ECLI:NL:RBDHA:2013:16613

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 december 2013
Publicatiedatum
6 december 2013
Zaaknummer
09-857482-13
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige overval op juwelier in Gouda met meerdere verdachten en wapenbezit

Op 5 december 2013 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tegen drie mannen van 18, 19 en 20 jaar oud, die veroordeeld zijn voor hun betrokkenheid bij een gewelddadige overval op een juwelier in Gouda op 21 mei 2013. De rechtbank heeft hen gevangenisstraffen opgelegd van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Een minderjarige mededader kreeg een jaar onvoorwaardelijke jeugddetentie en een Gedrags Beïnvloedende Maatregel. Een 27-jarige verdachte, die de anderen had getipt over de juwelier, kreeg 18 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk.

Tijdens de overval dreigden de overvallers met geweld, sloegen met een hamer op vitrinekasten en gebruikten een vuurwapen tegen de aanwezige eigenaresse. Een andere winkelier die probeerde te helpen, werd geslagen met een ploertendoder. De rechtbank kende €10.000,- smartengeld toe aan de eigenaresse voor het geleden leed, en haar claim voor andere kosten werd gedeeltelijk toegewezen. Twee minderjarige medeplichtigen kregen werkstraffen en voorwaardelijke jeugddetentie, terwijl de vriendin van een van de overvallers werd vrijgesproken.

De rechtbank oordeelde dat de overval zorgvuldig was gepland, met voorverkenningen en duidelijke rolverdelingen onder de verdachten. De verdachte die de tip gaf, werd als medeplichtig beschouwd, omdat hij informatie had verschaft over de juwelier en de overval had aangemoedigd. De rechtbank vond de rol van de verdachte ernstig, vooral gezien het geweld dat tijdens de overval werd gebruikt en de impact op de slachtoffers. De rechtbank legde een gevangenisstraf op die in overeenstemming was met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Den Haag

Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/857482-13
Datum uitspraak: 5 december 2013
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
adres: [adres],
thans preventief gedetineerd in [X]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 13 november 2013 en 20 november 2013 en gesloten op 21 november 2013.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. N. Coenen en van hetgeen door de raadsvrouw van de verdachte mr. E. IJspeerd, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 mei 2013 te Gouda tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een juwelierszaak, gelegen op of aan de[adres] heeft weggenomen een hoeveelheid horloges/sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Juwelier [X] en/of [aangever A] en/of
[aangever B], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever B] en/of [aangever C], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of
aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
bestond(en) uit
- het met bedekte gezichten en/of (een) vuurwapen(s) betreden van die juwelierszaak en/of
- door hun overwicht in aantal doen ontstaan van een dreigende situatie voor die [aangever B] en/of
- het inslaan van een of meer vitrinekasten en/of
- het (met een vuurwapen/vuurwerp) slaan op het hoofd en/of tegen de nek en/of op een hand, althans
op het lichaam, van die [aangever B] en/of
- het (krachtig) duwen tegen het lichaam van die [aangever B], tengevolge waarvan die [aangever B] ten val is
gekomen en/of
- het schieten met dat vuurwapen en/of
- het met een ploertendoder/gummiknuppel, althans een hard voorwerp, slaan op het lichaam van die
[aangever C];
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] op of omstreeks 21 mei 2013 te Gouda, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een juwelierszaak, gelegen op of aan de
[adres] heeft/hebben weggenomen een hoeveelheid horloges/sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Juwelier [X] en/of [aangever A] en/of [aangever B], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of zijn/hun mededader(s) en/of aan verdachte, welke diefstal werd
voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever B] en [aangever C], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
bestond(en) uit
- het met bedekte gezichten en/of (een) vuurwapen(s) betreden van die juwelierszaak en/of
- door hun overwicht in aantal doen ontstaan van een dreigende situatie voor die [aangever B] en/of
- het inslaan van een of meer vitrinekasten en/of
- het (met een vuurwapen/vuurwerp) slaan op het hoofd en/of tegen de nek en/of op een hand, althans
op het lichaam, van die [aangever B] en/of
- het (krachtig) duwen tegen het lichaam van die [aangever B], tengevolge waarvan die [aangever B] ten val is
gekomen en/of
- het schieten met dat vuurwapen en/of
- het met een ploertendoder/gummiknuppel, althans een hard voorwerp, slaan op het lichaam van die [aangever C],
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte
in of omstreeks de periode van 1 mei 2013 tot en met 21 mei 2013 te Gouda en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door
- aan te geven dat [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] met een overval op
een juwelier in Gouda snel geld konden verdienen en/of
- aan te geven dat de toegangsdeur tot deze juwelier open was en/of
- aan te geven dat er vier personen nodig waren voor een dergelijke overval en/of
- aan te geven waar de auto tijdens de overval geparkeerd moest worden en/of
- aan te geven dat er camera's hangen in de omgeving van de juwelier en/of
- aan te geven dat het makkelijker is om tiewarps te gebruiken om iemand met zijn polsen vast te
binden en/of
- het leveren van een koppel met tiewarps en/of;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in de periode van 1 mei 2013 tot en met 30 juli 2013 te Gouda en/of Breda een of meer wapens van categorie II, te weten
- een geweer (merk F. Predetti) en/of
- patroonhouder (merk Glock, 9 mm) en/of
munitie van categorie II, te weten 13 patronen (.9 mm), voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
3.
