ECLI:NL:RBDHA:2013:16129

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 november 2013
Publicatiedatum
28 november 2013
Zaaknummer
09-777145-13
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag en afpersing met geweld tegen een tachtigjarige vrouw in Delft

Op 28 november 2013 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en afpersing met geweld. De zaak betreft een overval op een tachtigjarige vrouw in haar woning in Delft op 21 februari 2013. De verdachte, een jongen geboren in 1997, heeft de vrouw met geweld bedreigd en haar gedwongen tot de afgifte van sieraden en geld. Tijdens de overval heeft de verdachte de vrouw meermalen geslagen en met een mes bedreigd, wat resulteerde in letsel bij de aangeefster. De rechtbank heeft het bewijs tegen de verdachte beoordeeld, waaronder getuigenverklaringen, camerabeelden en DNA-onderzoek. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zou worden vrijgesproken van de poging tot doodslag, maar dat hij schuldig zou worden verklaard voor de afpersing en diefstal met geweld. De verdediging heeft betoogd dat er onvoldoende bewijs was voor de geweldsdelicten. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de verdachte schuldig was aan afpersing en diefstal met geweld, en heeft hem veroordeeld tot jeugddetentie van 10 maanden, met een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij van € 5.500,- voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/777145-13
Datum uitspraak 28 november 2013
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in [X].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen met gesloten deuren van 6 juni 2013,
29 augustus 2013 en 14 november 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. D.M. van Gosen en van hetgeen door de raadsman van de verdachte mr. J.R. Juriaans, advocaat te Leiden, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 februari 2013 te Delft ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om opzettelijk [aangeefster] van het leven te beroven, met dat opzet die (tachtigjarige) [aangeefster]:
 ( (meermalen) met de vuist in/tegen het gezicht heeft gestompt, ten gevolge waarvan zij ten val kwam en/of
 ( terwijl zij op de grond lag (meermalen) met de vuist in/tegen het gezicht heeft gestompt en/of
 ( aan haar armen over de grond heeft gesleept en/of
 ( terwijl zij op de grond lag (meermalen) met de op/tegen het lichaam heeft geslagen en/of
 ( met een mes in de onderrug en/of de billen heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging doodslag werd gevolgd en/of vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal met geweld en/of afpersing (als bedoeld in artikel 312 lid 1 wetboek van strafrecht en/of artikel 317 lid 1 wetboek van strafrecht), en welke poging tot doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat strafbare feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) aan dat strafbare feit straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 288 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 februari 2013 te Delft, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangeefster] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer (trouw)ring(en) en/of een oorbel, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [aangeefster], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
EN/OF
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meer (trouw)ring(en) en/of twee, althans een horloge(s) en/of twee, althans een ketting(en) en/of een pak shag en/of een of meer geldbedrag(en) en/of een telefoon en/of een fototoestel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [aangeefster], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangeefster], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
 op slot doen van de voordeur van de woning en/of
 tonen van en/of stekende bewegingen maken met een mes en/of
 (meermalen) op dreigende toon tegen die [aangeefster] zeggen/schreeuwen: 'Ik steek je neer', althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
 (meermalen) met de vuist in/tegen het gezicht stompen,ten gevolge waarvan die [aangeefster] ten val kwam en/of
 terwijl die [aangeefster] op de grond lag (meermalen) met de vuist in/tegen het gezicht stompen en/of
 aan haar armen over de grond heeft slepen en/of
 terwijl die [aangeefster] op de grond lag (meermalen) met de op/tegen het lichaam slaan en/of
 met een mes in de onderrug en/of de billen steken;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De verdenking luidt, kort en zakelijk weergegeven, dat de verdachte zich primair schuldig heeft gemaakt aan een poging tot gekwalificeerde doodslag en subsidiair aan afpersing dan wel diefstal met geweld.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte de dader van de woningoverval is geweest, aangezien de verdachte iedere betrokkenheid bij het delict ontkent en zich verder op zijn zwijgrecht heeft beroepen.
