Uitspraak
Rechtbank den haag
ABN AMRO Bank N.V., te Amsterdam,
Sassenheim,
[A],
[B],
in persoonverschenen,
nietverschenen.
1.Het procesverloop
2.De feiten
€ 240.000,-- per kavel.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 oktober 2013 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Lindorff Credit Management B.V. en H&B Bouw B.V. met betrekking tot een executiegeschil. Lindorff, als gevolmachtigde van ABN AMRO Bank N.V., vorderde de opheffing van het door H&B gelegde beslag op een registergoed, dat eigendom is van de schuldenaren [A] en [B]. De hypotheekbank had de executie van een eerdere uitspraak niet overgenomen en vorderde opheffing van het beslag om de woning onderhands te kunnen verkopen. De rechtbank oordeelde dat het niet aannemelijk was dat de woning voor een substantieel hogere prijs kon worden verkocht dan de reeds overeengekomen prijs. Bovendien werd vastgesteld dat H&B, als concurrente schuldeiser, geen reëel belang had bij handhaving van het beslag, aangezien de vordering van ABN AMRO voorrang had en H&B geen kans had om haar vordering uit de opbrengst van de woning te incasseren. De rechtbank wees de vordering van Lindorff toe, onder de voorwaarde dat de executiekosten aan H&B zouden worden vergoed. De uitspraak benadrukt de belangenafweging tussen de verschillende schuldeisers en de noodzaak om beslaglegging te heroverwegen in het licht van de marktomstandigheden en de belangen van de betrokken partijen.