hij in de periode van 1 mei 2013 tot en met 30 juli 2013 te Gouda en/of Breda een of meer wapens van categorie III, te weten
- een start/alarmpistool (BBM (Bruni) kaliber 6.35 mm) en/of
- een revolver (Bruni, kaliber .380 Crimped),
en/of munitie van categorie III, te weten
- 3 patonen (kaliber .25 auto) en/of
- 48 patronen (Remington .22 en/of 7.65 mm en/of 9 mm) en/of
- 8 patronen (divers) en/of
- 4 patronen (Sellier & Bellot),
voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
4.
hij in de periode van 1 mei 2013 tot en met 30 juli 2013 te Gouda en/of Breda een of meer wapens van categorie I, te weten
- drie imitatie handgranaten en/of
- een vlindermes en/of
- een valmes en/of
- een imitatie revolver (Ideal) en/of
- een veerdrukpistool (Whetstone, type Galaxy G.051) en/of
- een boksbeugelsmes,
voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 13 lid 1 Wet wapens en munitie
5.
hij in de periode van 1 mei 2013 tot en met 30 juli 2013 te Gouda opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer
- 9 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het
vijfde lid van artikel 3a van die wet en/of
- 14 pillen XTC, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 10 lid 3 Opiumwet
6.
hij in de periode van 1 mei 2013 tot en met 30 juli 2013 te Gouda opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 25,63 gram, in elk geval een hoeveelheid van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding [1]
De volgende feiten kunnen op grond van de gebruikte bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de bewijsvraag.
Ten aanzien van feit 1
Op 21 mei 2013 vindt er in het winkelcentrum Bloemendaal te Gouda een gewelddadige overval plaats op juwelierszaak [X]. Deze zaak, gevestigd aan de [adres], is eigendom van de heer [aangever A] en zijn echtgenote mevrouw [aangever B] (verder: de aangeefster). Die ochtend verlaat de heer [aangever A] rond 10.15 uur de zaak en blijft de aangeefster alleen achter. Zij bevindt zich in het atelier achterin de zaak.
Na ongeveer een kwartier komen twee in het zwart geklede personen met een bivakmuts over hun hoofd rennend de zaak binnen. Eén van hen slaat direct met een hamer een vitrine kapot, waarin de dure horloges liggen. De aangeefster loopt van het atelier naar de zaak en gilt om hulp. Zij wil de alarmknop - die zich achter de toonbank aan de rechterzijde van de zaak bevindt - indrukken, maar wordt meerdere malen door de tweede persoon, die opeens naast haar staat, op de rechterachterzijde van haar hoofd geslagen.
De aangeefster zit even later op de grond achter de toonbank, maar kan zich niet herinneren hoe zij op de grond terecht is gekomen. [2]
De heer [aangever C], de eigenaar van de viswinkel, die zich recht tegenover de juwelierszaak bevindt, ziet twee personen de entree van het winkelcentrum binnenkomen, ondertussen een donkerkleurige bivakmuts over hun hoofd trekkend. Vervolgens ziet hij dat deze personen doelbewust in de richting van de ingang van de juwelierszaak lopen en naar binnen gaan.
Hij roept naar zijn medewerkster dat zij 112 moet bellen en loopt snel in de richting van de juwelierszaak. Onderweg naar de juwelierszaak wordt hij door een derde persoon tegengehouden en met een ploertendoder tweemaal in zijn buik geslagen. Deze persoon belet [aangever C] om de juwelierszaak te betreden. [aangever C] loopt achteruit en begint te roepen dat er een overval gaande is. De derde persoon roept iets naar binnen en de twee personen met de bivakmutsen komen naar buiten gerend en verlaten het winkelcentrum. [aangever C] rent de juwelierszaak in en vindt de aangeefster gewond op de grond achter de balie. Het bloed gutst uit haar hoofd. [3]
[getuige A], die op het moment van de overval in het winkelcentrum aanwezig is, loopt samen met [aangever C] en haar dochter de juwelierszaak in. Zij ziet dat het glas van de vitrine en de toonbank kapot is en zij ziet dat aan de voorkant van de toonbank een zilverkleurige huls ligt. [4] De aangeefster zit op de grond achter de toonbank en bloedt hevig. [getuige A] helpt de aangeefster met doeken om het bloeden te stelpen. [getuige A] ziet dat de middelvinger van de rechterhand van de aangeefster scheef staat en blauw is en dat er een straaltje bloed uit loopt. [5]
Op het moment dat de aangeefster doeken tegen haar bloedende hoofd houdt, voelt zij dat haar arm pijn doet en ziet zij dat haar hand kapot is. [6] De aangeefster is op dat moment ook niet aanspreekbaar. [7]
De aangeefster wordt naar het ziekenhuis vervoerd. Zij heeft een scheurwond aan haar hoofdhuid, die gehecht is, een tweetal scheurwonden aan haar rechterhand en een botbreuk van de derde vinger aan haar rechterhand. Haar vinger is kort na de overval operatief gefixeerd en in het gips gezet. De geschatte genezingsduur van de fractuur is geschat op 8 weken, maar de rest- en herstelfunctie van de rechterhand laat zich niet inschatten. [8]
[Getuige B] ziet op 21 mei 2013 omstreeks 11.00 uur drie personen met bivakmutsen bij het winkelcentrum vandaan rennen. Hij fietst achter ze aan en schrijft het kenteken op van de grijze personenauto waarin zij wegrijden, te weten ZD-GS-89. [9]
[Getuige B] loopt vervolgens naar de juwelierszaak en geeft het kenteken van de auto door aan de dochter van [getuige A], die op dat moment met 112 belt. [10]
[Getuige C] vindt op de openbare weg, op een plek waar hij vlak daarvoor mannen heeft zien rennen, een horloge. Hij raapt het op en geeft het in de juwelierszaak af. [11]
De politie slaat groot alarm en de auto, een grijze Peugeot 206, wordt vrij snel gespot en omsingeld door surveillanceauto’s. Om 11.14 uur wordt de bestuurder van de auto, de verdachte [medeverdachte 1], aangehouden. [12] Eén voor één worden de andere drie inzittenden van de auto, te weten de verdachten [medeverdachte 3] [13] , [medeverdachte 2] [14] en [medeverdachte 4] [15] , aangehouden. [16]
De auto wordt veilig gesteld [17] en onderzocht.
