ECLI:NL:RBDHA:2013:16614

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 december 2013
Publicatiedatum
6 december 2013
Zaaknummer
09-777506-13
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige overval op juwelier in Gouda met vuurwapen en pepperspray

Op 5 december 2013 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tegen drie mannen van 18, 19 en 20 jaar oud, die betrokken waren bij een gewelddadige overval op een juwelier in Gouda op 21 mei 2013. De rechtbank heeft hen veroordeeld tot gevangenisstraffen van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Een minderjarige mededader van 17 jaar kreeg een jaar onvoorwaardelijke jeugddetentie en een Gedrags Beïnvloedende Maatregel. Een 27-jarige verdachte, die de anderen had getipt over de juwelier, kreeg 18 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, ook met een proeftijd van twee jaren.

Tijdens de overval dreigden de overvallers met geweld, gebruikten een hamer om vitrinekasten in te slaan en sloegen de eigenaresse van de juwelierszaak met een vuurwapen. Een van de overvallers schoot zelfs met het vuurwapen. De rechtbank kende 10.000 euro smartengeld toe aan de eigenaresse voor het geleden leed. De rechtbank oordeelde dat de overval zorgvuldig was gepland en dat de verdachten een cruciale rol speelden in het geweld dat werd gebruikt. De rechtbank vond het schokkend dat de overval plaatsvond in een druk winkelcentrum, wat de gevoelens van onveiligheid in de samenleving vergrootte.

De rechtbank overwoog dat de verdachte, die het vuurwapen had geleverd, medeplichtig was aan de overval. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet aanwezig was tijdens de overval en dat er geen bewijs was dat hij het vuurwapen had geleverd. De rechtbank verwierp dit verweer en oordeelde dat de verdachte wist dat het vuurwapen zou worden gebruikt tijdens de overval. De rechtbank legde de verdachte een werkstraf van 80 uren op, met een voorwaardelijke jeugddetentie van 2 weken, en verklaarde de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk.

Uitspraak

Rechtbank Den Haag

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/777506-13
Datum uitspraak: 5 december 2013
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
adres: [adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 20 november 2013 en gesloten op 21 november 2013.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. N. Coenen en van hetgeen door de raadsman van de verdachte mr. W.A. Lensink, advocaat te Bergen op Zoom, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] op of omstreeks 21 mei 2013 te Gouda, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een juwelierszaak, gelegen op of aan de
[adres] heeft/hebben weggenomen een hoeveelheid horloges/sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Juwelier [X 1] en/of [aangever 1] en/of [aangever 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of zijn/hun mededader(s) en/of aan verdachte, welke diefstal werd
voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever 2] en [aangever 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
bestond(en) uit
- het met bedekte gezichten en/of (een) vuurwapen(s) betreden van die juwelierszaak en/of
- door hun overwicht in aantal doen ontstaan van een dreigende situatie voor die [aangever 2] en/of
- het inslaan van een of meer vitrinekasten en/of
- het (met een vuurwapen/vuurwerp) slaan op het hoofd en/of tegen de nek en/of op een hand, althans
op het lichaam, van die [aangever 2] en/of
- het (krachtig) duwen tegen het lichaam van die [aangever 2], tengevolge waarvan die [aangever 2] ten val is
gekomen en/of
- het schieten met dat vuurwapen en/of
- het met een ploertendoder/gummiknuppel, althans een hard voorwerp, slaan
op het lichaam van die [aangever 3],
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte
in of omstreeks de periode van 1 mei 2013 tot en met 21 mei 2013 te Gouda en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door
- een vuurwapen te leveren en/of
- een busje pepperspray te leveren;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding [1]
De volgende feiten kunnen op grond van de gebruikte bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de bewijsvraag.