Bij bewezenverklaring dat de verdachte het feit heeft gepleegd is voorts aan de orde hoe dit delict te kwalificeren valt.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de verdachte zal vrijspreken van het hem primair ten laste gelegde feit, wegens het ontbreken van deskundigenrapportage omtrent de ernst van het letsel en de kans op overlijden als gevolg van dit letsel.
Zij heeft voorts gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte het hem onder subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op grond van: de aangifte, de foto’s van het letsel, de medische verklaring, de verklaring van getuige [getuige 1], de processen-verbaal van bevindingen inzake de camerabeelden, het aantreffen van de goederen in de fouillering van de verdachte, de herkenning door de aangeefster van de bij de verdachte aangetroffen goederen en de rapportages van het Nederlands Forensisch Instituut betreffende het DNA-onderzoek.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is.
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde heeft hij opgemerkt dat niet is gebleken dat de dader de bedoeling had om het slachtoffer te doden, ook niet in voorwaardelijke zin.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman - bij bewezenverklaring - zich voor het overige gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging.
De volgende feiten en omstandigheden kunnen, nu deze ter terechtzitting niet ter discussie hebben gestaan, als vaststaand worden aangemerkt en dienen als vertrekpunt voor het bewijs. [1]
De feiten
Op 21 februari 2013 rond 16.00 uur wordt de tachtigjarige mevrouw [aangeefster] (hierna: aangeefster) in haar woning aan de Patrimoniumstraat 21 te Delft overvallen. Nadat er is aangebeld en zij de deur opent, wordt er direct geweld tegen haar gebruikt. De dader doet de deur op slot en zij wordt meermalen met de vuist in het gezicht gestompt. Als gevolg hiervan is zij ten val gekomen. De dader heeft haar vervolgens naar de woonkamer gesleept en ook daar heeft hij haar gestompt en geslagen in haar gezicht en op het lichaam. Onder het tonen van een mes heeft hij de aangeefster bedreigd door meermalen de woorden ‘ik steek je neer’ te schreeuwen. Uiteindelijk is gebleken dat de aangeefster ook daadwerkelijk in de onderrug c.q. boven haar billen is gestoken. De dader heeft de woning doorzocht en de sieraden die de aangeefster omhad moest zij afstaan dan wel zijn haar afgenomen.
In totaal bedroeg de buit: twee trouwringen, een oorbel, twee horloges, twee kettingen, een pak shag, geld, een telefoon en een fototoestel. Hierop heeft de dader de woning verlaten en is de aangeefster naar haar buren gegaan. [2]
Via 112 is melding gedaan bij de politie van de overval. [3] Het signalement van de dader op basis van de aangeefster en een getuige blijkt te zijn: een jongen met een lichtgetinte huidskleur, haar aan de zijkanten opgeschoren en bovenop zwarte krullen, ongeveer tussen de 16 en 20 jaar oud. De jongen was gekleed in een zwarte jas en een zwarte broek. Verder zou op de jas een afbeelding van een stripfiguur, een hond, staan. [4] [5]
Uit de uitdraai van het medisch dossier van de aangeefster blijkt dat zij meerdere hematomen en een aantal schaafwonden in haar gezicht en op haar lichaam heeft en een snijwond van circa 15 centimeter op de rugzijde. [6]
Aanhouden van de verdachte
Een verbalisant in burgerkleding bevindt zich op 21 februari 2013 omstreeks 22.25 uur op het station Leidschenveen te Den Haag. Die middag heeft hij tijdens zijn dienst de melding gekregen om uit te kijken naar een persoon die voldoet aan het hiervoor genoemde signalement. Op het station wordt de verbalisant aangesproken door een jongen, die voldoet aan het eerder vermelde signalement. Hij neemt hierop contact op met de meldkamer. [7] De jongen wordt vervolgens om 22.40 uur aangehouden buiten heterdaad en is de onderhavige verdachte. [8]
Aantreffen van goederen bij de verdachte
Op het politiebureau is de verdachte aan een insluitingsfouillering onderworpen
waarbij de volgende goederen zijn aangetroffen: 2 gouden ringen (1 met inscriptie[A] en 1 met inscriptie [B]), 1 gouden ring met briljant, 1 zilverkleurige zegelring, 1 goudkleurig horloge, 1 dunne zilverkleurige ketting, 1 zilverkleurige schakelketting, 1 goud/zilverkleurige oorbel en 1 horloge met goud/zilverkleurig bandje. [9] Daarnaast zijn ook nog 3 biljetten van 50 euro, 1 biljet van 20 euro en 1 biljet van 5 euro, afkomstig uit de kleding van de verdachte, inbeslaggenomen. [10]
Aan de aangeefster zijn foto’s van de goederen getoond en zij herkende deze, op de ketting op foto 6 na, als haar eigendom. [11]
De verdachte heeft over het bezit van de ringen en ketting eerst verklaard dat zij van zijn vriendin zijn en dat de horloges van zijn oma waren. Daarna heeft hij verklaard dat hij de sieraden van iemand had gekregen en tot slot bij de rechter-commissaris heeft de verdachte verklaard dat hij de sieraden van ene ‘Peppi’ had gekregen.