In de auto wordt op het dashboard een ploertendoder aangetroffen [18] alsook onder de bestuurdersstoel een bivakmuts en een zwart vuurwapen [19] en in het opbergvak onder de bijrijdersstoel een koppel met tiewraps en een bivakmuts. [20] Onder de bijrijdersstoel wordt voorts een slagwapen aangetroffen, achter de bijrijdersstoel in een grijze sporttas een hamer, een paar zwarte handschoenen, een bivakmuts, glasscherven en twee horloges, met daaraan nog de prijskaartjes. In een tas in de kofferbak van de auto worden tenslotte een bivakmuts en handschoenen aangetroffen. [21]
De aangeefster herkent de twee aangetroffen horloges van het merk Carucci Tourbilon en Jaques Lemans als zijnde eigendom van de zaak. [22]
Het wapen is een pistool van het merk Walther PPK, zijnde een vuurwapen vallend onder categorie III van de Wet wapens en munitie. Het wapen bevat voorts 6 scherpe patronen, eveneens vallend onder categorie III van de Wet wapens en munitie. [23]
Bij de uitgang van het winkelcentrum Bloemendaal wordt een busje CS gas aangetroffen. [24]
Dit busje CS gas is een wapen vallend onder categorie II van de Wet wapens en munitie. [25]
De overval is zorgvuldig gepland en voorbereid. De verdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] kiezen er na een tip voor om de juwelier in Gouda te overvallen, omdat deze volgens de tip dicht bij de uitgang van het winkelcentrum ligt. Er worden twee voorverkenningen gedaan. Bij de eerste voorverkenning, een aantal weken voor de overval, is de tipgever aanwezig en wordt besproken hoe de overval het beste kan worden aangepakt en waar de auto het beste kan worden geparkeerd, namelijk in ieder geval uit het zicht van de camera’s. [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] zijn erbij. [26] [27] [28]
Bij de tweede voorverkenning, op de zaterdag voor de overval, zijnde 18 mei 2013, is ook medeverdachte [medeverdachte 5] aanwezig.
Zij en [medeverdachte 2] doen zich voor als een stelletje en bekijken de winkel. [medeverdachte 2] kijkt waar de dure horloges liggen. Ook wordt die dag de vluchtroute bekeken. [29]
Diezelfde avond wordt de rolverdeling nader besproken. [medeverdachte 1] zal de auto besturen, [medeverdachte 2] zal de vitrine inslaan en de dure horloges meenemen, [medeverdachte 4] zal het personeel onder controle houden met een vuurwapen en [medeverdachte 3] moet voorkomen dat anderen de juwelierszaak betreden. [30]
Eerder zijn er in Bergen op Zoom met het oog op de overval bivakmutsen gekocht. [31] [32]
Ook de verdeling van de buit is van tevoren besproken.
Op de dag van de overval heeft [medeverdachte 2] een hamer bij zich om de vitrine in te slaan en heeft hij voor de zekerheid pepperspray bij zich [33] , [medeverdachte 4] heeft een vuurwapen bij zich [34] en [medeverdachte 3] heeft een ploertendoder in zijn hand. [35]
De verdachten [medeverdachte 1] [36] , [medeverdachte 3] [37] , [medeverdachte 2] [38] en [medeverdachte 4] [39] bekennen dat zij hebben meegedaan aan de overval op de juwelier. [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] handhaven ter terechtzitting, ieder voor zich, hun bekennende verklaring. [40]
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de rol van de verdachte zodanig is geweest dat er sprake is van medeplegen dan wel medeplichtigheid aan voornoemde overval.
Ten aanzien van feit 2 tot en met 6
De rechtbank ziet zich ten aanzien van deze feiten gesteld voor de vraag of de verdachte
degene is geweest die in de periode van 1 mei 2013 tot en met 31 juli 2013 deze wapens en/of drugs voorhanden dan wel aanwezig heeft gehad.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte feit 1 primair, feit 2, 3, 4, 5 en 6 heeft begaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak van feit 1 primair en subsidiair bepleit.
Zij heeft hiertoe gesteld dat uit het dossier kan worden vastgesteld dat de verdachte de daders van de overval een tip heeft gegeven door hen te wijzen op een juwelier en hen voorts op algemene zaken, zoals het oppassen voor camera’s en je aan de verkeersregels houden, te wijzen. De verdachte heeft, aldus gesteld, geen rol gehad in de daadwerkelijke overval en er is ook geen sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met de daders van de overval, waarbij er sprake was van uitwisselbare rollen. De verdachte had ook geen opzet op samenwerking met de daders van de overval. Van medeplegen was dus geen sprake. Ook van medeplichtigheid is, aldus de raadsvrouw, geen sprake geweest.