Op 21 mei 2013 vindt er in het winkelcentrum Bloemendaal te Gouda een gewelddadige overval plaats op juwelierszaak [X 1]. Deze zaak, gevestigd aan [adres], is eigendom van de heer [aangever 1] en zijn echtgenote mevrouw [aangever 2] (verder: de aangeefster). Die ochtend verlaat de heer [aangever 1] rond 10.15 uur de zaak en blijft de aangeefster alleen achter. Zij bevindt zich in het atelier achterin de zaak.
Na ongeveer een kwartier komen twee in het zwart geklede personen met een bivakmuts over hun hoofd rennend de zaak binnen. Eén van hen slaat direct met een hamer een vitrine kapot, waarin de dure horloges liggen. De aangeefster loopt van het atelier naar de zaak en gilt om hulp. Zij wil de alarmknop - die zich achter de toonbank aan de rechterzijde van de zaak bevindt - indrukken, maar wordt meerdere malen door de tweede persoon, die opeens naast haar staat, op de rechterachterzijde van haar hoofd geslagen.
De aangeefster zit even later op de grond achter de toonbank, maar kan zich niet herinneren hoe zij op de grond terecht is gekomen. [2]
De heer [aangever 3], de eigenaar van de viswinkel, die zich recht tegenover de juwelierszaak bevindt, ziet twee personen de entree van het winkelcentrum binnenkomen, ondertussen een donkerkleurige bivakmuts over hun hoofd trekkend. Vervolgens ziet hij dat deze personen doelbewust in de richting van de ingang van de juwelierszaak lopen en naar binnen gaan.
Hij roept naar zijn medewerkster dat zij 112 moet bellen en loopt snel in de richting van de juwelierszaak. Onderweg naar de juwelierszaak wordt hij door een derde persoon tegengehouden en met een ploertendoder tweemaal in zijn buik geslagen. Deze persoon belet [aangever 3] om de juwelierszaak te betreden. [aangever 3] loopt achteruit en begint te roepen dat er een overval gaande is. De derde persoon roept iets naar binnen en de twee personen met de bivakmutsen komen naar buiten gerend en verlaten het winkelcentrum. [aangever 3] rent de juwelierszaak in en vindt de aangeefster gewond op de grond achter de balie. Het bloed gutst uit haar hoofd. [3]
Getuige[getuige 1], die op het moment van de overval in het winkelcentrum aanwezig is, loopt samen met [aangever 3] en haar dochter de juwelierszaak in. Zij ziet dat het glas van de vitrine en de toonbank kapot is en zij ziet dat aan de voorkant van de toonbank een zilverkleurige huls ligt. [4] De aangeefster zit op de grond achter de toonbank en bloedt hevig. [getuige 1] helpt de aangeefster met doeken om het bloeden te stelpen. [getuige 1] ziet dat de middelvinger van de rechterhand van de aangeefster scheef staat en blauw is en dat er een straaltje bloed uit loopt. [5]
Op het moment dat de aangeefster doeken tegen haar bloedende hoofd houdt, voelt zij dat haar arm pijn doet en ziet zij dat haar hand kapot is. [6] De aangeefster is op dat moment ook niet aanspreekbaar. [7]
De aangeefster wordt naar het ziekenhuis vervoerd. Zij heeft een scheurwond aan haar hoofdhuid, die gehecht is, een tweetal scheurwonden aan haar rechterhand en een botbreuk van de derde vinger aan haar rechterhand. Haar vinger is kort na de overval operatief gefixeerd en in het gips gezet. De geschatte genezingsduur van de fractuur is geschat op 8 weken, maar de rest- en herstelfunctie van de rechterhand laat zich niet inschatten. [8]
Getuige [getuige 2] ziet op 21 mei 2013 omstreeks 11.00 uur drie personen met bivakmutsen bij het winkelcentrum vandaan rennen. Hij fietst achter ze aan en schrijft het kenteken op van de grijze personenauto waarin zij wegrijden, te weten ZD-GS-89. [9] [getuige 2] loopt vervolgens naar de juwelierszaak en geeft het kenteken van de auto door aan de dochter van [getuige 1], die op dat moment met 112 belt. [10]
Getuige [getuige 3] vindt op de openbare weg, op een plek waar hij vlak daarvoor mannen heeft zien rennen, een horloge. Hij raapt het op en geeft het in de juwelierszaak af. [11]
De politie slaat groot alarm en de auto, een grijze Peugeot 206, wordt vrij snel gespot en omsingeld door surveillanceauto’s. Om 11.14 uur wordt de bestuurder van de auto, de verdachte [medeverdachte 1], aangehouden. [12] Eén voor één worden de andere drie inzittenden van de auto, te weten de verdachten [medeverdachte 3] [13] , [medeverdachte 2] [14] en [medeverdachte 4] [15] , aangehouden. [16]
De auto wordt veilig gesteld [17] en onderzocht.
