ECLI:NL:RBDHA:2013:17737
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Belastingheffing van ontslaguitkering in de inkomstenbelasting
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, is het beroep van eiser tegen de uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst ongegrond verklaard. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de voor het jaar 2009 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen, waarbij een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 175.102 was vastgesteld. De rechtbank heeft op 18 september 2013 uitspraak gedaan na een zitting op 4 september 2013, waar eiser niet aanwezig was. De rechtbank oordeelde dat de uitnodiging voor de zitting op juiste wijze was verzonden.
De kern van het geschil betrof de vraag of de ontslaguitkering die eiser had ontvangen, moest worden gerekend tot het belastbaar inkomen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen. Eiser stelde dat de ontslaguitkering op grond van artikel 32ba van de Wet op de loonbelasting 1964 uitsluitend bij de inhoudingsplichtige in de eindheffing moest worden betrokken. De inspecteur daarentegen betoogde dat de ontslaguitkering een brutobedrag was waarover loonheffing was ingehouden en die terecht in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen was betrokken.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de ontslaguitkering, die was toegekend door de kantonrechter, een direct verband had met het dienstverband van eiser. De rechtbank concludeerde dat de ontslaguitkering terecht als loon uit dienstbetrekking was aangemerkt en dat de inspecteur de ontslagvergoeding terecht volledig als loon uit dienstbetrekking had aangemerkt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.