De verdachte heeft geen van de ten laste gelegde handelingen gepleegd en ook overigens slechts algemene informatie verstrekt. Hij heeft een willekeurige juwelierszaak genoemd die niet in de buurt lag waar de daders woonden en heeft daarbij algemene tips verschaft. Dit is, hoe moreel verwijtbaar misschien ook, onvoldoende voor het aannemen van medeplichtigheid.
De raadsvrouw heeft voorts vrijspraak van feit 2 bepleit en partiële vrijspraak van de feiten 3 en 4, nu de gevonden wapens aan de eigenaar van de woning, [Y], toebehoren. Hoewel de verdachte bij de politie anders heeft verklaard, heeft hij bij de rechter-commissaris al aangegeven dat hij een bekennende verklaring heeft afgelegd om [Y] uit de wind te houden.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 5 en 6 eveneens vrijspraak bepleit nu de drugs niet in de machtssfeer van de verdachte waren en [Y] heeft verklaard dat de drugs voor eigen gebruik waren bedoeld.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of er op 21 mei 2013 sprake was van een dusdanige bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten dat bewezen kan worden dat er sprake is van medeplegen van de verdachte aan voornoemde overval.
De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend.
Uit de verklaringen in het dossier blijkt niet dat de verdachte op de dag van de overval een rol speelde bij de gewelddadige overval op de juwelierszaak. Bovendien heeft de verdachte niet een dermate actieve rol in de voorbereiding gespeeld dat gesproken kan worden van een bewuste en nauwe samenwerking. Er is, naar het oordeel van de rechtbank, dan ook geen sprake geweest van medeplegen en de verdachte dient van feit 1 primair te worden vrijgesproken.
De rechtbank beantwoordt de vraag of er sprake is geweest van medeplichtigheid aan voornoemde overval bevestigend.
Medeplichtigheid houdt in dat een verdachte opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen verschaft tot en/of behulpzaam is bij het plegen van een misdrijf. Volgens vaste jurisprudentie is voor de bewezenverklaring daarvan vereist dat het opzet van de verdachte niet alleen is gericht op het verschaffen van gelegenheid, middelen en/of inlichtingen en/of de behulpzaamheid, maar tevens dat opzet van de verdachte (al dan niet in voorwaardelijke zin) is gericht op het misdrijf dat hij ondersteunt.
De rechtbank overweegt dat uit de verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 4] [41] , [medeverdachte 2] [42] en [medeverdachte 1] [43] blijkt dat een vijfde persoon de tip heeft gegeven om de juwelier in Gouda te overvallen omdat deze dicht bij de uitgang van het winkelcentrum ligt en dat deze persoon ook heeft aangegeven dat er iemand op de uitkijk moest staan, dat er mensen naar binnen moesten om te intimideren en dat de auto buiten het cameragebied moest worden geparkeerd. De tipgever tipte waar de auto precies geparkeerd
moest worden en dat de verkeersregels moesten worden nageleefd.
[medeverdachte 4] heeft ook verklaard dat hij veel contact met deze persoon heeft gehad. [44]
Uit de verklaring van de verdachte blijkt dat [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] naar hem toe kwamen met de vraag of hij iets makkelijks voor hen wist om geld te verdienen.
De verdachte heeft toen gezegd dat ze beter niet voor de deur konden parkeren en dat ze het niet in hun eigen buurt moesten doen. Ook is de verdachte een keer mee geweest naar Gouda, waar de juwelier zat die ze wilden overvallen. [45] De verdachte heeft de tip gegeven dat hij een juwelier in Gouda wist die naast de uitgang zat. De verdachte was op de hoogte van de dag waarop de overval zou worden gepleegd en is die dag ook nog met zijn hond langs het bewuste winkelcentrum gelopen. Hij zag de daders in de auto van [medeverdachte 1] stappen. [46]
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte inlichtingen heeft verschaft ten behoeve van de overval en dat hij wist dat de overval op de juwelier in Gouda op 21 mei 2013 zou plaatsvinden. De medeplichtigheid aan de overval kan dan ook bewezen worden verklaard.
De rechtbank acht de rol van de verdachte een hele kwalijke vorm van medeplichtigheid. Hij heeft de deels minderjarige daders aangezet tot het plegen van de overval.
Nu dit aanzetten tot de overval niet goed in de tenlastelegging is weergegeven - immers de meeste onder de medeplichtigheid ten laste gelegde gedachtestreepjes vonden, naar het oordeel van de rechtbank, niet plaats in de ten laste gelegde periode (1 mei 2013-21 mei 2013), maar eerder - kunnen de terzake doende gedachtestreepjes niet bewezen worden verklaard. Wel is bewezen dat de verdachte heeft aangegeven waar de camera’s hangen in de omgeving van de juwelier en waar de auto tijdens de overval geparkeerd moest worden.
Ten aanzien van feit 2 tot en met 4
Gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting gaat de rechtbank van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Zoals reeds is vermeld is uit het onderzoek van de politie naar de overval op juwelier ‘Oosterwijk’ te Gouda de naam van de verdachte als tipgever naar voren gekomen. [47]
Daarnaast is uit het onderzoek gebleken dat het GBA adres van de verdachte sinds 8 maart 2013 is: [adres]. [48] Op 30 juli 2013 is de politie in de woning, gelegen aan perceel [adres], binnengetreden teneinde de verdachte aan te houden.