In de auto wordt op het dashboard een ploertendoder aangetroffen [18] alsook onder de bestuurdersstoel een bivakmuts en een zwart vuurwapen [19] en in het opbergvak onder de bijrijdersstoel een koppel met tiewraps en een bivakmuts. [20] Onder de bijrijdersstoel wordt voorts een slagwapen aangetroffen, achter de bijrijdersstoel in een grijze sporttas een hamer, een paar zwarte handschoenen, een bivakmuts, glasscherven en twee horloges, met daaraan nog de prijskaartjes. In een tas in de kofferbak van de auto worden tenslotte een bivakmuts en handschoenen aangetroffen. [21]
De aangeefster herkent de twee aangetroffen horloges van het merk Carucci Tourbilon en Jaques Lemans als zijnde eigendom van de zaak. [22]
Het wapen is een pistool van het merk Walther PPK, zijnde een vuurwapen vallend onder categorie III van de Wet wapens en munitie. Het wapen bevat voorts 6 scherpe patronen, eveneens vallend onder categorie III van de Wet wapens en munitie. [23]
Bij de uitgang van het winkelcentrum Bloemendaal wordt een busje CS gas aangetroffen. [24]
Dit busje CS gas is een wapen vallend onder categorie II van de Wet wapens en munitie. [25]
De overval is zorgvuldig gepland en voorbereid. De verdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] kiezen er na een tip voor om de juwelier in Gouda te overvallen, omdat deze volgens de tip dicht bij de uitgang van het winkelcentrum ligt. Er worden twee voorverkenningen gedaan. Bij de eerste voorverkenning, een aantal weken voor de overval, is de tipgever aanwezig en wordt besproken hoe de overval het beste kan worden aangepakt en waar de auto het beste kan worden geparkeerd, namelijk in ieder geval uit het zicht van de camera’s. [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] zijn erbij. [26] [27] [28] Bij de tweede voorverkenning, op de zaterdag voor de overval, zijnde 18 mei 2013, is ook medeverdachte [medeverdachte 5] aanwezig.
Zij en [medeverdachte 2] doen zich voor als een stelletje en bekijken de winkel. [medeverdachte 2] kijkt waar de dure horloges liggen. Ook wordt die dag de vluchtroute bekeken. [29]
Diezelfde avond wordt de rolverdeling nader besproken. [medeverdachte 1] zal de auto besturen, [medeverdachte 2] zal de vitrine inslaan en de dure horloges meenemen, [medeverdachte 4] zal het personeel onder controle houden met een vuurwapen en [medeverdachte 3] moet voorkomen dat anderen de juwelierszaak betreden. [30]
Eerder zijn er in Bergen op Zoom met het oog op de overval bivakmutsen gekocht. [31] [32]
Ook de verdeling van de buit is van tevoren besproken.
