In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 9 december 2013 uitspraak gedaan in een verzoek tot vervallen verklaring van een schriftelijke aanwijzing en het vaststellen van een omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige kind. De vader, die gedetineerd is, heeft verzocht om de schriftelijke aanwijzing die door de William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (WSJ) was gegeven, te laten vervallen. De WSJ had de vader een schriftelijke aanwijzing gegeven met voorwaarden voor contact met zijn kind, maar de vader stelde dat deze voorwaarden onrealistisch waren gezien zijn detentie.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken en de ter zitting verschenen partijen, waaronder de vader, zijn advocaat, de moeder van het kind en vertegenwoordigers van de WSJ. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk belast zijn met het ouderlijk gezag en dat de minderjarige in een woonvoorziening verblijft. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de voorwaarden die door de WSJ zijn gesteld voor het contact tussen de vader en het kind niet enkel door de vader gerealiseerd kunnen worden, gezien zijn detentie.
De kinderrechter heeft besloten dat de schriftelijke aanwijzing vervalt en dat de WSJ verantwoordelijk is voor het creëren van een veilige omgeving voor het contact tussen de vader en het kind. Er is overeenstemming bereikt tussen de partijen over de omgangsregeling, waarbij de minderjarige één keer per maand contact zal hebben met de vader, met begeleiding van een familielid. De kinderrechter heeft het verzoek van de vader om een omgangsregeling vast te stellen afgewezen, omdat partijen het eens waren over een nieuwe schriftelijke aanwijzing.