ECLI:NL:RBDHA:2013:16226

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 november 2013
Publicatiedatum
2 december 2013
Zaaknummer
454485
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van voorlopige machtiging in psychiatrisch ziekenhuis na conversie van voorwaardelijke machtiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 november 2013 uitspraak gedaan over de voortzetting van de voorlopige machtiging van de betrokkene, die in een psychiatrisch ziekenhuis is opgenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er bij de betrokkene sprake is van een terugval, waardoor het gevaar voor hemzelf niet kan worden afgewend door het naleven van voorwaarden. De betrokkene was eerder op 29 oktober 2013 vrijwillig opgenomen, maar na signalen van manische decompensatie is op 7 november 2013 de voorwaardelijke machtiging omgezet in een voorlopige machtiging. De rechtbank heeft de betrokkene en zijn advocaat gehoord, evenals de behandelend psychiater en een verpleegkundige. De psychiater heeft verklaard dat de betrokkene momenteel niet terug kan naar de Idahoeve, waar hij eerder verbleef, en dat er geen andere opvangmogelijkheden zijn. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de gronden voor vrijheidsbeneming, zoals genoemd in artikel 14d van de Wet Bopz, zowel ten tijde van de conversiebeslissing als nu nog aanwezig zijn. De rechtbank heeft het bezwaar van de betrokkene tegen de beslissing van de geneesheer-directeur afgewezen en de voorlopige machtiging voortgezet tot en met 6 februari 2014, met inachtneming van de vooruitzichten voor de betrokkene.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: 13-8980
Zaaknummer: C/09/454485
Datum beschikking: 18 november 2013
P- nummer: 1033703

Rechterlijke beslissing ex artikel 14 e Wet Bopz

Beschikking op het op 13 november 2013 ingekomen verzoek van:

de officier van justitie in het arrondissement Den Haag met betrekking tot:

[betrokkene],

de betrokkene,
geboren op [geboortedatum] 1981 te[geboorteplaats],
wonende te [adres],
advocaat: mr. M. Lindhout te Den Haag.
Betrokkene is opgenomen in het psychiatrisch ziekenhuis[A], krachtens een sedert 7 november 2013 als voorlopige machtiging geldende nieuwe voorwaardelijke machtiging, verleend bij beschikking van 11 juni 2013 tot en met 15 mei 2014.
Als belanghebbende in deze procedure wordt aangemerkt:
de geneesheer-directeur van het psychiatrisch ziekenhuis[A].

Procedure

Bij het verzoekschrift zijn de volgende stukken – voor zover van belang – overgelegd:
  • het verzoek d.d. 12 november 2013 van de advocaat van de betrokkene aan de officier van justitie, met het verzoek om op grond van artikel 14 e lid 1 Wet Bopz de beslissing van de rechter te verzoeken;
  • de beslissing van de geneesheer-directeur tot conversie van de voorwaardelijke machtiging in een voorlopige machtiging, gedateerd 7 november 2013;
  • de brief d.d. 7 november 2013 namens de geneesheer-directeur aan de betrokkene, inhoudende de mededeling dat tot conversie is overgegaan.
De rechtbank heeft de betrokkene op 18 november 2013 gehoord. De betrokkene werd bijgestaan door zijn advocaat.
De rechtbank heeft zich in aanwezigheid van de betrokkene en zijn advocaat laten voorlichten door de behandelend psychiater [B] en de psychiatrisch verpleegkundige [C].

Verzoek

Het verzoek strekt ertoe dat de rechtbank een beslissing dient te nemen op een door de geneesheer-directeur op grond van artikel 14d lid 1 Wet Bopz genomen beslissing tot opname van betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis.

Feiten

De rechtbank heeft bij beschikking van 11 juni 2013 een nieuwe voorwaardelijke machtiging verleend voor de duur van een jaar tot en met 15 mei 2014, onder voorwaarden welke aan de betrokkene in het behandelingsplan zijn gesteld.
Op 7 november 2013 heeft de geneesheer-directeur op grond van artikel 14 d lid 1 Wet Bopz, besloten betrokkene op te nemen voor de duur van de resterende termijn van de voorwaardelijke machtiging, omdat het gevaar niet langer buiten het psychiatrisch ziekenhuis kan worden afgewend door naleving van de gestelde voorwaarden.

