In deze zaak heeft eiser, een militair, de Minister van Defensie aansprakelijk gesteld voor schade die hij heeft opgelopen als gevolg van uitzendingen naar Bosnië in de jaren 1994 en 1999. Eiser heeft PTSS-klachten ontwikkeld en stelt dat hij onvoldoende ondersteuning en zorg heeft ontvangen bij zijn re-integratie na deze uitzendingen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 5 november 2013, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De Minister van Defensie was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank overweegt dat de Minister van Defensie zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat hij niet tekort is geschoten in zijn zorgplicht. De rechtbank wijst erop dat de Minister vóór 2006 niet op de hoogte was van de psychische klachten van eiser en dat eiser geen hulp heeft gezocht bij de Minister voor zijn klachten. De rechtbank concludeert dat er geen causaal verband is tussen de uitzendingen en de psychische problemen van eiser, en dat de Minister niet aansprakelijk kan worden gehouden voor de schade die eiser heeft geleden.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 16 december 2013. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.