Op de dag van de overval heeft [medeverdachte 2] een hamer bij zich om de vitrine in te slaan en heeft hij voor de zekerheid pepperspray bij zich [33] , [medeverdachte 4] heeft een vuurwapen bij zich [34] en [medeverdachte 3] heeft een ploertendoder in zijn hand. [35]
De verdachten [medeverdachte 1] [36] , [medeverdachte 3] [37] , [medeverdachte 2] [38] en [medeverdachte 4] [39] bekennen dat zij hebben meegedaan aan de overval op de juwelier. [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] handhaven ter terechtzitting, ieder voor zich, hun bekennende verklaring. [40]
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de rol van de verdachte zodanig is geweest dat er sprake is van medeplichtigheid aan voornoemde overval.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte het hem ten laste gelegde feit heeft begaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte van het hem ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, nu niet bewezen kan worden dat de verdachte het vuurwapen voor de overval heeft geleverd noch dat hij een busje pepperspray heeft geleverd en dat hij zich aldus schuldig zou hebben gemaakt aan medeplichtigheid aan voornoemde overval.
De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat de verdachte ten stelligste ontkent en dat hij op de dag van de overval, 21 mei 2013, door zijn moeder naar school is gebracht alwaar zijn eerste les om 8.30 uur is aangevangen. Het kan dus niet zo zijn dat de verdachte die ochtend een vuurwapen aan verdachte [medeverdachte 1] heeft geleverd.
De raadsman deelt voorts mee de school van de verdachte heel strikt is met het registreren van verzuim en ondersteunt zijn standpunt met een uitdraai van de verzuimregistratie van die week, waaruit blijkt dat de verdachte op dinsdag 21 mei 2013 niet heeft verzuimd.
De raadsman heeft voorts betoogd dat er door de medeverdachten diverse verklaringen zijn afgelegd dat het vuurwapen van de vader van de verdachte zou zijn. Deze ontkent een dergelijk vuurwapen in het bezit te hebben gehad en ook tijdens de huiszoeking in de woning van de verdachte en zijn ouders zijn er slechts op vuurwapens gelijkende wapens gevonden en geen enkel echt vuurwapen. Wel vertoont één van deze aangetroffen wapens een sprekende gelijkenis met de bij de overval gebruikte Walther PKK. Dit wapen zou eerder door de vriendengroep bij de verdachte thuis gezien kunnen zijn.
Bovendien is er, aldus de raadsman, op de patronen die zich in het magazijn van het gebruikte wapen bevinden DNA van de medeverdachte [medeverdachte 4] aangetroffen en niet van de verdachte. Het is, aldus de raadsman, dan ook niet uitgesloten dat het wapen via een ander aan [medeverdachte 4] is geleverd en dat deze de patronen in handen heeft gehad.
Van het aanleveren van een geladen wapen door de verdachte is geen sprake geweest.
Dat de verdachte op de dag van de overval een berichtje via de whatsapp heeft gestuurd is, aldus de raadsman niet te achterhalen, nu deze berichten niet aan het dossier zijn toegevoegd en de waarde van de verklaring van de getuige [getuige 4] dus ook niet kan worden geverifieerd.
Ten aanzien van het busje pepperspray dat op straat is aangetroffen deelt de raadsman mee dat niet bewezen kan worden dat de verdachte dit heeft geleverd. De moeder en de zus van de verdachte hadden een busje pepperspray in hun tas, maar in de stukken ontbreekt de link dat de verdachte dit uit hun tas zou hebben gehaald en aan medeverdachte [medeverdachte 2] zou hebben gegeven. De verdachte ontkent dit ook ten stelligste.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Medeplichtigheid houdt in dat een verdachte opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen verschaft tot en/of behulpzaam is bij het plegen van een misdrijf. Volgens vaste jurisprudentie is voor de bewezenverklaring daarvan vereist dat het opzet van de verdachte niet alleen is gericht op het verschaffen van gelegenheid, middelen en/of inlichtingen en/of de behulpzaamheid, maar tevens dat opzet van de verdachte (al dan niet in voorwaardelijke zin) is gericht op het misdrijf dat hij ondersteunt.
