ECLI:NL:RBDHA:2013:16776

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 november 2013
Publicatiedatum
9 december 2013
Zaaknummer
C-09-452906 - JE RK 13-2648
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezoekregeling en ondertoezichtstelling van minderjarigen in verband met vermoedens van seksueel misbruik

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 18 november 2013 uitspraak gedaan over de bezoekregeling tussen een moeder en haar minderjarige kinderen, in het licht van vermoedens van seksueel misbruik. De moeder had verzocht om de schriftelijke aanwijzing van de William Schrikker Jeugdbescherming (WSJ) te laten vervallen, die de bezoekregeling had stopgezet. De rechtbank oordeelde dat de uitkomst van het onderzoek naar de vermoedens van seksueel misbruik niet van invloed was op de procedure, maar dat er wel zorgelijke signalen waren over de ontwikkeling en veiligheid van de kinderen. De rechtbank concludeerde dat de WSJ terecht de bezoekregeling had stopgezet, omdat de moeder zich niet aan de voorwaarden had gehouden die waren gesteld voor het contact met de kinderen. De rechtbank benadrukte dat de moeder zich moest laten behandelen en moest meewerken aan een verklaring in Woord en Beeld om het contact met de kinderen te herstellen. De rechtbank wees het verzoek van de moeder af en verklaarde de schriftelijke aanwijzing ongegrond, waarbij zij de WSJ aanraadde om de ondertoezichtstelling door een andere gezinsvoogd te laten uitvoeren, gezien de verstoorde verhouding tussen de moeder en de huidige gezinsvoogd.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige Kamer
Rekestnummer: JE RK 13-2648
Zaaknummer: C/09/452906
Datum beschikking: 18 november 2013

Verzoek tot vervallen verklaring schriftelijke aanwijzing

[verzoeker],
de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M. Lindhout te Den Haag,
met betrekking tot de minderjarigen:
1.
[minderjarige 1],geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats],
2.
[minderjarige 2],geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats],
kinderen van:
de moeder voornoemd.
en erkend door:
[A],
de vader, geen belanghebbende in deze procedure.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
[B]
,
de stiefmoeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
die gezamenlijk met de moeder het ouderlijk gezag uitoefent,
en
de William Schrikker Jeugdbescherming (verder: de WSJ), namens de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden (verder: Bureau Jeugdzorg).
De minderjarigen verblijven feitelijk in een gezinshuis.

Procedure

De kinderrechter heeft de zaak verwezen naar de Meervoudige Kamer in deze rechtbank.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift, met als bijlage een kopie van de schriftelijke aanwijzing;
  • het verweerschrift van de zijde van de WSJ, ingekomen ter griffie op 24 oktober 2013;
  • de brief d.d. 4 november 2013 van de zijde van de stiefmoeder.
Op 4 november 2013 is de zaak, gelijktijdig met het verzoek van de moeder tot opheffing van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen, ter terechtzitting van deze rechtbank met gesloten deuren behandeld door de Meervoudige Kamer.
Hierbij zijn verschenen:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. M. Lindhout,
- de heer [X] en mevrouw[Y], namens de WSJ,
  • mr. E.H. Visser, advocaat van de stiefmoeder,
  • de vader.