Voorts heeft de officier van justitie mondeling toestemming gegeven voor een doorzoeking van voornoemd perceel op grond van de Wet wapens en munitie. [49]
Tijdens de doorzoeking zijn diverse wapens aangetroffen en inbeslaggenomen. Uit onderzoek van de inbeslaggenomen wapens is gebleken dat diverse wapens en munitie strafbaar zijn gesteld volgens de Wet wapens en munitie. [50]
Aangezien de verdachte niet aanwezig was in de woning gelegen aan de [adres], heeft de politie de ouderlijke woning van de verdachte bezocht, gelegen aan perceel [adres], teneinde hem daar aan te houden. [51] Na de aanhouding van de verdachte is ook deze woning doorzocht in verband met wapens.
De volgende - verboden - wapens zijn bij de doorzoekingen aangetroffen:
- een geweer (merk F. Predetti) [52] en
- patroonhouder (merk Glock, 9 mm) [53]
- een start/alarmpistool (BBM (Bruni) kaliber 6.35 mm) [54] en
- een revolver (Bruni, kaliber .380 Crimped) [55] ,
en munitie van categorie III, te weten
- 3 patronen (kaliber .25 auto) [56] en
- 48 patronen (Remington .22 en/of 7.65 mm en/of 9 mm) [57] en
- 8 patronen (divers) [58] en
- 4 patronen (Sellier & Bellot) [59] ,
- drie imitatie handgranaten [60] en
- een vlindermes en
- een valmes [61] en
- een imitatie revolver (Ideal) [62] en
- een boksbeugelsmes. [63]
De verdachte heeft over het aantreffen van de wapens diverse bekennende verklaringen bij de politie afgelegd. De rechtbank heeft de meest relevante verklaringen nog even kort op een rij gezet.
Over de in de woning van [Y] aangetroffen wapens:
“Er is een kans dat ik ze vergeten ben, het waren er zoveel.
Volgens mij had ik er alleen 2 kleintjes liggen. Als er een 9mm is aangetroffen dan is die van mij. Het zou kunnen dat het een 7.65 is. [64]
Alle wapens die daar binnen liggen zijn van mij”. [65]
Ik heb wel eens wapens verkocht. Alle wapens die de politie daarbinnen heeft aangetroffen waren bedoeld voor de verkoop. [66]
Over de in het ouderlijk huis aangetroffen wapens:
“Die revolver moest ik schoonmaken en spuiten.
Ik moest er nog een doen, die had in het frituurvet gelegen”. [67]
Eerst ter terechtzitting verklaart de verdachte dat de in de woning in Gouda in strijd met de Wet wapens en munitie aangetroffen wapens niet van hem zijn. De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig en houdt de verdachte bij zijn eerder bij de politie afgelegde verklaringen hieromtrent. Daartoe is het volgende redengevend:
Uit de door de verdachte afgelegde verklaringen valt op te maken dat hij handelde in wapens en deze ook voor anderen schoon c.q. gebruiksklaar maakt. De verdachte had de beschikking over veel wapens en was daarom zelf het overzicht kwijt. Dat de verdachte voortdurend met wapens in de weer was, volgt ook uit de aangetroffen wapens in zijn ouderlijk huis. Het contact tussen de verdachte en zijn ouders was immers na lange tijd nog maar recent hersteld, maar toch heeft de verdachte al kans gezien om meerdere wapens naar zijn ouderlijk huis over te brengen.
Dat de verdachte sedert juni 2013 niet meer feitelijk in de woning te Gouda zou verblijven, doet hieraan niet af. Hij had immers ook nog andere spullen, zoals de bench van zijn hond en zwaarden van zijn grootvader, aldaar laten liggen. Daarbij komt dat hij volgens de medebewoner nog over een sleutel zou beschikken en circa medio juli 2013 nog in de woning zou zijn geweest om daar spullen weg te halen. Deze medebewoner c.q. medeverdachte verklaart dat de in de woning aangetroffen drugs van hem [Y]- zijn. Hij lijkt dan ook niet het doel te hebben om de verdachte ‘erbij’ te lappen. [68]
Onder verwijzing naar het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan handelen in strijd met de Wet wapens en munitie.
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van het voorhanden hebben van het onder feit 4
- vijfde gedachtestreepje - tenlastegelegde veerdrukpistool (Whetstone, type Galaxy G.051), nu het dossier geen aanwijzingen bevat dat dit wapen in Gouda of Breda in een verblijfplaats van de verdachte is aangetroffen.
Ten aanzien van feit 5 en 6
De rechtbank acht feit 5 en feit 6 niet wettig en overtuigend bewezen, nu de eigenaar van de woning waarin de cocaïne, de MDMA en de hasjies zijn gevonden, zijnde [Y], heeft verklaard dat deze stoffen voor eigen gebruik zijn bedoeld en de verdachte volgens zijn eigen verklaring en die van [Y] sinds juni 2013 niet meer in de woning te Gouda verbleef.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
1.
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en M.T.C.A. [medeverdachte 4] op 21 mei 2013 te Gouda, tezamen en in vereniging, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een juwelierszaak, gelegen op of aan de Lekkenburg (nr. 71) hebben weggenomen een hoeveelheid horloges, toebehorende aan Juwelier [X] en/of [aangever A] en/of [aangever B],
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [aangever B] en [aangever C], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
bestond(en) uit
- het met bedekte gezichten en een vuurwapen betreden van die juwelierszaak en
- door hun overwicht in aantal doen ontstaan van een dreigende situatie voor die [aangever B] en
- het inslaan van vitrinekasten en
- het met een vuurwapen slaan op het hoofd en op een hand van die [aangever B] en
- het schieten met dat vuurwapen en
- het met een ploertendoder slaan op het lichaam van die [aangever C],
tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte
in de periode van 1 mei 2013 tot en met 21 mei 2013 elders in Nederland opzettelijk inlichtingen heeft verschaft door
- aan te geven waar de auto tijdens de overval geparkeerd moest worden en
- aan te geven dat er camera's hangen in de omgeving van de juwelier;
2.