De rechtbank overweegt dat uit diverse verklaringen in het dossier, zoals uit de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 1] [41] , [medeverdachte 2] [42] en [medeverdachte 5] [43] blijkt dat het vuurwapen afkomstig was van de verdachte. Hij had dit vuurwapen van zijn vader. [44] [45]
Ook wist de verdachte waarvoor de medeverdachten het vuurwapen gingen gebruiken. [46]
Uit de verklaringen van [medeverdachte 1] [47] en [medeverdachte 4] [48] blijkt voorts dat [medeverdachte 1] het wapen op de ochtend van de overval bij een straat bij de school van de verdachte, zijnde de school Pagnevaart, een afdeling van het Marklandcollege, heeft opgehaald.
[medeverdachte 1] heeft van de verdachte een tasje gekregen met daarin het wapen. Eerder op die ochtend hebben [medeverdachte 1] en de verdachte telefonisch contact gehad. [49]
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat het niet mogelijk is dat de verdachte het vuurwapen heeft geleverd omdat hij op dinsdag 21 mei 2013 tijdens alle lesuren op school aanwezig was, welke standpunt overigens ook met de overgelegde stukken niet controleerbaar is. Nu het exacte tijdstip van het ophalen van het wapen door [medeverdachte 1] niet vaststaat is het, naar het oordeel van de rechtbank, niet uitgesloten dat de verdachte het wapen voor schooltijd aan [medeverdachte 1] heeft overhandigd. Immers de overdracht heeft vlak bij de school van de verdachte plaatsgevonden.
Gelet op het tijdstip van de overval en de afstand die de medeverdachten die ochtend met de auto moesten overbruggen, te weten van Oudenbosch naar Gouda, is dit zelfs erg aannemelijk. Dat de verdachte door zijn moeder naar school zou zijn gebracht, doet hieraan niets af.
Dat er voorts geen DNA-sporen van de verdachte op het wapen noch op de patronen zijn aangetroffen, is te verklaren door de omstandigheid dat het wapen in een tasje aan [medeverdachte 1] is overhandigd. De rechtbank acht het aannemelijk dat niet de verdachte, maar de medeverdachte [medeverdachte 4] het wapen in handen heeft gehad en heeft geladen.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat de verdachte het vuurwapen heeft geleverd en dat hij wist dat het vuurwapen op 21 mei 2013 bij de overval op de juwelier in Gouda gebruikt zou worden. De medeplichtigheid aan de overval door
het leveren van een vuurwapen kan dan ook bewezen worden verklaard.
Ten aanzien van het leveren van het busje pepperspray overweegt de rechtbank het volgende.
Het is een feit van algemene bekendheid dat met een busje CS gas pepperspray wordt bedoeld en dit blijkt ook uit de inhoud van het proces-verbaal van bevindingen dat terzake is opgemaakt, zoals reeds in de inleiding is vermeld.
Uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] [50] , die de pepperspray op de dag van de overval heeft meegenomen om eventueel tijd te winnen, blijkt dat de verdachte de pepperspray 2 à 3 dagen voor de overval aan [medeverdachte 2] heeft gegeven.