Feiten

De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 13 mei 2013 de ondertoezichtstelling van de minderjarigen verlengd van 14 mei 2013 tot 14 mei 2014.
Voorts heeft de kinderrechter bij beschikking d.d. 13 mei 2013 de aan Bureau Jeugdzorg gegeven machtiging om voornoemde minderjarigen gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een AWBZ-voorziening verlengd van 14 mei 2013 tot 14 mei 2014.
Het verzoek van de moeder tot opheffing van de ondertoezichtstelling is bij beschikking van deze rechtbank van 18 november 2013 afgewezen.
Bureau Jeugdzorg heeft de uitvoering van de maatregelen gemandateerd aan de WSJ.
De WSJ heeft de moeder een schriftelijke aanwijzing gegeven op 8 oktober 2013, ertoe strekkende dat de bezoekregeling van de moeder aan de minderjarigen per 18 september 2013 wordt stopgezet.
De bezoeken kunnen weer worden opgebouwd op het moment dat deze weer veilig zijn voor de minderjarigen. Daarvoor is het nodig dat de moeder zich laat behandelen door de Waag en zich houdt aan de afspraken rondom het bezoek. De eerste stap in het proces is dat de moeder meewerkt aan een verklaring in woord en beeld over het stoppen van de bezoekregeling en wat de moeder gaat doen om te zorgen dat er weer bezoek mogelijk is.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt ertoe de schriftelijke aanwijzing geheel vervallen te verklaren en te bepalen dat de minderjarigen één dag in de week de moeder mogen bezoeken. De grond voor het verzoek van de moeder is, blijkens haar verzoekschrift, gelegen in de omstandigheid dat de moeder het van groot belang vindt dat wordt onderzocht waar de informatie omtrent de vermoedens van seksueel misbruik van de minderjarigen door de moeder en haar partner de heer [Z] vandaan komt. Het onderzoek naar de vermoedens van seksueel misbruik is onjuist uitgevoerd. Het is zeer goed mogelijk dat de beschuldigingen in het geheel niet op waarheid berusten en dat de minderjarigen zijn beïnvloed door de vraagstelling en de setting. Nu geen gedegen onderzoek is gedaan naar de uitlatingen van de minderjarigen, kunnen de beschuldigingen een stopzetting van de bezoekregeling niet rechtvaardigen.
Namens de WSJ en namens de stiefmoeder is verweer gevoerd, welk verweren hierna – voor zover nodig – zullen worden besproken.

