In deze zaak verzoekt de werkgever, Badhotel Vastgoed B.V., de ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de werkneemster, die 24 jaar in dienst is, op basis van artikel 7:685 BW. De werkneemster weigert vrijwillig uit dienst te gaan in verband met een beoogde overgang van onderneming. Na een verzoek tot ontslag bij het UWV, dat werd afgewezen, dient Badhotel een ontbindingsverzoek in. De werkneemster verzet zich hiertegen en dient een zelfstandig verzoek in tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, met een verzoek om een aanzienlijke vergoeding. De kantonrechter oordeelt dat Badhotel niet heeft aangetoond dat de werkneemster onbekwaam is voor haar functie en dat de werkgever zich niet als goed werkgever heeft gedragen. De kantonrechter ontbindt de arbeidsovereenkomst per 1 januari 2014 en kent de werkneemster een vergoeding van € 400.000,- toe, evenals een gedeeltelijke vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand. De beslissing is genomen op 9 december 2013.