Beoordeling

De advocaat heeft via haar verzoek van 12 november 2013 namens betrokkene verweer gevoerd tegen de genomen beslissing nu de betrokkene de mening is toegedaan dat er geen sprake is van gevaar, waarbij hij buiten de afdeling agressie over zichzelf zou kunnen afroepen of zelf agressief zou kunnen reageren op anderen. Ook betwist de betrokkene dat er sprake is van een manisch psychotisch ontregeld beeld. Voorts stelt betrokkene dat hij zich heeft gehouden aan de voorwaarden en betwist betrokkene dat het gevaar buiten de inrichting niet langer zou kunnen worden afgewend door naleving van de voorwaarden. Primair bepleit de advocaat namens de betrokkene om de voorlopige machtiging af te wijzen. Mocht de rechtbank toch toewijzend beslissen dan verzoekt zij de voorlopige machtiging niet langer te laten duren dan maximaal vier weken. Meer subsidiair bepleit zij een vrijwillig verblijf indien er met de betrokkene afspraken te maken zijn. De betrokkene heeft vooral behoefte aan duidelijkheid.
De psychiater heeft ter zitting verklaard dat de betrokkene in eerste instantie op 29 oktober 2013 vrijwillig is opgenomen. De ambulante behandelaren van de betrokkene van de beschermde woonvorm (Idahoeve) alwaar betrokkene verbleef, maakten zich zorgen om betrokkene omdat er signalen waren van manische decompensatie van betrokkene.
Dat beeld bleef bij opname voortduren. Betrokkene werd almaar onrustiger hetgeen zich uitte in slecht slapen, versneld denken, over van alles en nog wat in discussie gaan en prikkelbare stemming. Betrokkene was volledig de controle over zijn gedrag kwijt.
Hij wilde vervolgens niet langer vrijwillig opgenomen blijven.
Omdat het gevaar dat betrokkenes stoornis voor hem oplevert niet langer door het stellen van voorwaarden kon worden afgewend, is op 7 november 2013 de voorwaardelijke machtiging omgezet
.Betrokkene neemt nu zijn medicatie en het beeld lijkt zich nu langzaam te stabiliseren. Volgens het ziekenhuis zou als alles zo blijft, betrokkene over enkele weken met voorwaardelijk ontslag kunnen gaan. Op dit moment is er geen vertrouwen in een vrijwillig verblijf, omdat er nog geen betrouwbare afspraken te maken zijn met betrokkene. De betrokkene zal eerst verder moeten stabiliseren en kan dan op termijn terug naar de Idahoeve.
De rechtbank overweegt het volgende:
De rechtbank dient op een verzoek ex artikel 14 e Wet Bopz met inachtneming van de jurisprudentie van de Hoge Raad (onder meer LJN BX5789 d.d. 5 oktober 2012)
de zaak in volle omvang te beoordelen. Derhalve toetst de rechtbank niet enkel of de geneesheer-directeur de beslissing tot conversie op de juiste gronden heeft genomen, maar gaat het om de in volle omvang te onderzoeken vraag of, beoordeeld naar de ten tijde van de beslissing van de rechtbank geldende omstandigheden, (een van) de in de eerste twee volzinnen van het eerste lid van art. 14d Wet Bopz genoemde gronden voor de vrijheidsbeneming, die een gedwongen opname in een psychiatrisch ziekenhuis met zich brengt, nog aanwezig zijn.
Uit hetgeen ter zitting naar voren is gekomen, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat noch ten tijde van de conversie, noch ten tijde van de beoordeling door de rechtbank het gevaar voor betrokkene door het naleven van voorwaarden kan worden afgewend.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aangetoond dat bij betrokkene sprake was en nog is van een terugval, hetgeen heeft geleid tot gevaar voor hemzelf. De voorzieningen bij Idahoeve en de voorwaarden konden dat gevaar niet afwenden. Volgens de psychiater kan betrokkene zoals hij nu is, ook nog niet terug naar Idahoeve, zodat er feitelijk nu voor hem geen voorziening of opvang is. Dat brengt de rechtbank tot het oordeel dat voortzetting van de opname thans onvermijdelijk is. Er bestaat bij betrokkene geen of onvoldoende bereidheid voor vrijwillige opname. De rechtbank komt dan ook tot de slotsom dat niet alleen ten tijde van de conversiebeslissing maar ook nu nog de gronden als genoemd in artikel 14d eerste lid Wet Bopz aanwezig zijn.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het bezwaar van betrokkene op de beslissing van de geneesheer-directeur d.d. 7 november 2013 afgewezen dient te worden, en dat de beslissing van de geneesheer-directeur zal worden bevestigd. De voorlopige machtiging zal dan ook worden voortgezet, zij het – gelet op de vooruitzichten voor betrokkene, zoals geschetst door de psychiater ter zitting – voor een beperkte duur, te weten tot en met
6 februari 2014.
Indien toepasselijk de volgende overweging oproepen met paraplu.vv, bij een zgn. “paraplumachtiging” - HR 111298, NJ99, 270.

Beslissing

De rechtbank:
wijst af het bezwaar van de betrokkene op de beslissing van de geneesheer-directeur d.d.
7 november 2013 en bekrachtigt deze beslissing van de geneesheer-directeur;
verstaat dat de nieuwe voorwaardelijke machtiging zal worden voortgezet als voorlopige machtiging tot en met 6 februari 2014.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M.A. Keulen, rechter, bijgestaan door S.P.M. Flipse als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 november 2013.