ECLI:NL:RBDHA:2013:17838

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 oktober 2013
Publicatiedatum
17 december 2013
Zaaknummer
1081915 RL EXPL 11-19330
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op buitengewone omstandigheden in luchtvaartzaak

In deze zaak vorderden eisers, die een reis naar Kos hadden geboekt, compensatie van Arkefly wegens een langdurige vertraging van hun retourvlucht OR 516 van Kos naar Amsterdam op 31 juli 2010. De eisers stelden dat de vertraging hen recht gaf op compensatie op basis van de EG-verordening 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers. Arkefly voerde aan dat de vertraging was veroorzaakt door buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden (mist) die het toestel verhinderden om op Kos te landen. De kantonrechter oordeelde dat de vertraging inderdaad het gevolg was van deze buitengewone omstandigheden en dat Arkefly niet aansprakelijk was voor de compensatie. De rechter verwierp ook het verzoek van Arkefly om prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie EU, omdat eerdere uitspraken al op vergelijkbare vragen antwoord hadden gegeven. De kantonrechter concludeerde dat Arkefly alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te voorkomen en wees de vordering van eisers af. Tevens werden de proceskosten voor rekening van eisers gesteld, omdat zij in het ongelijk waren gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Team kanton Den Haag
at
Rolnummer: 1081915 RL EXPL 11-19330
23 oktober 2013
[jw.sys.rolnummer]
Vonnis in de zaak van:
1. [eiseres],
2. [eiser],beiden wonende te [woonplaats]
eisende partij,
gemachtigde: mr. M.G. Bult,
tegen

de besloten vennootschapTUI AIRLINES B.V. H.O.D.N. ARKEFLY,

gevestigd te Rijswijk,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer.
Partijen worden hierna “[eisers]” en “Arkefly” genoemd.

Procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:
  • de dagvaarding van 24 juni 2011, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de rolbeslissing van 22 december 2011, waarbij de kantonrechter heeft besloten de zaak aan te houden, omdat bij het gerechtshof ’s-Gravenhage hoger beroep was ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank ’s-Gravenhage, sector kanton, in een zaak waarin vergelijkbare rechtsvragen aan de orde waren als in de onderhavige zaak.
Nadat de zaak op verzoek van partijen weer op de rol is geplaatst is bij mondeling vonnis een comparitie na antwoord gelast voor het verkrijgen van inlichtingen en het beproeven van een schikking.
Voorafgaand aan de comparitie zijn door partijen de volgende stukken overgelegd:
  • de akte houdende overlegging producties ten behoeve van de comparitie van partijen van 26 juli 2013, van de zijde van Arkefly;
  • de akte overlegging producties van de zijde van[eisers]
De comparitie heeft plaatsgevonden op 11 september 2013. De gemachtigde van Arkefly heeft gebruik gemaakt van schriftelijke zittingsaantekeningen, die aan het procesdossier zijn toegevoegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat ter zitting is besproken.

Feiten

1.
[eisers] hebben een reis geboekt naar Kos, Griekenland. De retourvlucht met nummer OR 516 van Kos naar Amsterdam zou volgens planning op 31 juli 2010 om 22.55 uur lokale tijd vertrekken vanaf Kos. De vlucht is met vertraging vanaf Kos vertrokken en met vertraging gearriveerd te Amsterdam. De vlucht is uitgevoerd door Arkefly.
2.
Het toestel waarmee[eisers] naar Amsterdam zijn gevlogen is eerder op 31 juli 2010 vertrokken vanaf Amsterdam naar Kos. Het toestel maakte een zogenaamde “rotatievlucht”.

