Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[C],
1.De procedure
2.De beoordeling in het incident
3.De beslissing
woensdag 11 december 2013voor conclusie van antwoord aan de zijde van [B].
Rechtbank Den Haag
In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Den Haag, is op 20 november 2013 een vonnis gewezen in een incident dat voortkwam uit een hoofdzaak waarin kwekersrechten centraal stonden. De eiseres in de hoofdzaak, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [X] AMARYLLIS B.V., had [B] EN ZN. gedagvaard en vorderde onder andere een verbod op inbreuk op haar kwekersrechten en schadevergoeding. In het incident vorderde [B] toestemming om [A], die inmiddels failliet was verklaard, in vrijwaring op te roepen. De rechtbank oordeelde dat de vordering van [B] diende te worden afgewezen. Dit was gebaseerd op het feit dat de regresvordering die [B] in vrijwaring wilde instellen, voldoening van een verbintenis uit de boedel van [A] ten doel had. Volgens artikel 26 van de Faillissementswet kunnen rechtsvorderingen die dit doel hebben, uitsluitend ter verificatie worden aangemeld. De rechtbank hield de beslissing over de proceskosten aan tot het eindvonnis in de hoofdzaak. De zaak werd vervolgens verwezen naar de rol voor conclusie van antwoord aan de zijde van [B].