hij in de periode van 1 mei 2013 tot en met 30 juli 2013 te Gouda wapens van categorie II, te weten
- een geweer (merk F. Predetti) en
- patroonhouder (merk Glock, 9 mm) en
munitie van categorie II, te weten 13 patronen (.9 mm), voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
3.
hij in de periode van 1 mei 2013 tot en met 30 juli 2013 te Gouda en Breda wapens van categorie III, te weten
- een start/alarmpistool (BBM (Bruni) kaliber 6.35 mm) en
- een revolver (Bruni, kaliber .380 Crimped),
en munitie van categorie III, te weten
- 3 patonen (kaliber .25 auto) en
- 48 patronen (Remington .22 en/of 7.65 mm en/of 9 mm) en
- 8 patronen (divers) en
- 4 patronen (Sellier & Bellot),
voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
4.
hij in de periode van 1 mei 2013 tot en met 30 juli 2013 te Gouda en Breda wapens van categorie I, te weten
- drie imitatie handgranaten en
- een vlindermes en
- een valmes en
- een imitatie revolver (Ideal) en
- een boksbeugelsmes,
voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De straf/maatregel

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen. Mocht de rechtbank van mening zijn dat hiermee niet kan worden volstaan, dan bepleit de raadsvrouw daarnaast het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel met als bijzondere voorwaarde de meldplicht maar geen locatiegebod.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ten aanzien van feit 1
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan een gewelddadige overval op een juwelierszaak in Gouda door het verschaffen van inlichtingen.
De verdachte is op het moment van de overval niet in de juwelierszaak aanwezig geweest, maar heeft door het leveren van informatie over het parkeren van de auto en de melding dat er in de omgeving van de juwelier camera’s hangen een faciliterende rol gespeeld.
Zoals reeds bij de beoordeling van de tenlastelegging is aangegeven, acht de rechtbank de rol van de verdachte een hele kwalijke vorm van medeplichtigheid. In plaats van hen te weerhouden hun criminele plannen uit te voeren, heeft de verdachte hen op het spoor gezet en vervolgens gestimuleerd om ook daadwerkelijk tot actie over te gaan.
Het leeftijdsverschil tussen de verdachte en de daders van de overval weegt ook zwaar mee. Hij is ouder dan de daders en heeft veelvuldig contact gehad en ook gezocht met name met [medeverdachte 4]. Zonder de verdachte zou deze overval dan ook niet zijn gepleegd.
Het door de mededaders gepleegde feit behoort tot een categorie strafbare feiten waardoor een ernstige inbreuk wordt gemaakt op de rechtsorde en die in de samenleving gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaken. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat het feit is gepleegd op klaarlichte dag in een drukbezocht winkelcentrum, zodat veel omstanders hier onwillekeurig getuige van zijn geweest. Bovendien leert de ervaring dat slachtoffers van dergelijke overvallen veelal een langdurige en ernstige psychische nasleep van het gebeurde ondervinden. De impact van de overval is zelfs zo groot is geweest dat het slachtoffer sinds de overval niet meer in de winkel durft te staan. Zij voelt zich te kwetsbaar en heeft aldus op een abrupte wijze een einde zien komen aan haar werkzame leven.
De kwetsuur aan de rechterhand (het slachtoffer is rechtshandig) maakt ook dat het slachtoffer het fijne juwelierswerk in het atelier en de overige werkzaamheden in de winkel- in ieder geval op dit moment- niet kan uitoefenen.
De rechtbank vindt het schokkend dat de mededaders kennelijk bereid waren om voor ‘een paar honderd euro’ een dergelijk gewelddadig feit te plegen en een van de mededaders zonder ook maar één moment na te denken over wat hij achter de voordeur van de juwelierszaak zou aantreffen, met een doorgeladen vuurwapen de juwelierszaak is binnengegaan.
Als deze zaak iets duidelijk maakt, dan is het wel dat men zich tegen dit soort onbesuisd en levensgevaarlijk handelen amper kan wapenen als eigenaar van een juwelierszaak, en dat het kennelijk niet meer mogelijk of veilig genoeg is dat de toegangsdeur van een juwelierszaak gewoon open staat voor klanten, omdat potentiële overvallers dan zó naar binnen kunnen stormen.
Ten aanzien van feit 2 tot en met 4
De verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan het in bezit hebben van een aanzienlijk aantal vuurwapens en een hoeveelheid munitie. Ook dit zijn ernstige feiten.
Het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie kan een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich brengen en vergroot de maatschappelijke onveiligheid.
De rechtbank weegt bij het bepalen van de strafmaat mee, dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het uittreksel Justitiële Documentatie, in het verleden reeds eerder is veroordeeld voor soortgelijke- en andere feiten.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport d.d. 4 november 2013 betreffende het psychologisch onderzoek, opgesteld en ondertekend door dr. [X], GZ- psycholoog.
Blijkens dit rapport is er bij de verdachte geen sprake van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis, wel is er sprake van antisociale persoonlijkheidstrekken, ook ten tijde van het plegen van de feiten. Volgens rapporteur bekent de verdachte feit 2 kan hij ten aanzien van dit feit volledig toerekeningsvatbaar worden geacht. De levenshouding, de omgang met mogelijk ‘procriminele’ groepen en de antisociale persoonlijkheidstrekken zorgen voor een verhoging van de kans op recidive (wapenbezit, feit 2).