Deze verklaringen omtrent het verkrijgen van de sieraden vinden geen steun in de overige stukken van het strafdossier en de rechtbank zal – voor zover de verdediging beoogd heeft het verweer te voeren dat de verdachte de goederen door middel van heling heeft verkregen – dit verweer dan ook passeren.
Looproute en tijdspad
Tussen 15.00 uur en 15.15 uur ziet getuige [getuige 1] een jongen lopen in de Patrimoniumstraat. Deze jongen heeft een Marokkaans uiterlijk, is lichtgetint, tussen de 16 tot 20 jaar en heeft half lang krullend haar dat aan de zijkant is opgeschoren. De jongen droeg een zwarte jas, met daarop een afbeelding van een hond op de rechterzijde van de jas ter hoogte van de heup. De getuige heeft deze jongen zeker drie à vier keer door de straat zien lopen. [12]
Getuige [getuige 1], geconfronteerd met een foto van een jas met daarop een hond, herkent deze jas als zijnde die van voormelde jongen. [13]
Om ongeveer 16.00 uur wordt getuige [getuige 1] door de aangeefster geroepen en zij vertelt hem dat zij zojuist in haar woning is overvallen. [14]
Om diezelfde tijd hoort getuige [getuige 2], woonachtig op nummer 26, een harde klap. Kijkend uit haar raam ziet zij een persoon wegrennen vanaf nummer 21 in de richting van de Van Slingelandtstraat. Hierna ziet zij de bewoonster van nummer 21 naar buiten komen. [15]
Op de camerabeelden in de wijk wordt om 16.00.47 uur een persoon gezien, met donkere jas, donkere broek en zwart haar. Deze persoon draagt lichtkleurige sportschoenen en een oranje/geelkleurige vlek op de rechterzijde ter hoogte van de heup. Deze persoon rent op de Buitenwatersloot komende uit de richting van de Van Slingelandtstraat en gaande in de richting van de Coenderstraat. [16]
Op de volgende camerabeelden is om 16.03.44 uur te zien dat de verdachte uit de richting van de Coender/Westerstraat rent en dat hij er circa 15 seconden overdoet om de voetgangerstunnel bij treinstation Delft te bereiken. [17]
Om 16.04.02 uur komt de verdachte de voetgangerstunnel in [18] en om 16.04.07 uur komt de verdachte de trap op bij het perron van station Delft. [19]
Geconfronteerd met prints van deze beelden heeft de verdachte bij de politie verklaard dat hij degene is die te zien is op de camerabeelden op het station Delft. [20]
De rechtbank trekt hieruit de conclusie dat de verdachte rondom het tijdstip van de overval te zien is in de nabije omgeving van de woning van de aangeefster.
DNA onderzoek
Op de jas, de schoenen en de trainingsbroek die de verdachte aanhad ten tijde van zijn aanhouding zijn bloedsporen aangetroffen. Deze goederen zijn door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) onderzocht op biologische sporen en DNA.
