In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 december 2013 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, waarbij ook alimentatie en zorgregelingen voor hun minderjarige kinderen aan de orde kwamen. De man, vertegenwoordigd door mr. J.A.M. Koorn-Harkema, verzocht om echtscheiding en nevenvoorzieningen, terwijl de vrouw, vertegenwoordigd door mr. A. de Regt, verweer voerde en zelfstandig nevenvoorzieningen verzocht. De rechtbank heeft kennisgenomen van diverse stukken, waaronder verweren en verzoekschriften van beide partijen, en heeft de zaak op 5 november 2013 behandeld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen gehuwd zijn in gemeenschap van goederen en dat zij gezamenlijk gezag uitoefenen over hun minderjarige kinderen. De rechtbank heeft de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vrouw vastgesteld en een zorgregeling goedgekeurd, waarbij de minderjarige om de week bij de man verblijft. De rechtbank heeft ook kinderalimentatie vastgesteld, waarbij de man € 78,67 per maand voor de minderjarige en € 303,-- per maand voor de jong-meerderjarige dient te betalen. De rechtbank heeft de draagkracht van beide ouders beoordeeld en vastgesteld dat de man, na de geboorte van zijn derde kind, niet in staat is om aan zijn alimentatieverplichtingen te voldoen zonder dat dit leidt tot onaanvaardbare financiële gevolgen.
De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken en de verdeling van de huwelijksgemeenschap vastgesteld, waarbij beide partijen overeenstemming hebben bereikt over de verdeling van de activa en passiva. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw tot partneralimentatie afgewezen, omdat de man geen draagkracht heeft om deze te voldoen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de alimentatieverplichtingen onmiddellijk van kracht zijn, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.