De verdachte zou baat kunnen hebben bij een vorm van begeleiding of behandeling gericht op zijn levenshouding en antisociale persoonlijkheidstrekken, zoals de impulsiviteit en de empathische vermogens, maar de mogelijke effectiviteit hiervan is, aldus rapporteur, gering. Reclasseringsbegeleiding zou als middel van controle en toezicht kunnen worden opgelegd als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het reclasseringsadvies d.d. 13 november 2013.
Blijkens dit advies is er bij de verdachte sprake van risicofactoren, zoals zijn sociale netwerk, zijn denkpatronen, houding en gedrag en vaardigheden. Een behandeling zou geïndiceerd zijn, maar vanwege het ontbreken van een hulpvraag en motivatie en het bewust geen openheid van zaken geven, zal het resultaat waarschijnlijk nihil zijn.
Geadviseerd wordt aan de verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf, met als bijzondere voorwaarden meldplicht en locatiegebod, waarbij het hoogste beveiligingsniveau zal moeten worden ingezet.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur een passende reactie vormt. De rechtbank zal een deel van deze gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, teneinde de verdachte in de toekomst van strafbare gedragingen te weerhouden.
De rechtbank ziet, gelet op de vrijspraak van enkele feiten, aanleiding de gevorderde straf te matigen.

7.De vordering van de benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Mevrouw [aangever B], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot
€ 37.873,33.
De vordering tot schadevergoeding bestaat uit immateriële schade voor een bedrag groot
€ 10.000,-, ziende op smartengeld en uit materiële schade voor een bedrag groot
€ 27.873,33, ziende op de volgende posten:
1. normbedrag ziekenhuisopname € 26,-
2. normbedrag huishoudelijke hulp:
26 wkn à 168,- € 4.368,-
52 wkn à 10,- € 5.200,-
3. reiskosten € 120,-
4. medische kosten:
eigen risico ziektekosten € 254,64
eigen bijdrage fysiotherapie € 602,-
kosten manueel therapeut € 770,-
5. diversen:
kledingschade € 300,-
aangepaste kleding € 222,44
parkeerkosten € 18,50
total loss horloge € 2.050,-
6. vervangen ruiten / vitrine € 132,75
7. stelpost schilderwerk € 150,-
8. extra kosten verwarming € 100,-
9. kosten porto en telefoon € 50,-
10. verlies van arbeidsvermogen € 13.535,00
11. wettelijke rente p.m.
7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie concludeert tot hoofdelijke toewijzing van de gehele vordering van de benadeelde partij.
Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan de verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 37.873,33 ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [aangever B].
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, gelet op de bepleite vrijspraak, primair verzocht de vordering af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren. Subsidiair, indien de rechtbank wel tot een veroordeling komt, verzoekt zij niet-ontvankelijk verklaring van de vordering, nu het causale verband tussen het strafbare feit en de geleden schade flinterdun is. Het strafbaar handelen van de verdachte en de schade liggen te ver uit elkaar. Meer subsidiair bepleit de raadsvrouw niet-ontvankelijk verklaring van de vordering nu deze niet eenvoudig van aard is en bij de civiele rechter thuis hoort.
Meest subsidiair voert de raadsvrouw verweer tegen de posten 2, 3, 4, 6, 7, 8, 9, 10 en 13. Ten aanzien van deze posten ontbreekt de gehele of gedeeltelijke onderbouwing. Ten aanzien van post 13, het smartengeld, deelt de raadsvrouw mee dat deze aan de hoge kant is, terwijl er nog geen sprake is van een medische eindtoestand.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Toewijzing
De rechtbank acht de vordering, voor zover deze betrekking heeft op een bedrag van
€ 10.000,-, als vergoeding ter zake van immateriële schade, tot dat bedrag naar billijkheid toewijsbaar. Hoewel de omvang van de immateriële schade namens de verdachte is betwist, is de rechtbank van oordeel dat ook de verdachte door het geven van inlichtingen mede verantwoordelijk is voor het leed dat het slachtoffer is aangedaan. Vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde feit.
De rechtbank heeft bij het toe te wijzen bedrag mede gekeken naar vergelijkbare gevallen in de Nederlandse rechtspraak.
De rechtbank zal de vordering derhalve ten laste van de verdachte hoofdelijk toewijzen tot een bedrag van € 10.000,-.
Wettelijke rente
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente ten laste van de verdachte toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 21 mei 2013 is ontstaan.
Niet-ontvankelijk
De rechtbank zal de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het voorgaande brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 10.000,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 21 mei 2013 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[aangever B].

8.De inbeslaggenomen goederen

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de op de lijst van in beslag genomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage A aan dit vonnis is gehecht) onder 1, 2, 7, 8, 11, 12 en 17 genummerde voorwerpen zullen worden onttrokken aan het verkeer.