Vordering

3.
[eisers] vorderen bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van Arkefly tot betaling van een bedrag van € 800,= (2 x € 400,=) en een bedrag van € 178,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, één en ander te vermeerderen met de wettelijke rente en de proceskosten.[eisers]
4.
[eisers] leggen aan hun vordering het volgende ten grondslag. De vlucht van Kos naar Amsterdam is uitgevoerd met een zodanig langdurige vertraging, dat aanspraak is ontstaan op compensatie op de voet van artikel 7 van de EG-verordening 261/2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten (hierna: de Verordening) in samenhang met de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (thans geheten: Hof van Justitie van de Europese Unie, hierna aan te duiden als: Hof van Justitie EU), van 19 november 2009 in de zaak met nummers C-432/07 en C-402/07, NJ 2010/137, LJN: BK4714, welke uitspraak hierna zal worden aangeduid als het “Sturgeon-arrest”.
De aanspraak op compensatie bedraagt in dit geval € 400,= per persoon. Arkefly heeft de vergoeding, ondanks daartoe te zijn gesommeerd door[eisers], niet voldaan.

Verweer

5.
Arkefly heeft als primair verweer aangevoerd dat − zakelijk weergegeven − het Sturgeon-arrest niet kan worden gevolgd. Arkefly heeft de kantonrechter verzocht hierover prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie EU. Subsidiair stelt Arkefly dat[eisers] niet hebben voldaan aan hun stelplicht en dat de vordering reeds op die grond moet worden afgewezen.
6.
Meer subsidiair heeft Arkefly − zakelijk weergegeven − aangevoerd dat het toestel waarmee de vlucht van Amsterdam naar Kos werd uitgevoerd niet op Kos kon landen, omdat door weersomstandigheden (mist) het zicht daarvoor onvoldoende was. Het toestel is uitgeweken naar Heraklion en heeft daar gewacht tot de mist op Kos was opgetrokken, zodanig dat daar landen weer mogelijk was. Eén en ander heeft gezorgd voor de vertraging bij aankomst in Amsterdam. Nu de vertraging volgens Arkefly is veroorzaakt door weersomstandigheden die zich voordeden op de heenvlucht, is sprake van een buitengewone omstandigheid die haar ontslaat van de plicht tot betaling van enige compensatie.

