ECLI:NL:RBDHA:2013:18282

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 november 2013
Publicatiedatum
23 december 2013
Zaaknummer
C-09-454742
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige vanwege onveilige thuissituatie en detentie van de moeder

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 25 november 2013 een beschikking gegeven inzake de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige. Het verzoek tot uithuisplaatsing is ingediend door het Leger des Heils Jeugdzorg en Reclassering, namens de Stichting Bureau Jeugdzorg, met betrekking tot een minderjarige die geboren is in 2009. De moeder van de minderjarige, die het ouderlijk gezag alleen uitoefent, verkeert in een problematische situatie, waaronder detentie en financiële problemen, waardoor zij niet in staat is om een veilige leefomgeving te bieden.

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de ingediende stukken, waaronder het verzoekschrift en het indicatiebesluit van Bureau Jeugdzorg. Tijdens de zitting is de situatie van de moeder besproken, die ondanks hulpverlening geen structurele verbetering heeft weten te realiseren. De minderjarige verblijft feitelijk bij de tante van de moeder, die bereid is om voor hem te zorgen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de thuissituatie bij de moeder onveilig is, mede door de aanwezigheid van problematische vrienden en het gebruik van drugs in de nabijheid van de minderjarige.

De kinderrechter heeft geoordeeld dat de gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing aanwezig zijn, zoals genoemd in artikel 1:261 van het Burgerlijk Wetboek. De beslissing is genomen in het belang van de minderjarige, die in een veilige en stabiele omgeving moet verblijven. De kinderrechter heeft de machtiging verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling, tot 19 maart 2014, en verklaarde de beslissing uitvoerbaar bij voorraad. De moeder heeft aangegeven het oneerlijk te vinden dat zij de schuld krijgt van de situatie, maar de kinderrechter benadrukt het belang van een goede communicatie tussen de gezinsvoogd en de moeder voor een mogelijke terugkeer van de minderjarige naar haar zorg.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Kinderrechter
Rekestnummer: JE RK 13-2915
Zaaknummer: C/09/454742
Datum beschikking: 25 november 2013

Machtiging tot uithuisplaatsing

Beschikking op het op 15 november 2013 ingekomen verzoekschrift van:

het Leger des Heils Jeugdzorg en Reclassering, namens de Stichting Bureau Jeugdzorg (verder LdH),
met betrekking tot de minderjarige:
- [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats];
kind van:
[mevrouw A],
de moeder,
wonende te [woonplaats],
die het ouderlijk gezag alleen uitoefent,
en erkend door
[de heer B]
de vader,
zonder bekende woon- of verblijfplaats.
De minderjarige verblijft feitelijk bij de tante moederszijde en haar partner.

Procedure

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift, met bijlagen;
- het indicatiebesluit van Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland, d.d. 21 november 2013, met de daarbij behorende aanvraag.
Op 25 november 2013 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank met gesloten deuren behandeld.
Hierbij zijn verschenen:
- mevrouw E. Haring, namens het LdH;
- de moeder.

Feiten

De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 19 maart 2013 de minderjarige onder toezicht gesteld van 19 maart 2013 tot 19 maart 2014.
Bureau Jeugdzorg heeft de uitvoering van de maatregel gemandateerd aan het LdH.

Verzoek

Het verzoek strekt tot machtiging de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de tante moederszijde (mz), voor de duur van de ondertoezichtstelling. De grond voor het verzoek is, blijkens de inhoud van het verzoekschrift, onder meer gelegen in de omstandigheid dat de thuissituatie van de minderjarige bij de moeder al lange tijd onvoldoende veilig is en de moeder hierin, ondanks veel hulpverlening, geen structurele verbetering heeft weten aan te brengen. Een vriend van de moeder heeft de minderjarige in zeer gevaarlijke situaties gebracht en de moeder is onmachtig gebleken de minderjarige te beschermen en de juiste keuzes te maken. Hoewel de moeder na een schriftelijk aanwijzing van het LdH enkele positieve stappen heeft gezet om haar situatie te verbeteren, is in oktober 2013 gebleken dat de moeder grote schulden heeft en de huur al geruime tijd niet wordt betaald. De rechter heeft een ontruimingsvonnis uitgesproken en door de spanningen die dit met zich brengt is de moeder onvoldoende meer in staat om voor de minderjarige te zorgen en houdt zij de hulpverlening op afstand. Op 7 november 2013 zijn er ernstige zorgen over de minderjarige gemeld. De moeder zou grote problemen hebben voortvloeiend uit haar schulden, zou met verkeerde mensen in contact staan, zou met de minderjarige op een adres slapen waar een speed-verslaafde verblijft en zou zelf ook drugs gebruiken in aanwezigheid van de minderjarige. Hoewel onduidelijk is in hoeverre de zorgmeldingen juist zijn, is de moeder op 11 november 2013 opnieuw in een problematische situatie geraakt toen zij door de politie werd vastgenomen wegens openstaande boetes. Uiteindelijk heeft de tante mz, een geregistreerd Horizon pleeggezin, de minderjarige in huis genomen. De tante mz heeft grote zorgen over de moeder geuit. Zij is bereid voor de minderjarige te zorgen totdat de moeder haar leven op orde heeft. Vanwege alle problemen en de risico’s daarvan voor de minderjarige, acht het LdH het nodig dat de minderjarige bij de tante mz verblijft totdat de moeder de zorg voor hem weer aan kan. Het is de intentie van het LdH om de uithuisplaatsing zo kort mogelijk te houden.
De moeder heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

Onder verwijzing naar de inhoud van het verzoekschrift heeft mevrouw Haring het verzoek gehandhaafd. Zij heeft benadrukt dat het, gelet op de grote zorgen omtrent de situatie van de moeder, in het belang is van de minderjarige dat hij in de rustige en stabiele thuisomgeving verblijft, die de tante mz hem kan bieden. Mevrouw Haring heeft desgevraagd aangegeven dat het de bedoeling is van het LdH dat, als de moeder haar leven op orde heeft, wordt onderzocht of zij weer voor de minderjarige kan gaan zorgen.
De moeder heeft aangegeven dat zij het oneerlijk vindt dat zij de schuld van alles krijgt. Zij heeft aangegeven haar leven op orde te willen krijgen en een nieuwe start te willen maken.
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:261, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing aanwezig zijn. Daarbij overweegt de kinderrechter in het bijzonder dat het, gelet op alle door het LdH omschreven zorgen en het feit dat de moeder thans gedetineerd is en de minderjarige geen stabiele thuissituatie kan bieden, in het belang is van de minderjarige dat hij in een veilige omgeving zal verblijven. De tante mz kan hem een veilig en stabiel thuis bieden. De kinderrechter gaat ervan uit dat het LdH, zodra de moeder haar leven op orde heeft, zorgvuldig zal bekijken of de moeder mogelijkheden heeft om de minderjarige weer zelf op te voeden en te verzorgen. Een goede en duidelijke communicatie tussen de gezinsvoogd en de moeder acht de kinderrechter daarbij van groot belang opdat de moeder weet wat er van haar wordt verwacht en zij gericht aan de haar gestelde doelen kan werken.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
machtigt de Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland, de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de tante moederszijde [pleegmoeder]van
25 november 2013 tot 19 maart 2014, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling, zulks ter effectuering van het aangehechte indicatiebesluit d.d. 21 november 2013;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M. Ghrib, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 november 2013, in tegenwoordigheid van mr. M.H. van Limpt als griffier.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen
drie maandenna de dag van de uitspraak door indiening van een beroepschrift bij de griffie van het Gerechtshof Den Haag.