekschrift en het indicatiebesluit van Bureau Jeugdzorg. Tijdens de zitting is de situatie van de moeder besproken, die ondanks hulpverlening geen structurele verbetering heeft weten te realiseren. De minderjarige verblijft feitelijk bij de tante van de moeder, die bereid is om voor hem te zorgen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de thuissituatie bij de moeder onveilig is, mede door de aanwezigheid van problematische vrienden en het gebruik van drugs in de nabijheid van de minderjarige.
De kinderrechter heeft geoordeeld dat de gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing aanwezig zijn, zoals genoemd in artikel 1:261 van het Burgerlijk Wetboek. De beslissing is genomen in het belang van de minderjarige, die in een veilige en stabiele omgeving moet verblijven. De kinderrechter heeft de machtiging verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling, tot 19 maart 2014, en verklaarde de beslissing uitvoerbaar bij voorraad. De moeder heeft aangegeven het oneerlijk te vinden dat zij de schuld krijgt van de situatie, maar de kinderrechter benadrukt het belang van een goede communicatie tussen de gezinsvoogd en de moeder voor een mogelijke terugkeer van de minderjarige naar haar zorg.