Beoordeling

7.
Het verzoek van Arkefly tot het stellen van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie EU behoeft geen bespreking, nu het Hof van Justitie EU in het zogenaamde Nelson-arrest van 23 oktober 2012 in de zaken met nummers C-581/10 en C-629/10 (LJN: BY2173) antwoord heeft gegeven op vragen die gelijk zijn aan de door Arkefly in de onderhavige zaak geformuleerde vragen.
8.
Hoewel dit niet uitdrukkelijk door Arkefly is gesteld, gaat de kantonrechter er gelet op het Nelson-arrest van uit dat Arkefly haar primaire verweer dat het Sturgeon-arrest niet kan worden gevolgd heeft laten varen. De kantonrechter neemt daarbij in aanmerking dat Arkefly bedoeld verweer in andere, vergelijkbare zaken, ook heeft ingetrokken.
9.
De kantonrechter verwerpt de stelling van Arkefly dat[eisers] niet hebben voldaan aan hun stelplicht. Gelet op het door Arkefly gevoerde verweer, was het Arkefly reeds bij het indienen van de conclusie van antwoord duidelijk op welke vlucht de vordering van[eisers] betrekking heeft.
10.
Vervolgens behoeft het meer subsidiaire buitengewone omstandighedenverweer van Arkefly bespreking.
11.
Arkefly heeft ter comparitie − zakelijk weergegeven − verklaard dat het toestel om 15.25 UTC / 17.25 uur lokale tijd zou vertrekken uit Amsterdam. Vanwege verwachte slechte weersomstandigheden (mist) op Kos kreeg het toestel − na wat geschuif met de slottijden − echter pas toestemming van de luchtverkeersleiding om te vertrekken om 16.27 UTC / 18.27 uur lokale tijd. Het toestel is aldus met een vertraging van iets meer dan één uur naar Kos vertrokken. Vlak voor aankomst te Kos vernam de bemanning van het toestel dat het weer zodanig was verslechterd, dat er onvoldoende zicht was om te mogen landen op Kos. Het toestel is daarom uitgeweken naar Heraklion en daar om 20.40 UTC geland. Op 1 augustus om 3.20 UTC was het zicht te Kos weer voldoende om daar te mogen landen.
12.
Het voorgaande is door[eisers] als zodanig niet weersproken.[eisers] hebben ook niet weersproken dat slecht zicht als gevolg van mist waardoor een toestel niet kan/mag langen op zichzelf genomen een buitengewone omstandigheid kan opleveren. Van de juistheid van één en ander kan daarom worden uitgegaan.
13.
Kern van het geschil is de vraag of de buitengewone weersomstandigheid de uitvoering van vlucht OR 516 (de “vlucht in kwestie”, zoals bedoeld in onder 14 van de considerans van de Verordening) heeft verhinderd. De kantonrechter beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe het volgende.
14.
De kantonrechter stelt voorop dat in het midden kan blijven wat de oorzaak is geweest van de vertraging bij vertrek van de vlucht vanuit Amsterdam, nu deze circa 1 uur bedroeg en reeds daarom geen compensatieplicht in het leven heeft geroepen.
15.
De vertraging die (in beginsel) een compensatieplicht in het leven heeft geroepen, is ontstaan als gevolg van een buitengewone weersomstandigheid. Deze buitengewone weersomstandigheid deed zich voor te Kos. Kos is de plaats waar het toestel dat (retour)vlucht OR 516 zou uitvoeren moest landen, alvorens deze vlucht te kunnen uitvoeren. Bedoeld toestel heeft enkele uren op Heraklion moeten wachten, tot de mist op Kos zodanig was opgetrokken dat het toestel daar mocht landen. Gelet op deze omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat het de buitengewone weersomstandigheid (mist) is geweest die de tijdige uitvoering van vlucht OR 516 heeft verhinderd. Aldus is deze buitengewone weersomstandigheid de oorzaak van de vertraging van vlucht OR 516.
16.
Nu het beroep van Arkefly op buitengewone omstandigheden in zoverre slaagt, moet de kantonrechter nog beoordelen of Arkefly alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging niettemin te voorkomen. De kantonrechter overweegt dat is gesteld noch gebleken dat Arkefly een alternatief (toestel) had kunnen of moeten inzetten om de passagiers van vlucht OR 516 te vervoeren, daargelaten de vraag of een alternatief toestel gelet op de weersomstandigheden tijdig had mogen vertrekken van Kos, zodat genoegzaam vaststaat dat Arkefly in redelijkheid geen mogelijkheden had om de vertraging te voorkomen. Gelet op het voorgaande wijst de kantonrechter de vordering van[eisers] tot betaling van een compensatie af. De nevenvorderingen van[eisers] volgen dit lot.
17.
[eisers] hebben verzocht de proceskosten voor rekening van Arkefly te laten, nu Arkefly zich in de correspondentie die is voorafgegaan aan deze procedure niet heeft beroepen op de buitengewone omstandigheid.
18.
De kantonrechter overweegt dat geen rechtsregel voorschrijft dat alle stellingen en weren reeds in het buitengerechtelijke traject moeten worden aangedragen.[eisers] hebben niet gesteld dat Arkefly zich bij conclusie van antwoord onvoldoende onderbouwd heeft beroepen op een buitengewone omstandigheid. De kantonrechter ziet aldus geen grond om de proceskosten als nodeloos aangewend of veroorzaakt voor rekening van Arkefly te laten en veroordeelt[eisers] als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten. Voor zover nakosten gemaakt worden levert deze kostenveroordeling ingevolge het arrest van de Hoge Raad van 19 maart 2010 (LJN BL1116) een executoriale titel op voor die kosten. De begroting van de nakosten kan in een later stadium geschieden, nu nog niet bekend is welke nakosten zullen ontstaan. Daarbij wordt opgemerkt dat de kosten van de betekening niet vallen onder de nakosten als bedoeld in artikel 237 lid 4 Rv, maar vallen onder de ambtsverrichtingen van de gerechtsdeurwaarder, waarvoor deze op grond van het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders een bedrag aan de schuldenaar in rekening kan brengen.

Beslissing

De kantonrechter:
- wijst het gevorderde af;
- veroordeelt[eisers] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van Arkefly vastgesteld op € 200,= aan salaris gemachtigde;
- verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. C.W.D. Bom en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 oktober 2013.