Voor dit vergelijkend onderzoek is bij de verdachte en bij de aangeefster wangslijmvlies afgenomen.
Uit de conclusies van het NFI blijkt dat de bemonstering van de bloedsporen op de jas van de verdachte een DNA-mengprofiel heeft van de aangeefster (matchkans kleiner dan 1 op 1 miljard) en dat de verdachte niet kan worden uitgesloten. [21] [22]
Tevens wijst de bemonstering van de bloedsporen op de rechtersportschoen en de trainingsbroek van de verdachte uit dat dit het DNA-profiel betreft van de aangeefster (beiden matchkans kleiner dan 1 op 1 miljard). [23]
De rechtbank trekt hieruit de conclusie dat het bloed dat is aangetroffen op de jas, de schoen en de broek van de verdachte van de aangeefster is.
De verdachte heeft desgevraagd geen verklaring gegeven of willen geven voor de aanwezigheid van het bloed van de aangeefster op zijn kleding en schoen.
Conclusie
Hoewel de verdachte het feit ontkent, is de rechtbank van oordeel dat - op basis van voornoemde bewijsmiddelen en alles in onderlinge samenhang bezien - er sprake is van voldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte degene is geweest die de aangeefster in haar woning heeft overvallen.
Primair of subsidiair bewezen?
De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat de verdachte opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, had op het doden van de aangeefster. Gelet op het standpunt van zowel de officier van justitie alsook van de verdediging behoeft dit geen nadere motivering. Dit maakt dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de hem primair ten laste gelegde gekwalificeerde doodslag.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat de geweldshandelingen gepleegd door de verdachte onder beide delictsomschrijvingen passen.
De verdachte heeft immers door geweld en onder bedreiging met geweld goederen weggenomen en goederen aan hem laten afgeven.
De rechtbank zal de verdachte dan ook schuldig verklaren aan zowel de afpersing als de diefstal met geweld.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
hij op 21 februari 2013 te Delft, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [aangeefster] heeft gedwongen tot de afgifte van een trouwring en een oorbel, toebehorende aan die [aangeefster]
EN
met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningheeft weggenomen een trouwring en twee horloges en twee kettingen en een pak shag en een geldbedrag en een telefoon en een fototoestel, toebehorende aan die [aangeefster], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [aangeefster], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld of welke bedreiging met geweld bestonden uit het:
 op slot doen van de voordeur van de woning en
 tonen van en stekende bewegingen maken met een mes en
 meermalen op dreigende toon tegen die [aangeefster] schreeuwen: 'Ik steek je neer' en
 meermalen met de vuist in/tegen het gezicht stompen, ten gevolge waarvan die [aangeefster] ten val kwam en
 terwijl die [aangeefster] op de grond lag meermalen met de vuist in/tegen het gezicht stompen en
 aan haar armen over de grond slepen en
 terwijl die [aangeefster] op de grond lag meermalen op het lichaam slaan en
 met een mes in de onderrug en de billen steken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding met parketnummer 09/777145-13 onder primair ten laste gelegde wordt vrijgesproken en dat de verdachte ter zake van de hem bij dagvaarding onder subsidiair
1e cumulatief/alternatief en 2e cumulatief/alternatief ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 11 maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht en voorts dat aan de verdachte wordt opgelegd de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bij bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde verzocht in plaats van de PIJ-maatregel de gedragsbeïnvloedende maatregel op te leggen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder zij zijn gepleegd en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan afpersing en diefstal met geweld.
Hij heeft in de middag de aangeefster, een tachtigjarige vrouw, thuis overvallen. De verdachte is, nadat de aangeefster op aanbellen de deur opendeed, haar huis binnengedrongen en heeft vanaf de allereerste seconde in de confrontatie met haar doorlopend grof en buitensporig geweld gebruikt. Zij is direct geslagen, bedreigd, en er is haar een mes getoond waarbij de verdachte steeds riep dat hij haar zou steken.