De medeplichtigheid aan de overval door het leveren van pepperspray kan, naar het oordeel van de rechtbank, dan ook bewezen worden verklaard.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] op 21 mei 2013 te Gouda, tezamen en in vereniging, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een juwelierszaak, gelegen op of aan de[adres] hebben weggenomen een hoeveelheid horloges, toebehorende aan Juwelier [aangever 1] en/of [aangever 1] en/of [aangever 2],
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [aangever 2] en [aangever 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
bestond(en) uit
- het met bedekte gezichten en een vuurwapen betreden van die juwelierszaak en
- door hun overwicht in aantal doen ontstaan van een dreigende situatie voor die [aangever 2] en
- het inslaan van vitrinekasten en
- het met een vuurwapen slaan op het hoofd en op een hand van die [aangever 2] en
- het schieten met dat vuurwapen en
- het met een ploertendoder slaan op het lichaam van die [aangever 3],
tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte
in de periode van 1 mei 2013 tot en met 21 mei 2013 elders in Nederland opzettelijk middelen heeft verschaft door
- een vuurwapen te leveren en
-een busje pepperspray te leveren.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De straf/maatregel

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot
een werkstraf van 80 uren subsidiair 40 dagen jeugddetentie alsook tot een
jeugddetentie voor de duur van 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gelet op de bepleite vrijspraak niet specifiek over de strafmaat uitgelaten, althans niet anders dan dat de verdachte geen strafblad heeft en dit zo wil houden.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan een gewelddadige overval op een juwelierszaak in Gouda door het verschaffen van een vuurwapen en een busje pepperspray.
De verdachte is op het moment van de overval niet in de juwelierszaak aanwezig geweest, maar heeft door het leveren van het vuurwapen een cruciale en faciliterende rol gespeeld. Het slachtoffer is doordat zij met het wapen is geslagen ernstig gewond geraakt aan haar hoofd en haar hand. Mede gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte acht de rechtbank dit handelen van de verdachte zeer zorgelijk. Ook de pepperspray, indien deze daadwerkelijk bij de overval zou zijn gebruikt, had vervelende gevolgen voor het slachtoffer kunnen opleveren.
Het door de mededaders gepleegde feit behoort tot een categorie strafbare feiten waardoor een ernstige inbreuk wordt gemaakt op de rechtsorde en die in de samenleving gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaken. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat het feit is gepleegd op klaarlichte dag in een drukbezocht winkelcentrum, zodat veel omstanders hier onwillekeurig getuige van zijn geweest. Bovendien leert de ervaring dat slachtoffers van dergelijke overvallen veelal een langdurige en ernstige psychische nasleep van het gebeurde ondervinden. De impact van de overval is zelfs zo groot geweest dat het slachtoffer sinds de overval niet meer in de winkel durft te staan. Zij voelt zich te kwetsbaar en heeft aldus op een abrupte wijze een einde zien komen aan haar werkzame leven.
De rechtbank vindt het schokkend dat de mededaders kennelijk bereid waren om voor ‘een paar honderd euro’ een dergelijk gewelddadig feit te plegen en een van de mededaders zonder ook maar één moment na te denken over wat hij achter de voordeur van de juwelierszaak zou aantreffen, met een doorgeladen vuurwapen de juwelierszaak is binnengegaan. Kennelijk is het niet meer mogelijk of veilig genoeg dat de deur van een juwelierszaak open staat voor klanten, omdat potentiële overvallers dan zó naar binnen kunnen stormen.
De rechtbank weegt bij het bepalen van de strafmaat in het voordeel van de verdachte mee dat de verdachte zich niet eerder wegens het plegen van strafbare feiten voor de rechter heeft moeten verantwoorden
De rechtbank heeft acht geslagen op het schrijven van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 14 november 2013, waarin is aangegeven dat de Raad niet in staat is tijdig voor de zitting van heden te rapporteren, omdat de zaak niet tijdig bij de Raad is aangemeld.
Van de zijde van de verdediging is bepleit de zaak zonder advies af te doen.
Naar het oordeel van de rechtbank geven de persoonlijke omstandigheden van de verdachte geen aanleiding om de Raad alsnog te verzoeken een strafadvies te geven en zij zal dan ook zonder dit advies beslissen.
Gelet op het vorenstaande en dan met name gelet op de omstandigheid dat de verdachte nog niet eerder is veroordeeld, is de rechtbank allereerst van oordeel dat een onvoorwaardelijke werkstraf van na te melden duur een passende reactie vorm.
De rechtbank zal de verdachte voorts, teneinde hem in de toekomst van strafbare gedragingen te weerhouden, een voorwaardelijke jeugddetentiestraf opleggen.
