Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Uitspraak
[eiser 1], eiser,
[eiseres 1], eiseres,
[naam],[geboortedatum], v-nummer [nummer]
en
[naam], [geboortedatum], v-nummer [nummer],
[eiser 2], eiser,
[eiseres 2],
de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
Het procesverloop
.
De beoordeling
18 april 2011, waarin staat dat aan [eiser 1] het staatsburgerschap van de Russische Federatie is geweigerd, geoordeeld dat, uitgaande van die verklaring, moet worden aangenomen dat [eiser 1] niet de Russische nationaliteit bezit en dat rekening gehouden moet worden met de mogelijkheid dat geen van eisers de Russische nationaliteit. De rechtbank heeft daarin een begin van bewijs gezien van het relaas van eisers, reden waarom nader onderzoek door verweerder aangewezen is geacht.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder op grond van deze verklaringen de door eisers gestelde staatloosheid in redelijkheid ongeloofwaardig heeft kunnen achten. Immers, ingevolge de in die verklaringen genoemde bepaling worden etnisch Armeense staatsburgers van de voormalige Sovjetrepubliek Armenië die buiten de republiek Armenië wonen en niet het staatsburgerschap van een vreemde mogendheid hebben verkregen erkend als staatsburgers van de Republiek Armenië. Eisers hebben verklaard dat zij sinds 1990 buiten de republiek Armenië hebben gewoond, een deel van die periode in Oekraïne en een deel in de Russische Federatie. Verweerder heeft zich daarom in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat uit de opgegeven afwijzingsgrond kan worden afgeleid dat [eiser 1] en [eiseres 2]niet staatloos zijn, omdat zij het staatsburgerschap van een ander land hebben verkregen, ofwel hier te lande onvolledige of onjuiste informatie hebben verstrekt over hun identiteit en nationaliteit, zie ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 31 oktober 2012, zaaknummer 201104005/1/V3 (www.raadvanstate.nl). Nu verweerder in redelijkheid heeft kunnen twijfelen aan de verklaring van eisers dat zij allen staatloos zijn, heeft hij hen voorts in redelijkheid kunnen tegenwerpen dat zij geen documenten hebben overgelegd ter onderbouwing van hun nationaliteit en identiteit. Gelet hierop heeft verweerder eisers terecht een omstandigheid, bedoeld in artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f van de Vw 2000 tegengeworpen.