De aangeefster kwam ten val, en aansluitend is zij over de grond naar de woonkamer gesleept, waar het geweld continu doorging waarbij de verdachte steeds om geld en goud vroeg. Zij heeft bij aanvang nog geprobeerd zich te verweren, heeft steeds om hulp geschreeuwd, heeft nog geprobeerd op verdachte in te praten, maar dat mocht niet baten: ze had geen enkele kans.
De verdachte heeft van de aangeefster haar trouwringen, sieraden en geld afgepakt, waarna hij de woning al rennend heeft verlaten.
Dat er sprake was van grof en buitensporig geweld blijkt onder meer uit de in het dossier aanwezige foto's van haar bont en blauw geslagen gezicht, alsmede uit de medische informatie.
De aangeefster blijkt ook in haar onderrug een flinke steekwond te hebben opgelopen die in het ziekenhuis is gehecht. Uit haar slachtofferverklaring blijkt dat zij maanden aan het herstellen is geweest, het letsel aan haar oog blijvend is, en zij nog steeds de gevolgen van dit delict ondervindt. De overval heeft haar zelfstandigheid aanzienlijk ingeperkt en haar gevoel van veiligheid ernstig aangetast.
Het meest verontrustend acht de rechtbank, en de ForCA rapportage refereert daar ook aan, het solistische en gewelddadige karakter van dit delict.
Het baart de rechtbank voorts ernstig zorgen dat de verdachte in het verleden wel eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten, maar dat er - tot het onderhavige toch zeer gewelddadig te noemen feit - geen veroordelingen ter zake van geweldsdelicten zijn geweest.
De verdachte, die weigerde mee te werken aan onderzoeken door een psycholoog en psychiater, is ter observatie opgenomen geweest in het Forensisch Consortium voor Adolescenten (verder: ForCA). Over deze observatieperiode is een Pro Justitie rapport opgesteld d.d. 27 september 2013 en de conclusie van de deskundigen luidt – kort weergegeven – als volgt.
De verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens (intellectuele beperking) en er bestaan duidelijke aanwijzingen voor een ziekelijke stoornis in het psychotische of bipolaire domein. In meer algemene zin is er sprake van een achterlopende sociaal-emotionele ontwikkeling. Omdat de verdachte ontkent, wordt een advies omtrent de toerekeningsvatbaarheid onthouden.
Er is sprake van een onvoldoende ontwikkeld moreel besef, een gebrekkige empathische beleving en een beperkt vermogen om de gevolgen van eigen gedrag te overzien. De psychiatrische kwetsbaarheid kan voor verdere ontregeling of onvoorspelbaar gedrag zorgen. De pedagogische mogelijkheden van het gezin zijn niet toereikend en de omgang van de verdachte met antisociale jongeren baart zorgen.
Van belang is om de psychiatrische kwetsbaarheid verder te stabiliseren en de sociaal-emotionele ontwikkeling te stimuleren. De verdachte kan baat hebben bij interventies gericht op het terugdringen van recidive en behandelmodules voor het verlagen van de individuele risicofactoren.
Het advies van de deskundigen is een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel, gezien het hoge risico op gewelddadig gedrag in het algemeen en het veiligheidsbelang, het gebrek aan behandelmotivatie en de gewenste behandelduur. Een PIJ-maatregel is het enige kader waarbinnen een langdurige behandeling kan worden gegeven in gedwongen kader met een hoog beveiligingsniveau om een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de verdachte te bevorderen. De gedragsbeïnvloedende maatregel is zowel qua duur als behandelintensiteit ontoereikend.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft zich, zo blijkt uit het rapport d.d.
25 oktober 2013, geschaard achter het advies van het ForCA.
De rechtbank neemt de conclusies uit voornoemd rapport van ForCA over en maakt deze tot de hare.
Alles afwegende is de rechtbank allereerst van oordeel dat een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan hierna te melden duur een passende reactie is op het gedrag van de verdachte. Deze straf is weliswaar iets lager dan door de officier van justitie gevorderd, doch de rechtbank gaat daarbij uit van de noodzaak van behandeling in het kader van een PIJ-maatregel en zal dan ook het gegeven advies opvolgen en de maatregel opleggen en acht het van belang dat de behandeling van de verdachte voortvarend een aanvang zal nemen.