Beoordeling

De stiefmoeder is conform de wettelijke vereisten opgeroepen, doch niet verschenen. Blijkens de verklaring van mr. Visser heeft de stiefmoeder een medische ingreep ondergaan waardoor zij niet in staat is ter terechtzitting te verschijnen.
Nu het verzoek binnen twee weken na toezending of uitreiking van voornoemde schriftelijke aanwijzing aan de moeder op de griffie van deze rechtbank is ingediend, is de moeder ontvankelijk in haar verzoek.
Van de zijde van de moeder is ter terechtzitting aangevoerd dat niet duidelijk is waar de uitlatingen van de minderjarigen, die hebben geleid tot vermoedens van seksueel misbruik van de minderjarigen door de moeder en haar partner, vandaan komen. Er is geen gedegen onderzoek verricht naar de vermoedens. De WSJ heeft een ingrijpende beslissing genomen door het contact tussen de moeder en de minderjarigen volledig stop te zetten. Er zijn geen voorwaarden opgesteld of afspraken gemaakt over het herstellen van het contact tussen de moeder en de minderjarigen. Van de moeder wordt verwacht dat zij erkent dat sprake is geweest van seksueel misbruik van de minderjarigen. Nu de moeder ervan overtuigd is dat hiervan geen sprake is geweest, zal geen herstel van het contact tussen de moeder en de minderjarigen plaatsvinden. De moeder kan zich niet verenigen met de inhoud van de schriftelijke aanwijzing.
Namens de WSJ is – overeenkomstig het overgelegde verweerschrift – verweer gevoerd tegen het verzoek van de moeder. Gelet op de vermoedens van seksueel misbruik van de minderjarigen door de moeder en haar partner, heeft de WSJ de bezoekregeling tussen de moeder en de minderjarigen stopgezet. De minderjarigen moeten worden beschermd en aan de moeder en de minderjarigen dient behandeling aangeboden te worden, zodat het contact methodisch kan worden opgebouwd. Daarbij dient de veiligheid van de minderjarigen gewaarborgd te worden. Bij een verklaring in Woord en Beeld, een methode uit de Signs of Safety methodiek, is niet het uitgangspunt dat de moeder een bekennende verklaring aflegt omtrent het seksueel misbruik van de minderjarigen. Van belang is dat de moeder inzicht toont in de zorgen omtrent de minderjarigen en dat de bezoeken aan de minderjarigen weer veilig en prettig kunnen gaan verlopen. De moeder is aangemeld bij de Waag om te leren veilig om te gaan met intimiteit en seksualiteit. De minderjarigen zijn aangemeld voor behandeling van hun trauma. De opbouw van de contacten tussen de moeder en de minderjarigen dient in overeenstemming te zijn met de behandeling van de moeder en de minderjarigen.
Namens de stiefmoeder is ter terechtzitting verwezen naar de inhoud van de brief van
4 november 2013. Aanvullend heeft mr. Visser verklaard dat de stiefmoeder zich zorgen maakt omtrent de minderjarigen, gelet op de vermoedens van seksueel misbruik van de minderjarigen door de moeder en de partner van moeder. Het is van belang dat de veiligheid van de minderjarigen kan worden gewaarborgd.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat – anders dan de moeder meent – de uitkomst van het onderzoek naar de vermoedens van seksueel misbruik van de minderjarigen door de moeder en haar partner op zichzelf niet van invloed is op de uitkomst van de onderhavige procedure. Of een feit binnen de kaders van het strafrecht al dan niet bewezen kan worden verklaard laat immers onverlet dat er sprake kan zijn van een situatie waarin zorgen bestaan omtrent de ontwikkeling en de veiligheid van minderjarigen. De rechtbank is van oordeel dat voldoende is gebleken van zeer zorgelijke kindsignalen.
De rechtbank is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de beslissing van de WSJ, om de bezoekregeling tussen de moeder en de minderjarigen, in het belang is van de minderjarigen stop te zetten. Uit het verweerschrift van de WSJ blijkt dat de moeder in de gelegenheid is gesteld omgang te hebben met de minderjarigen, waarbij de moeder zich aan de voorwaarde moest houden om niet met de minderjarigen te spreken over de vermoedens van seksueel misbruik en de uitlatingen van de minderjarigen hieromtrent. De moeder heeft zich echter niet aan deze voorwaarde gehouden en heeft toch op een dreigende manier met de minderjarigen gesproken over de vermoedens. De moeder belast de minderjarigen met haar frustraties en onmacht. De rechtbank acht het niet onredelijk dat, gelet op de zorgen, de WSJ voorwaarden heeft gesteld aan de omgang tussen de moeder en de minderjarigen en dat de bezoekregeling als gevolg van het door de moeder niet naleven van die voorwaarden is stopgezet. De voorwaarde voor het hervatten van de omgang tussen de moeder en de minderjarigen is het volgen van een behandeling bij de Waag en medewerking verlenen aan een verklaring in Woord en Beeld, zoals ter terechtzitting is toegelicht namens de WSJ. De verklaring in Woord en Beeld vereist geen bekentenis van de moeder omtrent het seksueel misbruik, maar heeft als doelstelling dat de moeder kan omgaan met de zorgen die bestaan over de minderjarigen. De rechtbank gaat ervan uit dat het contact tussen de moeder en de minderjarigen wordt hersteld indien de moeder aan de gestelde voorwaarden voldoet.
Nu de rechtbank de schriftelijke aanwijzing in het belang van de minderjarigen acht, zij van oordeel is dat is voldaan aan de eisen van zorgvuldigheid en dat bij de totstandkoming van de aanwijzing sprake is geweest van een evenredige belangenafweging, zal het verzoek tot het vervallen verklaren van de schriftelijke aanwijzing ongegrond worden verklaard.
Gelet op het vorenstaande zal het verzoek van de moeder tot het vaststellen van een bezoekregeling van de minderjarigen aan de moeder worden afgewezen.
De rechtbank geeft de WSJ in overweging om – gelet op de verstoorde verhouding tussen de moeder en de huidige gezinsvoogd, welke ook ter terechtzitting is gebleken – de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen door een andere gezinsvoogd te laten uitvoeren.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart het verzoek tot vervallen verklaren van de schriftelijke aanwijzing ongegrond;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P. de Haan, J.M. Ghrib en S.M. Borkent, kinderrechters, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 november 2013, in tegenwoordigheid van L.A. Neuman-Steenaart als griffier.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen
drie maandenna de dag van de uitspraak door indiening van een beroepschrift bij de griffie van het Gerechtshof te Den Haag.