ECLI:NL:RBDHA:2013:17765
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontbinding arbeidsovereenkomst tijdens ziekte en reflexwerking opzegverbod
In deze zaak heeft de besloten vennootschap IHC Merwede Employment BV (hierna: IHC) verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de werknemer, aangeduid als [verweerder], op basis van artikel 7:685 BW. De werknemer was sinds 6 oktober 2008 in dienst bij IHC en had zich op 22 juni 2012 ziek gemeld. De re-integratie verliep moeizaam, en na een periode van herstel meldde de werknemer zich opnieuw ziek. IHC stelde dat de arbeidsrelatie ernstig verstoord was en dat er geen mogelijkheden meer waren voor een vruchtbare samenwerking. De werknemer voerde verweer en beroept zich op het opzegverbod tijdens ziekte.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer in de periode van 2008 tot zijn ziekte goed heeft gefunctioneerd, maar dat de re-integratieperiode problematisch was. De rechter oordeelde dat de verstoring van de arbeidsrelatie in overwegende mate te wijten was aan de psychische klachten van de werknemer. De kantonrechter concludeerde dat het ontbindingsverzoek verband hield met het opzegverbod tijdens de eerste twee jaar van ziekte, zoals bedoeld in artikel 7:670 lid 1 sub a BW.
De rechter wees het verzoek van IHC af, omdat de verstoring van de arbeidsrelatie geen verandering van omstandigheden was die ontbinding rechtvaardigde. De kantonrechter benadrukte dat de werknemer in staat was om op termijn te re-integreren bij een andere werkgever en dat IHC verplicht was om zich in te spannen voor re-integratie. De beslissing hield in dat IHC de kosten van de procedure moest vergoeden.