De rechtbank stelt vast dat het gepleegde feit een misdrijf is waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Op grond van hetgeen de psycholoog, de psychiater en de Raad voor de Kinderbescherming in hun rapporten vermelden is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna te noemen PIJ-maatregel) eisen. Bovendien is de maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte.
Nu de PIJ-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meerdere personen en dat bij de verdachte tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, is verlenging van de maatregel mogelijk.
De rechtbank adviseert de jeugddetentie en aansluitend de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen ten uitvoer te leggen in De Rentray, zoals beschreven in het rapport van het ForCA. Het advies van de deskundigen luidt immers:
“Gezien de beperkingen op zowel intellectueel als psychiatrisch vlak is een VIC-afdeling de enige reële keuze. De enige VIC-afdeling voor jeugdigen met een verstandelijke beperking bevindt zich in JJI Rentray Lelystad”.

7.De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel

[aangeefster] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 5.500,- (immateriële schade).
7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan de verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering wegens het ontbreken van een medische onderbouwing.
Daarnaast heeft hij opgemerkt dat de machtiging van de schadevergoedingsplicht, gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte en het ontbreken van vermogen en/of draagkracht, geïndiceerd is. Bovendien is bij de verdachte wellicht sprake van beperkte verstandelijke vermogens en een psychische of psychiatrische aandoening, hetgeen een grond is voor het beperken van de aansprakelijkheid.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De vordering is, hoewel door of namens de verdachte betwist, voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Daarnaast is uit het onderzoek ter terechtzitting vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de onder subsidiair
1e cumulatief/alternatief en 2e cumulatief/alternatief bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank acht de vordering als vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 5.500,- naar billijkheid toewijsbaar, gelet op het geweld dat tegen de benadeelde partij is gebruikt en die daartoe heeft verwezen naar een vergelijkbare uitspraak. De rechtbank verwerpt het betoog van de raadsman dat ziet op beperking van de aansprakelijkheid van de verdachte voor de vastgestelde schade in verband met zijn verstandelijke beperking en zijn psychische gesteldheid. Gesteld noch gebleken is dat die omstandigheden dusdanig zijn dat de onrechtmatige handelingen jegens de aangeefster – het delict – hem niet toegerekend zouden kunnen worden.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 5.500,- en daarbij tevens de gevorderde wettelijke rente vanaf 21 februari 2013 toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van die datum is ontstaan.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder subsidiair 1e cumulatief/alternatief en 2e cumulatief/alternatief bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 5.500,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 21 februari 2013 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [aangeefster].

8.De inbeslaggenomen goederen

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de op de beslaglijst vermelde voorwerpen zullen worden teruggegeven aan de rechthebbenden, te weten teruggave van de mobiele telefoon aan [aangever 2] en teruggave van € 175,- aan [aangeefster].
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het inbeslaggenomen geld opgemerkt dat niet vaststaat dat dit afkomstig is van het slachtoffer.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Blijkens het politieonderzoek en de verklaring van [aangever 2] valt zij als rechthebbende van het op de beslaglijst vermelde voorwerp, te weten de mobiele telefoon, aan te merken.
Nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave hiervan gelasten.
Ten aanzien van het op de beslaglijst vermelde geldbedrag van € 175,- overweegt de rechtbank het volgende.
De verdachte heeft weliswaar verklaard dat het zijn geld is, maar dat heeft hij op geen enkele wijze aannemelijk weten te maken. Bovendien heeft de vader van de verdachte verklaard dat de verdachte niet over zoveel geld beschikt.