De officier van justitie heeft meegedeeld dat dit alles is wat nog niet is vernietigd en aangegeven dat zij ten aanzien van het onder 18 genummerde voorwerp later zal beslissen.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft meegedeeld, ondanks herhaaldelijke verzoeken daartoe, nog steeds geen volledige beslaglijst te hebben ontvangen, maar ervan uit te gaan dat alle wapens die geen wapen zijn in de zin van de Wet wapens en munitie aan de verdachte zullen worden teruggegeven.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 1, 2, 7, 8, 10, 15, 16 en 17 genummerde voorwerpen onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met behulp van deze voorwerpen de onder 2 tot en met 4 bewezenverklaarde feiten is begaan terwijl deze voorwerpen ook van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 11, 12, 13 en 14 vermelde voorwerpen.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 14d, 36b, 36c, 36f, 48, 57, 312 van het Wetboek van Strafrecht;
13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding onder
1. primair, 5 en 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de hem bij dagvaarding onder
1. subsidiair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:

1.subsidiair:

MEDEPLICHTIGHEID AAN DIEFSTAL, VOORAFGEGAAN EN VERGEZELD VAN GEWELD EN BEDREIGING MET GEWELD, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL VOOR TE BEREIDEN EN GEMAKKELIJK TE MAKEN, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN

2:
HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 26, EERSTE LID, VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE, EN HET FEIT BEGAAN MET BETREKKING TOT EEN VUURWAPEN VAN CATEGORIE II EN MUNITIE VAN CATEGORIE II, MEERMALEN GEPLEEGD
3:
HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 26, EERSTE LID, VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE, EN HET FEIT BEGAAN MET BETREKKING TOT EEN VUURWAPEN VAN CATEGORIE III EN MUNITIE VAN CATEGORIE III, MEERMALEN GEPLEEGD
4:
HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 13, EERSTE LID, VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE, MEERMALEN GEPLEEGD
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot
6 maandenniet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij hoofdelijk toe ten laste van verdachte en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [aangever B], een bedrag van
€ 10.000,-(immateriële schade), vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 21 mei 2013 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de vordering voor het overige deel niet-ontvankelijk is en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 10.000,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 21 mei 2013
tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [aangever B];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 85 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededaders aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededaders opgelegde, betalingsverplichting aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart onttrokken aan het verkeerde op de beslaglijst onder 1, 2, 7, 8, 10, 15, 16 en 17 genummerde voorwerpen;
gelast de teruggave aan de verdachtevan de op de beslaglijst onder 11, 12, 13 en 14 genummerde voorwerpen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C. Koekman, voorzitter,
mrs. J.E.M.G. van Wezel en M. Dam, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 december 2013.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1620 2013068902, doorgenummerd als pagina 1 tot en met 1043.
2.Proces-verbaal van aangifte van [aangever B], pagina 158/159.
3.Proces-verbaal van aangifte van [aangever C], pagina 240/241.
4.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 182.
5.Proces-verbaal van verhoor [getuige A], pagina 219 en 220.
6.Proces-verbaal van aangifte van [aangever B], pagina 160.
7.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 182.
8.Een geschrift, te weten medische informatie van [X], als Forensisch arts KNMG
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [Getuige B], pagina 233.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [Getuige B], pagina 234.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige[Getuige C], pagina 230.
12.Proces-verbaal van aanhouding verdachte [medeverdachte 1], pagina 25/26.
13.Proces-verbaal van aanhouding verdachte [medeverdachte 3], pagina 55/56.
14.Proces-verbaal van aanhouding verdachte [medeverdachte 2], pagina 85/86.
15.Proces-verbaal van aanhouding verdachte [medeverdachte 4], pagina 115/116.
16.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 172/173.
17.Proces-verbaal van bevindingen. pagina 191, onderaan.
18.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 175, onderaan.
19.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 191, onderaan.
20.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 586, onderaan.
21.Proces-verbaal van sporenonderzoek, pagina 752 e.v.
22.Proces-verbaal verhoor getuige, met bijlage, pagina 168/169.
23.Proces-verbaal van de Forensische Technische Opsporing, met bijlagen, pagina 800/806.
24.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 190, onderaan.
25.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 592/593.
26.Proces-verbaal verhoor verdachte[medeverdachte 4], pagina 349/350.
27.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2], pagina 388.
28.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1], pagina 308.
29.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2], pagina 394.
30.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 4], pagina 353, onderaan.
31.Proces-verbaal verhoor verdachte[medeverdachte 4], pagina 359.
32.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2], pagina 396, bovenaan.
33.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2], pagina 396, bovenaan.
34.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1], pagina 304, onderaan.
35.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 3], pagina 318 onderaan.
36.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1], pagina 39 e.v. en 295 e.v.
37.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 3], pagina 67 e.v., 313 e.v. en 338 e.v.
38.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2], pagina 98 e.v., 384 e.v. en 393 e.v.
39.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 4], pagina 129 e.v., 344 e.v., 358 e.v. en 379
40.Proces-verbaal ter terechtzitting van 21 november 2013, eigen verklaringen van de verdachten
41.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 4], pagina 349/350.
42.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2], pagina 387 halverwege.
43.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1], pagina 308 halverweg.
44.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 4], pagina 351, bovenaan.
45.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], pagina 472/473.
46.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], pagina 480/481.
47.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 438.
48.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 491, 6e alinea.
49.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 491, 7e alinea.
50.Ambtelijk verslag, blz. 485, laatste alinea.
51.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 544.
52.Proces-verbaal van bevindingen, blz.508.
53.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 494.
54.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 502.
55.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 637
56.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 502.
57.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 511.
58.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 514.
59.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 637 en blz. 669.
60.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 517 en 653.
61.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 517.
62.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 658.
63.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 668.
64.Proces-verbaal verhoor verdachte, blz. 564.
65.Proces-verbaal verhoor verdachte, blz. 564 en 478.
66.Proces-verbaal verhoor verdachte, blz. 479.
67.Proces-verbaal verhoor verdachte, blz. 475, 476.
68.Proces-verbaal van verhoor verdachte [Y], blz. 1034 e.v..