In deze zaak, die betrekking heeft op een getuigenverhoor in het kader van het schietdrama in Alphen aan den Rijn op 9 april 2011, hebben de psychiater en de psychiatrisch verpleegkundige zich beroepen op hun verschoningsrecht. De rechter-commissaris heeft op 18 december 2013 beslist dat deze getuigen zich kunnen beroepen op het in artikel 165, lid 2, aanhef en onder b, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) neergelegde verschoningsrecht. Dit recht staat hen toe om zich te verschonen van hun wettelijke plicht om getuigenis af te leggen over vertrouwelijke informatie die hen in hun hoedanigheid is toevertrouwd.
De zaak is gestart op 1 oktober 2013, toen werd besloten dat de psychiater en de verpleegkundige als getuigen zouden worden gehoord. De verzoekers hebben zich verzet tegen het beroep op het verschoningsrecht, terwijl andere partijen dit beroep hebben ondersteund. De rechter-commissaris heeft in zijn overwegingen uiteengezet dat het verschoningsrecht niet absoluut is, maar dat in dit geval de omstandigheden niet uitzonderlijk genoeg zijn om het belang van de waarheidsvinding boven het verschoningsrecht te laten prevaleren.
De verzoekers hebben betoogd dat het verschoningsrecht moet wijken voor het belang van de waarheidsvinding, vooral gezien de maatschappelijke onrust rondom het schietdrama. De rechter-commissaris heeft echter geoordeeld dat de argumenten van de verzoekers niet voldoende zijn om het verschoningsrecht te doorbreken. De getuigen zijn BIG-geregistreerd en hebben op grond van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) een geheimhoudingsplicht. De rechter-commissaris heeft de verzoekers de gelegenheid gegeven om een lijst met vragen in te dienen die geen betrekking hebben op het verschoningsrecht, met een deadline van 8 januari 2014 voor indiening en 15 januari 2014 voor reacties van de andere partijen.