Uit de verklaring van de aangeefster blijkt dat er van haar € 175,- (3 briefjes van € 50,-, 1 briefje van € 20,- en 1 briefje van € 5,-) is weggenomen. Dit bedrag in deze samenstelling is ook onder de verdachte in beslaggenomen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat [aangeefster] als de rechthebbende valt aan te merken en gelast de teruggave van voornoemd geldbedrag aan haar, nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet meer verzet.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
77a, 77g, 77h, 77i, 77s, 77v, 77gg, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding onder primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de hem bij dagvaarding onder subsidiair 1e cumulatief/alternatief en 2e cumulatief/alternatief ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
ten aanzien van subsidiair, 1e cumulatief/alternatief:
AFPERSING;
ten aanzien van subsidiair, 2e cumulatief/alternatief:
DIEFSTAL, VOORAFGEGAAN EN VERGEZELD VAN GEWELD EN BEDREIGING MET GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL VOOR TE BEREIDEN EN GEMAKKELIJK TE MAKEN;
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentie voor de duur van 10 (tien) maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
en legt voorts de verdachte op de maatregel van
plaatsing in een inrichting voor jeugdigen;
ten aanzien van subsidiair, 1e cumulatief/alternatief en 2e cumulatief/alternatief:
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe ten laste van de verdachte en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [aangeefster], een bedrag van € 5.500,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 21 februari 2013 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 5.500,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 21 februari 2013 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [aangeefster];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 10 dagen;
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen;
gelast de teruggave aan [aangever 2] van het op de beslaglijst vermelde voorwerp,
te weten: een mobiele telefoon (Nokia met IMEI-nummer: 354208034432774);
gelast de teruggave aan [aangeefster] van het op de beslaglijst vermelde voorwerp,
te weten: € 175,-.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C. Koekman, kinderrechter, voorzitter,
mr. J.M. Ghrib, kinderrechter,
mr. N.F.H. van Eijk, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van R. van Ast-Natadiningrat, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van
28 november 2013.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2013/038127
2.Algemeen dossier [c], bijlage AG, proces-verbaal aangifte [aangeefster], p. 1 personalia, p. 2 alinea 5, p. 3, p. 4 alinea 1-8, p. 5, p. 6 alinea 1-5
3.Algemeen dossier [c], bijlage AH, proces-verbaal van bevindingen, p. 8-9
4.Algemeen dossier [c], bijlage AG, proces-verbaal aangifte [aangeefster], p. 6 alinea 6
5.Algemeen dossier [c], bijlage GT, proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1], p. 1 alinea 2
6.Algemeen dossier [c], bijlage AG, SEH medisch dossier, p. 24-25
7.Algemeen dossier [c], bijlage AH, proces-verbaal van bevindingen, p. 13-14
8.Verdachtendossier onderzoeken [c] en [d], proces-verbaal aanhouding, p. 1-2
9.Algemeen dossier [c], bijlage AH, proces-verbaal van bevindingen, p. 45
10.Algemeen dossier [c], bijlage AH, proces-verbaal van bevindingen, p. 46
11.Algemeen dossier [c], bijlage AG, proces-verbaal aangifte [aangeefster], p. 6 alinea 8
12.Algemeen dossier [c], bijlage GT, proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1], p. 1 alinea 1-4
13.Algemeen dossier [c], bijlage GT, proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1], p. 5 alinea 2 en foto p. 7
14.Algemeen dossier [c], bijlage GT, proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1], p. 1 alinea 5, p. 2 alinea 1
15.Algemeen dossier [c], bijlage GT, proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2], p. 12 alinea 2-4
16.Algemeen dossier [c], bijlage AH, proces-verbaal Buitenwatersloot, p. 68-70
17.Algemeen dossier [c], bijlage AH, proces-verbaal videobeelden GMC, p. 75
18.Algemeen dossier [c], bijlage AH, proces-verbaal videobeelden GMC, p. 74 alinea 1 en onderste 2 foto’s
19.Algemeen dossier [c], bijlage AH, proces-verbaal videobeelden GMC, p. 73 alinea 6 en p. 74 bovenste 4 foto’s
20.Verdachtendossier onderzoeken [c] en [d], p. 39 een na laatste en laatste alinea
21.Rapport NFI d.d. 26 februari 2013
22.Rapport NFI d.d. 3 mei 2013
23.Rapport NFI d.d. 26 februari 2013