De ernst van het door de verdachte gepleegde strafbare feit, te weten het leveren van een vuurwapen dat bij een overval wordt gebruikt, is naar het oordeel van de rechtbank dusdanig dat dit de rechtbank ertoe brengt een zwaardere straf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd.

7.De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel

[aangever 3]heeft een voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces ingediend, doch geen concreet bedrag aan geleden schade gevorderd.
Nu de benadeelde partij ook niet ter terechtzitting aanwezig was om zijn vordering aan te vullen, zal de rechtbank de vordering niet-ontvankelijk verklaren wegens onbepaaldheid van de vordering.
De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
48, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het hem bij dagvaarding ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
MEDEPLICHTIGHEID AAN DIEFSTAL, VOORAFGEGAAN EN VERGEZELD VAN GEWELD EN BEDREIGING MET GEWELD, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL VOOR TE BEREIDEN EN GEMAKKELIJK TE MAKEN, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de tijd van 80 uren
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van
40 dagen;
en veroordeelt de verdachte voorts tot;
jeugddetentie voor de duur van 1 maand
bepaalt, dat dit gedeelte van de straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij
[aangever 3]niet-ontvankelijk is en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C. Koekman, kinderrechter, voorzitter,
mr. J.E.M.G. van Wezel, kinderrechter,
en mr. M. Dam, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 december 2013.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1620 2013068902, doorgenummerd als pagina 1 tot en met 1043.
2.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 2], pagina 158/159.
3.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 3], pagina 240/241.
4.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 182.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], pagina 219 en 220.
6.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 2], pagina 160.
7.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 182.
8.Een geschrift, te weten medische informatie van [Y], als Forensisch arts KNMG
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], pagina 233.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], pagina 234.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3], pagina 230.
12.Proces-verbaal van aanhouding verdachte [medeverdachte 1], pagina 25/26.
13.Proces-verbaal van aanhouding verdachte [medeverdachte 3], pagina 55/56.
14.Proces-verbaal van aanhouding verdachte [medeverdachte 2], pagina 85/86.
15.Proces-verbaal van aanhouding verdachte[medeverdachte 4], pagina 115/116.
16.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 172/173.
17.Proces-verbaal van bevindingen. pagina 191, onderaan.
18.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 175, onderaan.
19.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 191, onderaan.
20.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 586, onderaan.
21.Proces-verbaal van sporenonderzoek, pagina 752 e.v.
22.Proces-verbaal verhoor getuige, met bijlage, pagina 168/169.
23.Proces-verbaal van de Forensische Technische Opsporing, met bijlagen, pagina 800/806.
24.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 190, onderaan.
25.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 592/593.
26.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 4], pagina 349/350.
27.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2], pagina 388.
28.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1], pagina 308.
29.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2], pagina 394.
30.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 4], pagina 353, onderaan.
31.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 4], pagina 359.
32.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2], pagina 396, bovenaan.
33.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2], pagina 396, bovenaan.
34.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1], pagina 304, onderaan.
35.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 3], pagina 318 onderaan.
36.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1], pagina 39 e.v. en 295 e.v.
37.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 3], pagina 67 e.v., 313 e.v. en 338 e.v.
38.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2], pagina 98 e.v., 384 e.v. en 393 e.v.
39.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 4], pagina 129 e.v., 344 e.v., 358 e.v. en 379
40.Proces-verbaal ter terechtzitting van 21 november 2013, eigen verklaringen van de verdachten
41.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1], pagina 303, onderaan.
42.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2], pagina 395, bovenaan.
43.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 5], pagina 421, halverwege.
44.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 5], pagina 422, bovenaan.
45.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2], pagina 395.
46.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 4], pagina 363, halverwege.
47.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1], pagina 304, halverwege.
48.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 4], pagina 363, bovenaan.
49.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 698, onderaan.
50.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2], pagina 396, bovenaan.