Uitspraak
[X], wonende te [Z], eiser(gemachtigde: [A]),
de inspecteur van de Belastingdienst/[te P], verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
Zitting
Beslissing
Overwegingen
€ 14.820
Mededeling opleggen naheffingsaanslag
€ 119.768
€ 60.488
Rechtbank Den Haag
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 2 december 2013, gaat het om een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, en de inspecteur van de Belastingdienst over naheffingsaanslagen omzetbelasting. Eiser, die 71 procent van de aandelen in [D] B.V. bezit en daarnaast een eenmanszaak heeft onder de naam [E], heeft bezwaar gemaakt tegen twee naheffingsaanslagen die hem zijn opgelegd voor het tijdvak van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007. De naheffingsaanslagen waren het gevolg van een suppletieaangifte die eiser had ingediend, waarin hij een te betalen bedrag aan omzetbelasting had aangegeven. De inspecteur had eerder aangegeven dat hij de naheffingsaanslagen zou vernietigen, maar kwam hier later op terug, wat leidde tot de huidige procedure.
Tijdens de zitting op 26 november 2013 heeft de rechtbank de argumenten van beide partijen gehoord. Eiser stelde dat de uitspraken van de inspecteur van 28 juni 2013 niet rechtsgeldig waren, omdat deze in strijd waren met een eerdere toezegging van de inspecteur. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur niet had aangetoond dat er sprake was van een levering in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968, en dat de naheffingsaanslagen ten onrechte waren opgelegd. De rechtbank verklaarde de beroepen gegrond, vernietigde de uitspraken op bezwaar en de naheffingsaanslagen, en veroordeelde de inspecteur in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.179.
De rechtbank benadrukte dat de inspecteur niet had voldaan aan de bewijslast om aan te tonen dat de naheffingsaanslagen terecht waren opgelegd. Eiser had de woning nooit voor zakelijke of privédoeleinden gebruikt, en de rechtbank concludeerde dat de inspecteur niet had aangetoond dat er een levering had plaatsgevonden die belast was met omzetbelasting. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.